Samenvatting persoonlijkheidsleer
Week 1:
Hoofdstuk 1 introductie in persoonlijkheidsleer
Persoonlijkheid: Wat is dat?
Persoonlijkheid = de set psychologische trekken en mechanismen binnen het individu die zijn
geordend en redelijk stabiel over tijd zijn. Persoonlijkheid heeft invloed op interacties en
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgevingen
Psychologische trekken = kenmerken die mensen verschillend maken
Trekken beschrijven de gemiddelde neigingen van een persoon
Onderzoeken naar persoonlijkheid stellen 4 vragen:
Hoeveel trekken zijn er?
o Trekken kunnen verschillende vormen aannemen in individuen, culturen of eeuwen
Hoe is de organisatie/structuur van trekken?
o Hoe bijvoorbeeld trekken gerelateerd zijn aan elkaar
Waar komen de trekken vandaan?
o Genetisch of omgeving
Causale verbanden?
o De gevolgen van bepaalde trekken
Psychologische mechanismen
= Het proces van persoonlijkheid
Mechanismen hebben 3 ingrediënten:
o Inputs: informatie van omgeving
o Decision rules: denken over mogelijkheden
o Outputs: gedrag van bepaalde acties
Niet alle trekken en mechanismen zijn altijd geactiveerd, meestal maar een paar
Within the individual = persoonlijkheid is iets wat een persoon altijd bij zich draag van 1 situatie naar
de volgende
Persoonlijkheid is georganiseerd en consistent
Mechanismen en trekken zijn gelinkt aan elkaar op een coherente manier
Persoonlijkheidstrekken en mechanismen kunnen effect hebben op mensen hun leven: influental
forces
Hoe we doen
Hoe we onszelf zien etc.
,Stabiliteit, interactie en aanpassing
1. Interactie met omgeving
o Perceptie: hoe we de omgeving zien
o Selectie: we kiezen welke situaties we binnengaan
o Evocatie: de reacties die we produceren in anderen, vaak onbedoeld
o Manipulatie: de manieren hoe we andere opzettelijk beïnvloeden
2. (Tijdelijke) behoeften, zoals honger
3. State (tijdelijk) vs. Trait
4. Maar we blijven min of meer dezelfde personen
5. Adaptatie: om dingen te bereiken moeten we omgaan met problemen en uitdagingen en
mensen hebben zelf manieren gevonden om dit op te lossen
o Fysieke omgeving: tekort aan voedsel, dieren, warmte
o Sociale omgeving: vrienden, baan
o Intrapsychische omgeving: in je hoofd, dromen, fantasieën
3 niveaus van persoonlijkheid
Human nature: zoals iedereen, universeel trekken die iedereen heeft (taal)
Individuele (extraversie en introversie) en groepsverschillen (religie): zoals sommige
Individuele uniciteit: alleen jij, iedereen heeft een andere persoonlijkheid
o Nomothetisch onderzoek: vergelijkingen tussen individuen en groepen
o Idiografisch onderzoek: alleen onderzoek naar 1 persoon
Zes domeinen: human nature
1. Dispositioneel: inherent, manieren waarop individuen geneigd zijn om te gedragen en
waarom deze aanleg verschillen tussen mensen
2. Biologisch: genen, psychofysiologie en evolutie zijn de bouwblokken voor gedrag, gedachtes
en emoties
3. Intrapsychisch: mentale mechanismen (vaak onbewust)
4. Cognitief: observaties, subjectieve ervaringen en cognitie zoals bewuste gedachten,
gevoelens en verlangens over onszelf en anderen
5. Sociaal en cultureel: context, omgeving hebben invloed op persoonlijkheid
6. Aanpassing: coping en adaptatie van goede en minder goede momenten in het leven
Theorieën over persoonlijkheid
Een goede theorie heeft als doel/rol
Geven een kader voor onderzoekers
Organiseren van kennis
Voorspellen en verklaren van gedrag
Criteria (standaarden voor evalueren theorieën)
Volledig: verklaard meeste feiten en observaties
Heuristiek: leidt tot nieuwe ontdekkingen
Testbaar
Parsimony: weinig vooronderstellingen/aannames
Compatibiliteit en integratie (met bestaande kennis): het is consistent met kennis van andere
domeinen
,Hoofdstuk 9 psychoanalytische benaderingen van persoonlijkheid
Psychoanalyse (Freud, 1900)
