1.2 Ontwikkeling en socialisatie (examen lesstof)
Opvoeding en ontwikkeling vanuit verschillende sociaalwetenschappelijke invalshoeken:
psychologie, sociologie en pedagogiek.
Vijf thema's
Ontwikkeling en socialisatie
Ontwikkelgebieden
Leermechanismen
Nature en nurture
Pedagogiek
1 Je kunt in Thema 1: Ontwikkeling en socialisatie
opvoedsituaties Je kan toelichten wat het belang is van kennis van psychologie en sociologie voor een sociaal werker.
kenmerken
onderscheiden van Je kan het verschil tussen de sociale wetenschappen psychologie en sociologie uitleggen.
ontwikkelingsstadia, Thema 2: Ontwikkelgebieden
stadia van Je begrijpt de sociaal-emotionele ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de theorie van
identiteitsvorming, Erikson, herkent deze in een casus en illustreert dit in een eigen voorbeeld,
socialisatieprocessen en met inbegrip van de verschillende psychosociale stadia met bijbehorende ontwikkelingstaken en
maatschappelijke kernconflicten.
factoren die van invloed
Je begrijpt de cognitieve ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de theorie van Piaget,
zijn op het opvoeden.
herkent deze in een casus en illustreert dit met een eigen voorbeeld, met inbegrip van de rol van
schema’s, processen van assimilatie en accommodatie, de typische kenmerken en belangrijkste
vaardigheden van het kind in elk van de vier onderscheiden stadia van het denken
Je schetst de ontwikkeling van een eigen sociale identiteit volgens Erikson en
volgens de vier trajecten van Marcia en Meeus en herkent deze in een casus.
2 Je kunt vanuit Thema 3: Leermechanismen
leertheorieën Je kan op hoofdpunten de verschillende vormen van leren onderscheiden
verschillende vormen volgens behavioristische en neo-behavioristische theorie.
van leren Thema 4: Nature en nurture
toelichten die een rol Je herkent, begrijpt en illustreert de nature- en nurture aspecten van de
spelen bij de ontwikkeling van een mens (je kan deze elementen herkennen in een casus).
ontwikkeling van
kinderen.
3 Je kunt vanuit Thema 5: Pedagogiek
ontwikkelingsopgaven en Je begrijpt, onderscheidt en herkent de betekenis van hechting en vormen van veilige en onveilige
de hechtingstheorie hechting (met behulp van de theorie van Bowlby en Ainsworth).;
uitleggen welke Je kan de aard van de hechtingsrelatie van een kind beschrijven en illustreren aan de hand van
opvoedingsvaardigheden de strange situation-test van Ainsworth;
van belang zijn om een Je vormt een mening en onderbouwt deze met de theorie wat betreft de invloed van de
kind te ondersteunen in verschillende opvoedingsstijlen en opvoedingsdoelen op een goede persoonlijke ontwikkeling van
zijn ontwikkeling en kind en jeugdige in het algemeen, en van de hechtingsrelatie en de identiteitsontwikkeling in het bijzonder.
welke rol het sociaal
werk hierbij kan
vervullen.
4 Je kunt verschillen in Je betrekt de theorie en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van opvoedingen
waarden, doelen en en vorming op de eigen socialisatie.
stijlen van opvoeders Je kan de socialisatie van een kind en jeugdige in een actuele Nederlandse, r
verklaren vanuit cultureel espectievelijk individualistische culturele context en een collectivistische niet-Nederlandse culturele
en maatschappelijk context onderscheiden en daarbij de pedagogische en maatschappelijke uitdagingen begrijpen voor kind
,perspectief. en ouder;
Je beschrijft en herkent de socialisatie van kind en jeugdige vanuit psychologische,
sociologisch en pedagogische invalshoeken, met inbegrip van de vier onderscheiden opvoedingsstijlen e
n de begrippen opvoedingsopgave, opvoedingstaken en opvoedingsdoelen en de begrippen cultuur,
rol en rolconflict, institutionalisering, sociale controle, identiteit.
