Hoofdstuk 1 – scheikunde is overal
Paragraaf 1 – stofeigenschappen
Scheikunde
Scheikunde gaat over stoffen en chemische reacties
zuivere stof: bestaat uit één stof
mengsel: bestaat uit meerdere stoffen
Stofeigenschappen
eigenschappen van een stof -> stofeigenschappen (kleur, smaak,
brandbaarheid, etc.)
Smeltpunt: temperatuur waarbij een stof smelt (water 0 graden)
Kookpunt: temperatuur waarbij een stof kookt (water 100 graden)
-> ook stofeigenschappen
Dichtheid
Stoffen kunnen ook eigenschappen hebben die geen
stofeigenschappen zijn (massa en volume). -> geven niet aan welke
stof iets is.
Eigenschappen die je kunt meten: grootheden. Eenheid is de maat
waarmee je een grootheid meet.
Dichtheid: combinatie van massa en volume. Wel een
stofeigenschap. Met een dichtheid kan je bepalen van welke stof
iets gemaakt is.
Dichtheid = massa : volume
Paragraaf 2 – veiligheid
Veilig omgaan met stoffen
Gevarenpictogrammen: ‘waarschuwingsborden’ voor gevaarlijke
stoffen.
H-zinnen: gaan over gezondheidsgevaren
P-zinnen: gaan over preventie, voorkomen van ongelukken.
Paragraaf 3 – faseveranderingen
Fasen
toestand waarin een stof voorkomt -> fase; 3 soorten;
1. Vaste fase (s), wanneer temperatuur lager is dan smeltpunt
2. Vloeibare fase (l), wanneer temperatuur tussen smelt- en
kookpunt ligt.
3. Gasvormige fase(g), wanneer temperatuur hoger dan
kookpunt is
Faseveranderingen
faseverandering: overgang van de ene fase van een stof
Paragraaf 1 – stofeigenschappen
Scheikunde
Scheikunde gaat over stoffen en chemische reacties
zuivere stof: bestaat uit één stof
mengsel: bestaat uit meerdere stoffen
Stofeigenschappen
eigenschappen van een stof -> stofeigenschappen (kleur, smaak,
brandbaarheid, etc.)
Smeltpunt: temperatuur waarbij een stof smelt (water 0 graden)
Kookpunt: temperatuur waarbij een stof kookt (water 100 graden)
-> ook stofeigenschappen
Dichtheid
Stoffen kunnen ook eigenschappen hebben die geen
stofeigenschappen zijn (massa en volume). -> geven niet aan welke
stof iets is.
Eigenschappen die je kunt meten: grootheden. Eenheid is de maat
waarmee je een grootheid meet.
Dichtheid: combinatie van massa en volume. Wel een
stofeigenschap. Met een dichtheid kan je bepalen van welke stof
iets gemaakt is.
Dichtheid = massa : volume
Paragraaf 2 – veiligheid
Veilig omgaan met stoffen
Gevarenpictogrammen: ‘waarschuwingsborden’ voor gevaarlijke
stoffen.
H-zinnen: gaan over gezondheidsgevaren
P-zinnen: gaan over preventie, voorkomen van ongelukken.
Paragraaf 3 – faseveranderingen
Fasen
toestand waarin een stof voorkomt -> fase; 3 soorten;
1. Vaste fase (s), wanneer temperatuur lager is dan smeltpunt
2. Vloeibare fase (l), wanneer temperatuur tussen smelt- en
kookpunt ligt.
3. Gasvormige fase(g), wanneer temperatuur hoger dan
kookpunt is
Faseveranderingen
faseverandering: overgang van de ene fase van een stof