Psychische energie: onze driften en verlangens, het (on)bewuste leeft het eigen leven. Blijft
constant in leven verandering in energie verandering persoonlijkheid
Instincten zoals libido (levensinstinct) en thanatos (de vernietiging van het leven)
Psychisch determinisme: niks gebeurt zonder reden, motivated onderbewustzijn. Alles wat
we doen gebeurt vanwege de expressie van ons verstand
Seksuele driften
Een verandering van persoonlijkheid is een herbepaling van psychische energie
Structuur (topografie) van de persoonlijkheid
Ego: bewustzijn (hier en nu): alle gedachtes,
gevoelens en percepties die je bewust bent
Superego: pre-bewustzijn: opgeslagen herinneringen
waar je bij kunt
Id: on(der)bewustzijn: grootste deel van de
menselijke geest, instincten, verlangens, driften
Volgens Freud:
Id: we zijn er allemaal mee geboren en het is de bron
van alle driften en urges
o Als kind overeerst id
o Pleasure principle
Ego: het stuk van het verstand dat de Id naar de werkelijkheid brengt
o Het ontwikkelt zich in jaar 2 of 3
o Reality principle
Superego: het hooghouden van sociale waarden en idealen
o Jaar 5
Ze interacteren constant met elkaar
Een goed gebalanceerd verstand (mind) heeft een sterk ego
o Balanceert de id en superego
Psychoanalytische persoonlijkheidstheorie: de manier waarop mensen hun verstand gebruiken met
seksuele en agressieve instincten
Dynamiek van persoonlijkheid
3 type angsten
Objectieve angst: echte externe angsten naar persoon
Neurotische angsten: conflict tussen id en ego
Morele angst: conflict tussen ego en superego
Verdedigingsmechanismen tegen angsten
Repressie: onderdrukken van onbewuste
Ontkenning: weigeren iets in te zien
Displacement: afreageren naar een niet bedreigend iets
Rationalisering; bijv. oorzaak buiten jezelf leggen, acceptabele uitleg verzinnen
Projectie: toeschrijven aan anderen
o False concensus effect: neiging dat andere hetzelfde zijn als zijzelf
Sublimatie: omvormen naar iets acceptabels
, Psychoseksuele fasen van persoonlijkheidsontwikkeling
Orale fase; 0-18 mnd, baby drinkt van de borst
Anale fase; 18 mnd- 3 jr, zindelijkheid
Fallische fase; 3-5 jr, jongens en meisjes komen erachter dat ze verschillen
o Oedipus conflict: jongens worden verliefd op moeder en willen alleen haar
o Penis envy: meisjes willen alleen vader en jaloers op penis
Latentie fase; 6-10 jr, alles wordt wat rustiger, weinig ontwikkeling
Genitale fase; puberteit en later, geslachtsrijp worden
Fixatie: als een fase niet kan worden afgesloten, kunnen ze daarin vast blijven zitten- oorzaak
latere problemen
De psycho-analyse (psychotherapy kan mensen helpen die een mentale disorder of problemen
hebben) en persoonlijkheid
Doel van psycho-analyse is om het onbewuste bewust te maken
Technieken
Vrije associatie: ontdekken van onbewuste oorzaken van problemen, alles zeggen wat er in je
opkomt
Droom analyse: manifeste inhoud (wat houdt de droom in) en latente inhoud (symboliek,
wat betekent de droom)
Projectieve technieken: wat je ziet in ambigue plaatjes reflecteert persoonlijkheid (projective
hypothesis)
Transference: soort rollenspel
Proces
Helpen interpreteren/in en van de psychodynamische oorzaken van
problemen/klachten/symptomen.
Alles komt uit het onderbewustzijn; inzicht verwerven over onverwerkte trauma’s, diepe
verlangens, onderdrukte behoefte (weerstand)
Evaluatie psycho-analyse
Pro’s
Uitgebreide theorie
Opleving van onderwerpen als (onbewust)zijn en emotieregulatie
Hedendaagse taal
Ontwikkelingsmodel/structuur voor persoonlijkheid
Even effectief als CBT
Technieken
Cons
Intensief
Ongestructureerd
Weinig empirie
Seksistisch
Tijdsgebonden
Gevaar objectiviteit (alles heeft seksuele grond)
Sampling bias
Negatief mensbeeld
Nog steeds actuele concepten/begrippen/ideeën
Onderbewustzijn grote rol in het leven
Conflicten (tussen motivatie, gedachten, emoties, etc.)
