100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting wetenschapsfilosofie en ethiek

Puntuación
-
Vendido
-
Páginas
21
Subido en
15-02-2025
Escrito en
2024/2025

Document bevat alle geziene leerstof van het vak, geschreven via de hoorcolleges, de cursus en het extra materiaal op BB. . Geslaagd in eerste zit.

Institución
Grado










Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
15 de febrero de 2025
Número de páginas
21
Escrito en
2024/2025
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Wetenschapsfilosofie en ethiek
Biologie = wetenschap van het leven.

 Wetenschap ?
 Leven ?

Mensen functioneren op basis van automatisme wat zowel instinctief al aanwezig is als ons
aangeleerd was  hoe vaak denken we na over dingen? Vb. taal, hoe leren kinderen communiceren?
Ze denken niet na over de betekenis van woorden. Ze leren geen definities maar wel hoe ze termen
juist moeten gebruiken. Zaken worden grotendeels overgenomen uit de leefwereld: gedrag van
anderen imiteren en hetzelfde denken/doen als in gelijkaardige situaties uit het verleden.

Socrates: grondlegger, verwondering is niet altijd prettig.

Altijd blijven doorvragen: waarom zeg je wat je zegt, waarom geef je dit antwoord?

Focus op twee types van vragen: vragen naar “betekenis” en vragen naar “rechtvaardiging”.

 Wat doen we? Wat wilt dat zeggen?  helderheid scheppen
 Is het legitiem? Kunnen er argumenten en redenen (onderbouwingen) gegeven worden?

Wetenschappers en filosofen kijken anders naar problemen maar komen beide voort uit
verwondering: typisch menselijke neiging. Sommige vragen kunnen beantwoord worden door “te
kijken” (= empirisch) terwijl over andere vragen alleen maar nagedacht en gediscussieerd kan worden
 voorbeeld vragen over abstracte begrippen zoals ‘waarheid’, ‘schoonheid’, identiteit en goed
leven.
Dit is de reden waarom wetenschap en filosofie uit elkaar gegroeid zijn: Oude Grieken hadden geen
onderscheid want men had de nodige technieken niet om goed te observeren (telescopen,
microscopen, spectroscopen, deeltjesversnellers). Telkens wanneer er een empirische strategie
ontstond om problemen en vragen op te lossen maakte een wetenschappelijk discipline zich los van
de filosofie. Dus filosofie is het nadenken over zaken waarover nog geen wetenschap bestaat :
metafysische (werkelijkheid), existentiële (zin van het leven en bestaan), ethische en politieke vragen.

Abstracte ideeën en denkbeelden zijn minder tastbaar en persoonlijker dan observatie.

Goede wetenschap moet niet enkel de dingen die ze bestudeert in vraag stellen maar ook zichzelf:
garanderen waarom uw wetenschappelijke bevinding geloofwaardiger is dan een sterke mening 
hoe rechtvaardigen? Vragen naar betekenis is ook belangrijk: verduidelijkt begrippenkader
(vaktermen binnen bepaalde wetenschap), er mag geen vaagheid zijn over dezelfde term.

Observatie  subtiele/onafgesproken regels in het dagelijks leven

Niet zo in wetenschap: woorden zijn nieuw dus wat willen we dat term betekend?
Vb. Planeet: had verschillende definities zodat het verschilde qua definitie of een bepaald
hemellichaam een planeet is  betekenis vastzetten, eventueel nieuwe term verzinnen voor de
dingen die dan buiten de term vallen (“dwergplaneet”).

,Paradigma’s en gewoontes
Wetenschapsfilosofie geeft verwondering over het eigen kenvermogen en hoe het mogelijk is dat
zoiets als wetenschap bestaat.
Wetenschap  collectieve onderneming, gestructureerd door kader van overtuigingen en
gewoonten: onuitgesproken akkoord nodig qua basiskader hoe er gewerkt wordt (methode).
Vb. conservatiebiologie = geconcentreerd op biologische diversiteit, belangrijk om te bestuderen (hoe
functioneert het?) en beschermen. Basiskader (“wat is biodiversiteit?” en welke parameters zijn van
belang omtrent het meten van biodiversiteit) wordt niet meer in vraag gesteld.
Paradigma = onderliggende kaders die vorm geven aan wetenschappelijke disciplines.
Voordeel: efficiëntie (wat en waarom we doen ligt vast), nadeel: correcties moeilijk door te voeren 
pas bij te veel problemen wordt paradigma in vraag gesteld, dan volgt periode van crisis want alles
moet worden herdacht, hierbij kan filosofie nuttige rol spelen.