,Vraag en antwoord
Wat is het verschil tussen de sociale wetenschappen psychologie en sociologie
wat is het belang van kennis van psychologie en sociologie voor een sociaal
werker.
Psychologie: Is de wetenschap en studie van menselijk gedrag en mentale processen.
Het belang van psychologie is inzicht krijgen in achtergronden, motieven en gedrag van
mensen.
De psychologie is de wetenschap die het gedrag van de mens (individu) bestudeert. niet alleen in wat
mensen doen en hoe ze het doen, maar ook wat mensen voelen, denken en hoe ze tot beslissingen
komen. Waarom is iemand agressief, depressief of avontuurlijk?
Sociologie: Sociologie bestudeert de wisselwerking tussen (het gedrag van) individuen en
groepen mensen in de maatschappij. Het helpt om achtergronden van problemen beter te
begrijpen en voorspellingen te doen over toekomst gedrag of voorwaarden voor verandering.
Hoe wij met elkaar samenleven in de maatschappij; welke invloed wij op elkaar hebben en hoe de
omgeving waarin we wonen ons beinvloedt. Sociologen maken duidelijk dat de maatschappij waarin
je leeft jou beinvloedt.
De verschillen:
Psychologie Sociologie
Gedrag individu Gedrag van groepen
Mentale processen Maatschappelijke invloeden
Nature Nurture
Hoe leren mensen? Wat leren mensen van wie, en aan wie?
De nature- en nurtureaspecten van de ontwikkeling van een mens herkennen,
begrijpen en illustreren.
heeft te maken met de vraag of genetische bepalingen ons vormen tot wie we
zijn of ons milieu/omgeving dit doet. De genetica (biologie) is de nature kant en
de omgeving is de nurture kant.
Nature: Aangeboren eigenschappen (erfelijke factoren)
Nature is de genetica (biologie) van de persoon. We erven vele trekken van familieleden zoals
haarkleur, oogleur, hoogte, enzovoorts. Dit zijn eigenschappen die gewoonlijk niet door de natuur
worden gewijzigd. Ze zijn een deel van onze genen die gecodeerd zijn op onze chromosomen. Het is
een bekend feit dat dit alles voortkomt uit de genetica, laat daar geen twijfel over bestaan. Wat de
echte vraag is, als het gaat om de nature, is of de meer, abstracte eigenschappen (gedrag,
temperament, angst, persoonlijkheid, enzovoort) ook uit de genen voorkomen.
Nurture: Invloed van omgeving
Nurture heeft te maken met onze omgeving. Heeft de omgeving invloed op het
type mens die hij of zij zal worden. Neem als voorbeeld dat nurture inderdaad de
oorzaak is van iemands gedrag, houding, persoonlijkheid, enzovoort. Dit zou
, betekenen dat anderen die de persoon omingen een bepaald gedrag kunnen
beinvloeden. Dit zou betekenen dat een persoon niet geboren wordt met een
persoonlijkheid, maar het de mensen in zijn of haar leven of in de samenleving
zijn die de aard van de persoon zullen vormgeven.
Voorbeeld:
Wisselwerking tussen nature en nurture
Iedereen wordt geboren met een bepaalde aanleg (nature) die, als deze wordt blootgesteld
aan de juiste invloeden uit onze omgeving (nurture) het volledige potentieel kan bereiken.
Nature: een kind is geboren met aanleg voor taalontwikkeling. Zonder nurture is
er geen taalontwikkeling, bijvoorbeeld zonder taalstimulering en beoefening is er
geen taalontwikkeling mogelijk. Denk ook aan taalachterstand en daardoor
ontwikkelingsachterstand bij dove kinderen.
Je wordt bijvoorbeeld geboren met muzikale aanleg, een ander talent of
intelligentie. Als je ouder jouw genoeg stimuleren leer je misschien wel piano
spelen op hoog niveau. Maar wanneer je ouders je bijvoorbeeld niet genoeg
stimulatie geven betreft schoolse activiteiten eindig je met een lager IQ, dan als
je ouders jou wel de juiste omgeving bieden. Gelijktijdig is het zo dat je er
waarschijnlijk nooit meer uit kan halen dan ‘erin zit’. Bij optimale invloed van de
omgeving bereik je dus jouw maximale IQ, of ontwikkel je je aangeboren
talenten.