Kindertijd belangrijk voor de ontwikkeling van persoonlijkheid
Zelfbeeld beïnvloedt onze interacties
Week 1:
Hoofdstuk 1 introductie in persoonlijkheidsleer
Persoonlijkheid: Wat is dat?
Persoonlijkheid = de set psychologische trekken en mechanismen binnen het individu die zijn
geordend en redelijk stabiel over tijd zijn. Persoonlijkheid heeft invloed op interacties en
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgevingen
Psychologische trekken = kenmerken die mensen verschillend maken
Trekken beschrijven de gemiddelde neigingen van een persoon
Onderzoeken naar persoonlijkheid stellen 4 vragen:
Hoeveel trekken zijn er?
o Trekken kunnen verschillende vormen aannemen in individuen, culturen of eeuwen
Hoe is de organisatie/structuur van trekken?
o Hoe bijvoorbeeld trekken gerelateerd zijn aan elkaar
Waar komen de trekken vandaan?
o Genetisch of omgeving
Causale verbanden?
o De gevolgen van bepaalde trekken
Psychologische mechanismen
= Het proces van persoonlijkheid
Mechanismen hebben 3 ingrediënten:
o Inputs: informatie van omgeving
o Decision rules: denken over mogelijkheden
o Outputs: gedrag van bepaalde acties
Niet alle trekken en mechanismen zijn altijd geactiveerd, meestal maar een paar
Within the individual = persoonlijkheid is iets wat een persoon altijd bij zich draag van 1 situatie naar
de volgende
Persoonlijkheid is georganiseerd en consistent
Mechanismen en trekken zijn gelinkt aan elkaar op een coherente manier
Persoonlijkheidstrekken en mechanismen kunnen effect hebben op mensen hun leven: influental
forces
Hoe we doen
Hoe we onszelf zien etc.
,Stabiliteit, interactie en aanpassing
1. Interactie met omgeving
o Perceptie: hoe we de omgeving zien
o Selectie: we kiezen welke situaties we binnengaan
o Evocatie: de reacties die we produceren in anderen, vaak onbedoeld
o Manipulatie: de manieren hoe we andere opzettelijk beïnvloeden
2. (Tijdelijke) behoeften, zoals honger
3. State (tijdelijk) vs. Trait
4. Maar we blijven min of meer dezelfde personen
5. Adaptatie: om dingen te bereiken moeten we omgaan met problemen en uitdagingen en
mensen hebben zelf manieren gevonden om dit op te lossen
o Fysieke omgeving: tekort aan voedsel, dieren, warmte
o Sociale omgeving: vrienden, baan
o Intrapsychische omgeving: in je hoofd, dromen, fantasieën
3 niveaus van persoonlijkheid
Human nature: zoals iedereen, universeel trekken die iedereen heeft (taal)
Individuele (extraversie en introversie) en groepsverschillen (religie): zoals sommige
Individuele uniciteit: alleen jij, iedereen heeft een andere persoonlijkheid
o Nomothetisch onderzoek: vergelijkingen tussen individuen en groepen
o Idiografisch onderzoek: alleen onderzoek naar 1 persoon
Zes domeinen: human nature
1. Dispositioneel: inherent, manieren waarop individuen geneigd zijn om te gedragen en
waarom deze aanleg verschillen tussen mensen
2. Biologisch: genen, psychofysiologie en evolutie zijn de bouwblokken voor gedrag, gedachtes
en emoties
3. Intrapsychisch: mentale mechanismen (vaak onbewust)
4. Cognitief: observaties, subjectieve ervaringen en cognitie zoals bewuste gedachten,
gevoelens en verlangens over onszelf en anderen
5. Sociaal en cultureel: context, omgeving hebben invloed op persoonlijkheid
6. Aanpassing: coping en adaptatie van goede en minder goede momenten in het leven
Theorieën over persoonlijkheid
Een goede theorie heeft als doel/rol
Geven een kader voor onderzoekers
Organiseren van kennis
Voorspellen en verklaren van gedrag
Criteria (standaarden voor evalueren theorieën)
Volledig: verklaard meeste feiten en observaties
Heuristiek: leidt tot nieuwe ontdekkingen
Testbaar
Parsimony: weinig vooronderstellingen/aannames
Compatibiliteit en integratie (met bestaande kennis): het is consistent met kennis van andere
domeinen
,Hoofdstuk 9 psychoanalytische benaderingen van persoonlijkheid
Psychoanalyse (Freud, 1900)
Psychische energie: onze driften en verlangens, het (on)bewuste leeft het eigen leven. Blijft
constant in leven verandering in energie verandering persoonlijkheid
Instincten zoals libido (levensinstinct) en thanatos (de vernietiging van het leven)
Psychisch determinisme: niks gebeurt zonder reden, motivated onderbewustzijn. Alles wat
we doen gebeurt vanwege de expressie van ons verstand
Seksuele driften
Een verandering van persoonlijkheid is een herbepaling van psychische energie
Structuur (topografie) van de persoonlijkheid
Ego: bewustzijn (hier en nu): alle gedachtes,
gevoelens en percepties die je bewust bent
Superego: pre-bewustzijn: opgeslagen herinneringen
waar je bij kunt
Id: on(der)bewustzijn: grootste deel van de
menselijke geest, instincten, verlangens, driften
Volgens Freud:
Id: we zijn er allemaal mee geboren en het is de bron
van alle driften en urges
o Als kind overeerst id
o Pleasure principle
Ego: het stuk van het verstand dat de Id naar de werkelijkheid brengt
o Het ontwikkelt zich in jaar 2 of 3
o Reality principle
Superego: het hooghouden van sociale waarden en idealen
o Jaar 5
Ze interacteren constant met elkaar
Een goed gebalanceerd verstand (mind) heeft een sterk ego
o Balanceert de id en superego
Psychoanalytische persoonlijkheidstheorie: de manier waarop mensen hun verstand gebruiken met
seksuele en agressieve instincten
Dynamiek van persoonlijkheid
3 type angsten
Objectieve angst: echte externe angsten naar persoon
Neurotische angsten: conflict tussen id en ego
Morele angst: conflict tussen ego en superego
Verdedigingsmechanismen tegen angsten
Repressie: onderdrukken van onbewuste
Ontkenning: weigeren iets in te zien
Displacement: afreageren naar een niet bedreigend iets
Rationalisering; bijv. oorzaak buiten jezelf leggen, acceptabele uitleg verzinnen
Projectie: toeschrijven aan anderen
o False concensus effect: neiging dat andere hetzelfde zijn als zijzelf
Sublimatie: omvormen naar iets acceptabels
, Psychoseksuele fasen van persoonlijkheidsontwikkeling
Orale fase; 0-18 mnd, baby drinkt van de borst
Anale fase; 18 mnd- 3 jr, zindelijkheid
Fallische fase; 3-5 jr, jongens en meisjes komen erachter dat ze verschillen
o Oedipus conflict: jongens worden verliefd op moeder en willen alleen haar
o Penis envy: meisjes willen alleen vader en jaloers op penis
Latentie fase; 6-10 jr, alles wordt wat rustiger, weinig ontwikkeling
Genitale fase; puberteit en later, geslachtsrijp worden
Fixatie: als een fase niet kan worden afgesloten, kunnen ze daarin vast blijven zitten- oorzaak
latere problemen
De psycho-analyse (psychotherapy kan mensen helpen die een mentale disorder of problemen
hebben) en persoonlijkheid
Doel van psycho-analyse is om het onbewuste bewust te maken
Technieken
Vrije associatie: ontdekken van onbewuste oorzaken van problemen, alles zeggen wat er in je
opkomt
Droom analyse: manifeste inhoud (wat houdt de droom in) en latente inhoud (symboliek,
wat betekent de droom)
Projectieve technieken: wat je ziet in ambigue plaatjes reflecteert persoonlijkheid (projective
hypothesis)
Transference: soort rollenspel
Proces
Helpen interpreteren/in en van de psychodynamische oorzaken van
problemen/klachten/symptomen.
Alles komt uit het onderbewustzijn; inzicht verwerven over onverwerkte trauma’s, diepe
verlangens, onderdrukte behoefte (weerstand)
Evaluatie psycho-analyse
Pro’s
Uitgebreide theorie
Opleving van onderwerpen als (onbewust)zijn en emotieregulatie
Hedendaagse taal
Ontwikkelingsmodel/structuur voor persoonlijkheid
Even effectief als CBT
Technieken
Cons
Intensief
Ongestructureerd
Weinig empirie
Seksistisch
Tijdsgebonden
Gevaar objectiviteit (alles heeft seksuele grond)
Sampling bias
Negatief mensbeeld
Nog steeds actuele concepten/begrippen/ideeën
Onderbewustzijn grote rol in het leven
Conflicten (tussen motivatie, gedachten, emoties, etc.)
Kindertijd belangrijk voor de ontwikkeling van persoonlijkheid
Zelfbeeld beïnvloedt onze interacties