Marktaandeel
- Totale markt uitrekenen (percentage berekenen op 100%)
- Verkochte stuks / totale markt x 100
- In omzet of stuks berekenen
Vb.
6 miljoen huishoudens
4 miljoen huishoudens drinkt gemiddeld 35L bier
600.000 huishoudens koopt Drommels die hiermee 40% van hun totale verbruik dekken
Drommels drinkers gebruiken gemiddeld 5% minder dan het gemiddelde
Gebruiksintensiteit
Gemiddeld gebruik merk / gemiddeld gebruik product
Gemiddeld gebruik (merk/product) / gemiddeld gebruik totale markt
Verbruik intensiteit
Gebruik merk / gebruikers merk / gebruik product / gebruikers product
Marktaandeel (verwachte marktaandeel)
Cumulatieve penetratie x % herhalingsaankopen x verbruiks intensiteit index
Cumulatieve penetratie = heeft ooit het product gekocht (bijvoorbeeld 80% v/d mensen)
Herhalingsaankopen = Koopt het nog steeds
Verbruiks intensiteit index = gebaseerd op gemiddeld (gemiddelde koper)
Penetratiegraad
75.000 huishoudens
7.800 pakken Coolbest verkocht
Van de Alphense huishoudens die Coolbest drinken, heeft 70% die maand een pak gekocht en 30%
van deze huishoudens heeft twee pakken gekocht
,Procentuele verandering berekenen
Nieuw-oud / oud
Primaire vraag
Primaire vraag
Vraag naar de productgroep
Primaire vraag
Relatieve vraag naar een bepaald merk = marktaandeel
,Bezitsgraad
Percentage van de (huishoudens) dat het product bezit
4.100.000 = het aantal huishoudens
5.000.000 = het aantal televisietoestellen in gebruik
Penetratie uitrekenen
(Percentage van de categorie x 100) x (percentage merk) x (gemiddeld verbruik in de categorie)
Totale afzet (oud & nieuw uitrekenen)
Nieuw – oud/oud = … (noteren in percentages)
Selectieve vraag
De consumentenvraag naar de productklasse circa €10 miljard per jaar
De consumentenomzet van Snikey sportschoenen bedraagt circa €1 miljard per jaar
Hoe groot is de vraag naar …
Bevolking €16 miljoen
Uitgaven eten en drinken €3.000 p/j p.p
Gemiddeld 15% aan drank waarvan 1/3 aan softdrins
Als 10% van deze softdrinks uitgaven gebruikt wordt voor cola, hoe groot is dan de vraag naar cola?
,Hoofdstuk 2
Prijselasticiteit
Prijselasticiteit = ∆Q/Q oud
∆P/P oud
∆Q = Q nieuw – Q oud
∆P = P nieuw – P oud
Vb.
Omzet in 1997 €400.000
Prijs per product €25,-
Prijselasticiteit v/d vraag -1,5
Per 1 januari wordt de prijs met 7% verlaagd
Vb.
Door een verandering P is de afzet + 25%
Normale P = 15,75
Pe v/d vraag = -1,5
Betekenis tekens
PxQ–VxQ=
P = prijs
Q = Aantal
V = Variabele kosten
,Kruislinkse prijselasticiteit
Vb.
Zwitserse kaas van €4,- per 100g naar €4,25 per 100g
Nederlandse kaas + 4% afzetstijging
Inkomenselasticiteit
Vb.
Inkomen 1997 met 1,5% gestegen
Afzet van 40.000 in 1995 naar 53.000 in 1997
80% in 1996 gerealiseerd
Hoe groot is de inkomenselasticiteit v/d vraag voor dit product
53.000 – 40.000 = 13.000 (over 2 jaar
1997 = 20% van 13.000 = 2.600
Q = 53.000 – 50..400
I = 0,015 (15%)
0,,015 = 3,44
, Hoofdstuk 2.2
1) Numerieke distributie ND
In 500 winkels zijn Sharp tv’s verkrijgbaar.
In totaal zijn er 2.000 winkels waar tv’s worden verkocht.
ND = 500 x 100% = 25%
2000
2) Gewogen distributie GD
De winkels die Sharp tv’s verkopen hebben een omzet in tv’s van 200 miljoen.
In totaal maken de winkels die tv’s verkopen een omzet in tv’s van 500 miljoen.
GD = 200 x 100% = 40%
500
3) Selectie-indicator SI
5000 winkels verkopen Sharp tv’s. Totale omzet in tv’s = 200mln.
2.000 winkels verkopen tv’s.
totale omzet in tv’s = 500mln
SI = 200mln/500 = 400.000 = 1,6
500mln/2.000 = 250.000
4) Omzet-aandeel OA
De omzet van Sharp tv’s is 25mln.
In totaal hebben de Sharp-winkels een omzet in tv’s van 200 mln
OA = 25 x 100% = 12,5%
200