Wetenschappers komen terecht in een gemeenschap waarin al gewoonten en gebruiken bestaan.
Filosofen beginnen telkens van nul, er wordt niet verder gewerkt op een ander onderzoek zoals in de
wetenschap  elkaar bekritiseren, discussiëren.

Wetenschapsfilosofie = vragen omtrent hoe wetenschap werkt, vragen naar rechtvaardigheid van
wetenschappelijke kennis.
Vragen naar betekenis ook van belang: spelen rol in aanscherpen van begrippenkaders binnen
wetenschap  vb. betekenis en adequaatheid van wetenschappelijke concepten  vragen hierover
kunnen niet via observatie worden beantwoord. Wetenschap vraagt precisie en steunt op goede
communicatie: inzichten moeten voortdurend worden gedeeld = vraagt transparantie over
begrippenkader.

Filosofie, taal en logica
Er is in de filosofie geen eenduidig stappenplan dat vanzelf leidt tot een helder en definitief
antwoord. Er is dus geen gedeeld kader tussen filosofen van waaruit gewerkt wordt.
Metafilosofie = filosofische studie van wat (goede) filosofie is: nadenken over hoe over de dingen
nagedacht moet worden.
Filosofische vragen over het denken zijn gedeeltelijk taalkundig van aard: menselijk denken steunt op
taal  verschilt tussen culturen. Is er een taal die de werkelijkheid het beste vat? Is taal überhaupt in
staat de werkelijkheid volledig en correct te representeren?
In filosofische discussies moet men dus steeds kritisch zijn voor taalgebruik.

Termen definiëren:
Ostensieve definities = voorbeeld geven van 1 van de objecten waar de term voor staat, moeilijk bij
abstracte begrippen zoals schoonheid, rechtvaardigheid of wetenschap.
Lexicale definities = in woordenboek kijken/opzoeken, geeft beschrijving van hoe term in de praktijk
gebruikt wordt, geeft geen filosofische analyse van wat de term inhoud maar wat ze uitdrukt.
Filosofische definities = eigenschappen waaraan het voorwerp moet voldoen om tot de term te
behoren (zoals in wiskunde: cirkel met alle punten op eenzelfde straal van bepaald ander punt).
 Noodzakelijke en voldoende voorwaarden: noodzakelijk dat ding aan relevante eigenschappen
voldoet en als ding aan bepaalde eigenschappen voldoet, valt het al onder betreffende term.
Niet altijd serieus nemen zoals in de wiskunde  geen uitzonderingen mogelijk.
In termen van familiegelijkenissen kijken: netwerk van eigenschappen die in wisselende mades
gedeeld worden, beschreven door Ludwig Wittgenstein = men mag niet verwachten dat alle leden
van een term alle aan een term verbonden eigenschappen vertonen. Soort trade-off: heldere
definitie of verhaal met diversiteit  reële complexiteit achter een term erkennen.

, Rechtvaardiging: niet één geijkte methode om op een zekere manier iets aan te tonen:
“Wat rechtvaardigt de manier waarop je iets rechtvaardigt?”
Stelling rechtvaardigen = argumenten geven die bewering staven, sociale regels bepalen impliciet
welke argumenten legitiem zijn en serieus genomen worden.

Logica = studie van redeneringen, hoe men op een geldige manier uit een stelling andere stellingen
kan afleiden. Men probeert aan te tonen hoe datgene dat beargumenteert moet worden ‘logisch
volgt’ uit beweringen die iedereen aanvaart.

a. Alle mensen zijn sterfelijk
b. Socrates is een mens
c. Dus Socrates is sterfelijk
 a en b zijn premissen en conclusie c volgt hier logisch op: men streeft om conclusie die ter
discussie staat af te leiden uit premissen die niet ter discussie staan: dwingt aanvaarding.

Specifieke termen vervangen door variabelen:

a. ∀ x behoort tot categorie ‘F’, dan geldt dat x eigenschap ‘G’ heeft.
b. ‘p’ behoort tot categorie ‘F’
c. Dus heeft ‘p’ eigenschap ‘G’

Maar het is niet omdat alle leden van een bepaalde categorie een bepaalde eigenschap hebben, dat
de leden van die categorie de enigen zijn met die eigenschap.
 Sterfelijk is dus een noodzakelijke voorwaarde om mens te zijn, maar geen voldoende.
∀ ( x ) Mx → Sx en niet ∀ ( x ) Sx → Mx
$7.85
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
Andarta Universiteit Hasselt
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
33
Miembro desde
2 año
Número de seguidores
9
Documentos
28
Última venta
1 mes hace

0.0

0 reseñas

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes