Bestuursrecht
Hoofdstuk 1
Centrale begrippen (kennisclips):
Bestuursrecht gaat over de overheid en burger. De overheid (het bestuur) kan zonder toestemming
van de burger bepalen wat de rechten en plichten van hen zijn --> eenzijdige rechtshandeling.
- Bestuursorganen (1:1): voldoet het aan sub a is het een a-orgaan, anders een b-orgaan. Het
is de overheid.
- Belanghebbende (1:2): dit is de burger, het is degene wie zijn belang rechtsreeks bij het
besluit is betrokken.
- Het besluit (1: 3): een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan waarin een
publiekrechtelijke handeling wordt gedaan.
De samenhang: De bovenstaande artikelen kunnen niet zonder elkaar, ze kunnen namelijk niet los
van elkaar gezien worden. In 8:1 AwB komt deze samenhang ook terug, 8:1 hangt ook samen met
7:1.
Deze begrippen en alle regels vind je in de AwB. Hier is het algemeen bestuursrecht in vastgelegd.
Algemeen bestuur wet gaat over alle terreinen.
Je hebt ook het bijzonder bestuursrecht, dit is wat meer inhoudelijk. Het gaat dus over specifieke
gebieden. Voorbeeld: vreemdelingen en participatie wet.
Is iets niet geregeld in de bijzondere wet? Dan geldt de algemene wet.
Het Europees recht is onmisbaar voor het bestuursrecht, en andersom ook.
Rechtsoverwegingen (RO): de rechter gaat dan de argumenten af en gaat na waarom er wel of niet
aan een wetsartikel is voldaan.
Functies van het Bestuursrecht:
1. Instrumentele functie: overheid krijgt de bevoegdheden om hun taken bijvoorbeeld tov jou
te vervullen.
2. Waarborg functie: rechtsbescherming van de burger tegen de overheid, de burger krijgt
hiervoor middelen.
3. Normerende functie: bestuur krijgt regels voor de uitoefening van hun bevoegdheden.
,Hoofdstuk 2
Er is een speciale commissie ontstaan doordat er verplicht van de Grondwet bestuursrechtelijke
regels moeten zijn --> omvangrijke wetgevingsoperatie.
De Awb wordt ook wel de ‘aanbouwnet’ genoemd, het komt namelijk in tranches tot stand. Dit
betekent dat aan de hand van nieuwe rechtsontwikkelingen er nieuwe onderwerpen komen.
Er zijn dus tussentijdse wijzigingen en aanvullingen:
- Kleinere praktische problemen worden opgelost.
- De Awb kan worden aangepast aan een nieuwe Europese regel of aan het politieke
wensenlijstje van de regering.
Systeem en inhoud:
Doelstellingen Awb: Nog verder uitwerken!
1. Bevorderen eenheid binnen bestuursrechtelijke wetgeving, alles is makkelijker op 1 plek te
vinden.
2. Systematiseren en vereenvoudigen
3. Het opschrijven van bepaalde jurisprudentie, deze worden vanaf nu in de wetgeving
opgenomen in plaats van dat je naar de uitspraak moet kijken.
4. Treffen van voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet in de
bijzondere wet zitten
De Awb heeft een gelaagde structuur.
Relatie met andere wetgeving:
De Awb is nodig voor de uniformering (zelfde wetten laten gelden door het land) van het
bestuursrecht. De vraag in hoeverre regelgevers mogen afwijken van het Awb staat hier centraal.
Categorieën Awb-regels:
1. Dwingend recht, regels zonder uitzondering. Art. 3:3
2. Regelend recht, Awb is dan de ‘hoofdregel’ maar staat afwijking toe als dat aangegeven is.
Art. 4:1
3. Aanvullend recht, bijzondere wet bevat de hoofdregel, maar is daar niks in geregeld? Dan
geld de Awb. Gaan er dus vanuit dat het geregeld is in de bijzondere wetgeving. Art. 4:13
4. Facultatief recht, de bijzondere wetgever kan een bepaling uit de Awb van toepassing
verklaren. Art. 3:10
, Hoofdstuk 3
Inleiding:
De overheid wordt hier niet benoemd, wij spreken van een verzameling van:
Organen, (rechts)personen, instellingen, organisaties en diensten.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat:
1. Territoriale decentralisatie: organen hebben voor een bepaald territorium bevoegdheden
gekregen tot het vaststellen van wettelijke regels en nemen van andere beslissingen. De
uitoefening en omvang is begrensd, kunnen alleen beslissingen nemen die voor de personen
in dat territorium zijn.