De sociaal-emotionele ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de
theorie van Erikson begrijpen en herkennen in een casus en illustreren in
een eigen voorbeeld, met inbegrip van de verschillende psychosociale
stadia met bijbehorende ontwikkelingstaken en kernconflicten.
Erik Erikson is een Deens-Amerikaanse psycholoog. Erik Erikson zag onze geestelijke
ontwikkeling als een levenslang proces. Volgens zijn theorie moeten wij in de loop van ons
leven acht levensvaardigheden leren om goed te kunnen functioneren. In elke levensfase
dient er een psychosociaal conflict opgelost te worden. Een goede oplossing leidt tot succes
en voldoening.
Leeftijd/ Crisis Adequate Oplossing Inadequate Oplossing
Periode
0 tot 1,5 jaar Vertrouwen vs Fundamenteel gevoel van Gevoel van onzekerheid en
wantrouwen veiligheid, vertrouwen, vermogen angst
om te vertrouwen op krachten
buiten jezelf
1,5 tot 3 jaar Autonomie vs Perceptie van jezelf als handelend Gevoel dat je jezelf en
schaamte en persoon die in staat is zijn eigen gebeurtenissen niet onder
twijfel lichaam te beheersen en dingen controle hebt.
voor elkaar te krijgen.
3 tot 6 jaar Initiatief vs schuld Vertrouwen in jezelf als wezen dat Ontoereikend gevoel van
in staat is dingen in gang te zetten eigenwaarde.
en te scheppen.
6 tot puberteit Vlijt vs Beheersing van fundamentele Gebrek aan zelfvertrouwen en
minderwaardigheid sociale en intellectuele gevoel dat je faalt.
vaardigheden, acceptatie door
leeftijdsgenoten.
Adolescentie Identiteit vs Tevreden met jezelf als persoon die Gefragmenteerd zelfbeeld,
Opvoeding en ontwikkeling vanuit verschillende sociaalwetenschappelijke invalshoeken:
psychologie, sociologie en pedagogiek.
Vijf thema's
Ontwikkeling en socialisatie
Ontwikkelgebieden
Leermechanismen
Nature en nurture
Pedagogiek
1 Je kunt in Thema 1: Ontwikkeling en socialisatie
opvoedsituaties Je kan toelichten wat het belang is van kennis van psychologie en sociologie voor een sociaal werker.
kenmerken
onderscheiden van Je kan het verschil tussen de sociale wetenschappen psychologie en sociologie uitleggen.
ontwikkelingsstadia, Thema 2: Ontwikkelgebieden
stadia van Je begrijpt de sociaal-emotionele ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de theorie van
identiteitsvorming, Erikson, herkent deze in een casus en illustreert dit in een eigen voorbeeld,
socialisatieprocessen en met inbegrip van de verschillende psychosociale stadia met bijbehorende ontwikkelingstaken en
maatschappelijke kernconflicten.
factoren die van invloed
Je begrijpt de cognitieve ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de theorie van Piaget,
zijn op het opvoeden.
herkent deze in een casus en illustreert dit met een eigen voorbeeld, met inbegrip van de rol van
schema’s, processen van assimilatie en accommodatie, de typische kenmerken en belangrijkste
vaardigheden van het kind in elk van de vier onderscheiden stadia van het denken
Je schetst de ontwikkeling van een eigen sociale identiteit volgens Erikson en
volgens de vier trajecten van Marcia en Meeus en herkent deze in een casus.
2 Je kunt vanuit Thema 3: Leermechanismen
leertheorieën Je kan op hoofdpunten de verschillende vormen van leren onderscheiden
verschillende vormen volgens behavioristische en neo-behavioristische theorie.
van leren Thema 4: Nature en nurture
toelichten die een rol Je herkent, begrijpt en illustreert de nature- en nurture aspecten van de
spelen bij de ontwikkeling van een mens (je kan deze elementen herkennen in een casus).
ontwikkeling van
kinderen.