2. Functionele decentralisatie: organen zijn slechts bevoegd beslissingen te nemen voor enkele
in de wet omschreven functies of terreinen.
Bij waterschappen is het vaak een mengsel van deze 2.
Het bestaan van verschillende bestuursorganen zorgt voor een grote bestuurlijke diversiteit, zo
worden overheidstaken optimaal nagestreefd. Het is namelijk zo dat als er een kleine afstand tussen
overheid en burger bestaat er het volgende gebeurt:
- Makkelijker informatie uitwisselen;
- Snel beslissingen kunnen maken;
- Bestuursorganen kunnen letten op naleving van die beslissing en zo nodig maatregelen
nemen.
Er zijn ook nadelen:
- De democratische controle kan problematisch worden; ???
Openbare lichamen:
Openbaar lichaam = een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt.
1. Territoriale openbare lichamen: Staat, provincie en gemeenten en waterschappen.
2. Functionele openbare lichamen (art. 134 Gw.): een orde of instituut een bepaalde
beroepsgroep, dat met regelgevende bevoegdheid is belast. Zij kunnen ook eenzijdige regels
vaststellen. Bijvoorbeeld de Nederlandse orde van Advocaten.
Binnen deze openbare lichamen is er een algemeen (gekozen) bestuur: dagelijks bestuur en een
voorzitter.
Alle openbare lichamen hebben een rechtspersoonlijkheid, zij kunnen dus deelnemen aan het
privaatrechtelijke rechtsverkeer.
Je hebt ook publieke rechtspersonen, hun rechtspersoonlijkheid volgt uitsluitend uit de bijzondere
weten, zij heten dus ook wel ‘sui generis’. Deze rechtspersonen zijn drager van vermogensrechten.
Bestuursorganen:
Dit is geregeld in art. 1:1 lid 1 sub a en b.
De overheid is bij voorkeur publiekrechtelijk, maar zij kunnen ook door hun vermogensrechten te
gebruiken doelstellingen behalen, dit is dmv privaatrechtelijk handelen.
Hoofdstuk 1
Centrale begrippen (kennisclips):
Bestuursrecht gaat over de overheid en burger. De overheid (het bestuur) kan zonder toestemming
van de burger bepalen wat de rechten en plichten van hen zijn --> eenzijdige rechtshandeling.
- Bestuursorganen (1:1): voldoet het aan sub a is het een a-orgaan, anders een b-orgaan. Het
is de overheid.
- Belanghebbende (1:2): dit is de burger, het is degene wie zijn belang rechtsreeks bij het
besluit is betrokken.
- Het besluit (1: 3): een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan waarin een
publiekrechtelijke handeling wordt gedaan.
De samenhang: De bovenstaande artikelen kunnen niet zonder elkaar, ze kunnen namelijk niet los
van elkaar gezien worden. In 8:1 AwB komt deze samenhang ook terug, 8:1 hangt ook samen met
7:1.
Deze begrippen en alle regels vind je in de AwB. Hier is het algemeen bestuursrecht in vastgelegd.
Algemeen bestuur wet gaat over alle terreinen.
Je hebt ook het bijzonder bestuursrecht, dit is wat meer inhoudelijk. Het gaat dus over specifieke
gebieden. Voorbeeld: vreemdelingen en participatie wet.
Is iets niet geregeld in de bijzondere wet? Dan geldt de algemene wet.
Het Europees recht is onmisbaar voor het bestuursrecht, en andersom ook.
Rechtsoverwegingen (RO): de rechter gaat dan de argumenten af en gaat na waarom er wel of niet
aan een wetsartikel is voldaan.
Functies van het Bestuursrecht:
1. Instrumentele functie: overheid krijgt de bevoegdheden om hun taken bijvoorbeeld tov jou
te vervullen.
2. Waarborg functie: rechtsbescherming van de burger tegen de overheid, de burger krijgt
hiervoor middelen.
3. Normerende functie: bestuur krijgt regels voor de uitoefening van hun bevoegdheden.
,Hoofdstuk 2
Er is een speciale commissie ontstaan doordat er verplicht van de Grondwet bestuursrechtelijke
regels moeten zijn --> omvangrijke wetgevingsoperatie.
De Awb wordt ook wel de ‘aanbouwnet’ genoemd, het komt namelijk in tranches tot stand. Dit
betekent dat aan de hand van nieuwe rechtsontwikkelingen er nieuwe onderwerpen komen.
Er zijn dus tussentijdse wijzigingen en aanvullingen:
- Kleinere praktische problemen worden opgelost.
- De Awb kan worden aangepast aan een nieuwe Europese regel of aan het politieke
wensenlijstje van de regering.
Systeem en inhoud:
Doelstellingen Awb: Nog verder uitwerken!
1. Bevorderen eenheid binnen bestuursrechtelijke wetgeving, alles is makkelijker op 1 plek te
vinden.
2. Systematiseren en vereenvoudigen
3. Het opschrijven van bepaalde jurisprudentie, deze worden vanaf nu in de wetgeving
opgenomen in plaats van dat je naar de uitspraak moet kijken.
4. Treffen van voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet in de
bijzondere wet zitten
De Awb heeft een gelaagde structuur.
Relatie met andere wetgeving:
De Awb is nodig voor de uniformering (zelfde wetten laten gelden door het land) van het
bestuursrecht. De vraag in hoeverre regelgevers mogen afwijken van het Awb staat hier centraal.
Categorieën Awb-regels:
1. Dwingend recht, regels zonder uitzondering. Art. 3:3
2. Regelend recht, Awb is dan de ‘hoofdregel’ maar staat afwijking toe als dat aangegeven is.
Art. 4:1
3. Aanvullend recht, bijzondere wet bevat de hoofdregel, maar is daar niks in geregeld? Dan
geld de Awb. Gaan er dus vanuit dat het geregeld is in de bijzondere wetgeving. Art. 4:13
4. Facultatief recht, de bijzondere wetgever kan een bepaling uit de Awb van toepassing
verklaren. Art. 3:10
, Hoofdstuk 3
Inleiding:
De overheid wordt hier niet benoemd, wij spreken van een verzameling van:
Organen, (rechts)personen, instellingen, organisaties en diensten.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat:
1. Territoriale decentralisatie: organen hebben voor een bepaald territorium bevoegdheden
gekregen tot het vaststellen van wettelijke regels en nemen van andere beslissingen. De
uitoefening en omvang is begrensd, kunnen alleen beslissingen nemen die voor de personen
in dat territorium zijn.
2. Functionele decentralisatie: organen zijn slechts bevoegd beslissingen te nemen voor enkele
in de wet omschreven functies of terreinen.
Bij waterschappen is het vaak een mengsel van deze 2.
Het bestaan van verschillende bestuursorganen zorgt voor een grote bestuurlijke diversiteit, zo
worden overheidstaken optimaal nagestreefd. Het is namelijk zo dat als er een kleine afstand tussen
overheid en burger bestaat er het volgende gebeurt:
- Makkelijker informatie uitwisselen;
- Snel beslissingen kunnen maken;
- Bestuursorganen kunnen letten op naleving van die beslissing en zo nodig maatregelen
nemen.
Er zijn ook nadelen:
- De democratische controle kan problematisch worden; ???
Openbare lichamen:
Openbaar lichaam = een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt.
1. Territoriale openbare lichamen: Staat, provincie en gemeenten en waterschappen.
2. Functionele openbare lichamen (art. 134 Gw.): een orde of instituut een bepaalde
beroepsgroep, dat met regelgevende bevoegdheid is belast. Zij kunnen ook eenzijdige regels
vaststellen. Bijvoorbeeld de Nederlandse orde van Advocaten.
Binnen deze openbare lichamen is er een algemeen (gekozen) bestuur: dagelijks bestuur en een
voorzitter.
Alle openbare lichamen hebben een rechtspersoonlijkheid, zij kunnen dus deelnemen aan het
privaatrechtelijke rechtsverkeer.
Je hebt ook publieke rechtspersonen, hun rechtspersoonlijkheid volgt uitsluitend uit de bijzondere
weten, zij heten dus ook wel ‘sui generis’. Deze rechtspersonen zijn drager van vermogensrechten.
Bestuursorganen:
Dit is geregeld in art. 1:1 lid 1 sub a en b.
De overheid is bij voorkeur publiekrechtelijk, maar zij kunnen ook door hun vermogensrechten te
gebruiken doelstellingen behalen, dit is dmv privaatrechtelijk handelen.