3 Je kunt vanuit Thema 5: Pedagogiek
ontwikkelingsopgaven en Je begrijpt, onderscheidt en herkent de betekenis van hechting en vormen van veilige en onveilige
de hechtingstheorie hechting (met behulp van de theorie van Bowlby en Ainsworth).;
uitleggen welke Je kan de aard van de hechtingsrelatie van een kind beschrijven en illustreren aan de hand van
opvoedingsvaardigheden de strange situation-test van Ainsworth;
van belang zijn om een Je vormt een mening en onderbouwt deze met de theorie wat betreft de invloed van de
kind te ondersteunen in verschillende opvoedingsstijlen en opvoedingsdoelen op een goede persoonlijke ontwikkeling van
zijn ontwikkeling en kind en jeugdige in het algemeen, en van de hechtingsrelatie en de identiteitsontwikkeling in het bijzonder.
welke rol het sociaal
werk hierbij kan
vervullen.
4 Je kunt verschillen in Je betrekt de theorie en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van opvoedingen
waarden, doelen en en vorming op de eigen socialisatie.
stijlen van opvoeders Je kan de socialisatie van een kind en jeugdige in een actuele Nederlandse, r
verklaren vanuit cultureel espectievelijk individualistische culturele context en een collectivistische niet-Nederlandse culturele
en maatschappelijk context onderscheiden en daarbij de pedagogische en maatschappelijke uitdagingen begrijpen voor kind
,perspectief. en ouder;
Je beschrijft en herkent de socialisatie van kind en jeugdige vanuit psychologische,
sociologisch en pedagogische invalshoeken, met inbegrip van de vier onderscheiden opvoedingsstijlen e
n de begrippen opvoedingsopgave, opvoedingstaken en opvoedingsdoelen en de begrippen cultuur,
rol en rolconflict, institutionalisering, sociale controle, identiteit.
,Vraag en antwoord
Wat is het verschil tussen de sociale wetenschappen psychologie en sociologie
wat is het belang van kennis van psychologie en sociologie voor een sociaal
werker.
Psychologie: Is de wetenschap en studie van menselijk gedrag en mentale processen.
Het belang van psychologie is inzicht krijgen in achtergronden, motieven en gedrag van
mensen.
De psychologie is de wetenschap die het gedrag van de mens (individu) bestudeert. niet alleen in wat
mensen doen en hoe ze het doen, maar ook wat mensen voelen, denken en hoe ze tot beslissingen
komen. Waarom is iemand agressief, depressief of avontuurlijk?
Sociologie: Sociologie bestudeert de wisselwerking tussen (het gedrag van) individuen en
groepen mensen in de maatschappij. Het helpt om achtergronden van problemen beter te
begrijpen en voorspellingen te doen over toekomst gedrag of voorwaarden voor verandering.
Hoe wij met elkaar samenleven in de maatschappij; welke invloed wij op elkaar hebben en hoe de
omgeving waarin we wonen ons beinvloedt. Sociologen maken duidelijk dat de maatschappij waarin
je leeft jou beinvloedt.
De verschillen:
Psychologie Sociologie
Gedrag individu Gedrag van groepen
Mentale processen Maatschappelijke invloeden
Nature Nurture
Hoe leren mensen? Wat leren mensen van wie, en aan wie?
De nature- en nurtureaspecten van de ontwikkeling van een mens herkennen,
begrijpen en illustreren.
heeft te maken met de vraag of genetische bepalingen ons vormen tot wie we
zijn of ons milieu/omgeving dit doet. De genetica (biologie) is de nature kant en
de omgeving is de nurture kant.
Nature: Aangeboren eigenschappen (erfelijke factoren)
Nature is de genetica (biologie) van de persoon. We erven vele trekken van familieleden zoals
haarkleur, oogleur, hoogte, enzovoorts. Dit zijn eigenschappen die gewoonlijk niet door de natuur
worden gewijzigd. Ze zijn een deel van onze genen die gecodeerd zijn op onze chromosomen. Het is
een bekend feit dat dit alles voortkomt uit de genetica, laat daar geen twijfel over bestaan. Wat de
echte vraag is, als het gaat om de nature, is of de meer, abstracte eigenschappen (gedrag,
temperament, angst, persoonlijkheid, enzovoort) ook uit de genen voorkomen.
Nurture: Invloed van omgeving
Nurture heeft te maken met onze omgeving. Heeft de omgeving invloed op het
type mens die hij of zij zal worden. Neem als voorbeeld dat nurture inderdaad de
oorzaak is van iemands gedrag, houding, persoonlijkheid, enzovoort. Dit zou
, betekenen dat anderen die de persoon omingen een bepaald gedrag kunnen
beinvloeden. Dit zou betekenen dat een persoon niet geboren wordt met een
persoonlijkheid, maar het de mensen in zijn of haar leven of in de samenleving
zijn die de aard van de persoon zullen vormgeven.
Voorbeeld:
Wisselwerking tussen nature en nurture
Iedereen wordt geboren met een bepaalde aanleg (nature) die, als deze wordt blootgesteld
aan de juiste invloeden uit onze omgeving (nurture) het volledige potentieel kan bereiken.
Nature: een kind is geboren met aanleg voor taalontwikkeling. Zonder nurture is
er geen taalontwikkeling, bijvoorbeeld zonder taalstimulering en beoefening is er
geen taalontwikkeling mogelijk. Denk ook aan taalachterstand en daardoor
ontwikkelingsachterstand bij dove kinderen.
Je wordt bijvoorbeeld geboren met muzikale aanleg, een ander talent of
intelligentie. Als je ouder jouw genoeg stimuleren leer je misschien wel piano
spelen op hoog niveau. Maar wanneer je ouders je bijvoorbeeld niet genoeg
stimulatie geven betreft schoolse activiteiten eindig je met een lager IQ, dan als
je ouders jou wel de juiste omgeving bieden. Gelijktijdig is het zo dat je er
waarschijnlijk nooit meer uit kan halen dan ‘erin zit’. Bij optimale invloed van de
omgeving bereik je dus jouw maximale IQ, of ontwikkel je je aangeboren
talenten.
De sociaal-emotionele ontwikkeling van baby tot volwassene volgens de
theorie van Erikson begrijpen en herkennen in een casus en illustreren in
een eigen voorbeeld, met inbegrip van de verschillende psychosociale
stadia met bijbehorende ontwikkelingstaken en kernconflicten.
Erik Erikson is een Deens-Amerikaanse psycholoog. Erik Erikson zag onze geestelijke
ontwikkeling als een levenslang proces. Volgens zijn theorie moeten wij in de loop van ons
leven acht levensvaardigheden leren om goed te kunnen functioneren. In elke levensfase
dient er een psychosociaal conflict opgelost te worden. Een goede oplossing leidt tot succes
en voldoening.
Leeftijd/ Crisis Adequate Oplossing Inadequate Oplossing
Periode
0 tot 1,5 jaar Vertrouwen vs Fundamenteel gevoel van Gevoel van onzekerheid en
wantrouwen veiligheid, vertrouwen, vermogen angst
om te vertrouwen op krachten
buiten jezelf
1,5 tot 3 jaar Autonomie vs Perceptie van jezelf als handelend Gevoel dat je jezelf en
schaamte en persoon die in staat is zijn eigen gebeurtenissen niet onder
twijfel lichaam te beheersen en dingen controle hebt.
voor elkaar te krijgen.
3 tot 6 jaar Initiatief vs schuld Vertrouwen in jezelf als wezen dat Ontoereikend gevoel van
in staat is dingen in gang te zetten eigenwaarde.
en te scheppen.
6 tot puberteit Vlijt vs Beheersing van fundamentele Gebrek aan zelfvertrouwen en
minderwaardigheid sociale en intellectuele gevoel dat je faalt.
vaardigheden, acceptatie door
leeftijdsgenoten.
Adolescentie Identiteit vs Tevreden met jezelf als persoon die Gefragmenteerd zelfbeeld,