Dörr et al. (2017). Obstetrische interventies. Bohn Stafleu van Loghum. .............................................2
H 1 anatomie foetale schedel en baringskanaal .................................................................................2
H 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.11 baringsmechanisme en baringsletsel ..........................................................2
H 2.10, 9.1, 9.2 (post) placentaire tijdperk en retentio placentae .....................................................2
Prins et al. (2019). Praktische Verloskunde. Bohn Stafleu van Loghum. ................................................3
H 5.4.2 /tm p 152 (tot Continue CTG ter bewaking van de foetus tijdens de uitdrijving) ...................3
H 6 (niet: 6.8.2 & 6.8.3) ......................................................................................................................4
H 7.5, 7.5.1., 7.5.2 en 7.5.3...............................................................................................................24
H 11.1 De ontsluiting .......................................................................................................................26
H 11.9.6, H11.9.7 (post) placentaire tijdperk en retentio placentae ...............................................26
Wildschut & Boesveld (2018). Integrale geboortezorg, samen bevalt goed. Bohn Stafleu van Loghum.
..............................................................................................................................................................29
H 1.6.5 Beperkingen in “vrije keus”..................................................................................................29
1.6.6..................................................................................................................................................29
4.6.4 Continuïteit in zorg..................................................................................................................29
6.8.3. Risicosignalering tijdens de zwangerschap en rond de bevalling...........................................29
,Toetsdomein:
Dörr et al. (2017).
Obstetrische interventies. Bohn Stafleu van Loghum.
H 1 anatomie foetale schedel en baringskanaal
De ossa parietalia kunnen over de ossa frontalia en het os occpitale heen schuiven (moulage). De
kleine fontanel is driehoekig en het grote fontanel is meer een ruit
Het baringskanaal bestaat uit het benige baringskanaal (het kleine bekken) en het weke baringskanaal
(het onderste uterussegment, cervix, vagina, vulva en de bekkenbodem-musculatuur. Tijdens de
zwangerschap treedt een geringe, individueel verschillende, relaxatie op van het bindweefsel van de
symfyse en de sacro-iliacale gewrichten -> meer ruimte in het bekken. In de rugligging loopt het
baringskanaal in een soort kom vorm onder de symfyse door in een hoek van 90 graden.
Voor de indaling kunnen de vlakken van Hodge gebruikt worden, waarbij Hodge 3 bij de spina
ischiadicae is (het smalste deel). Dit deel wordt ook het “zero (o)-station” genoemd (de
interspinaallijn). Van de bekkeningang tot de interspinaallijn is van -5 t/m -1 (cm). Vanaf de
interspinaallijn tot de bekkenbodem is van +1 t/m +5 (cm). Voorbij Hodge 3 / het zero-station is het
breedste deel van het hoofd geboren en kan de baby vaginaal ter wereld komen.
Verschillende bekkenvormen respectievelijk: 1. Dwars/ovaal 2.driehoek 3.ovaal 4.plat/ovaal
Het inwendige bekkenonderzoek wordt tegenwoordig niet vaak meer uitgevoerd (pijnlijk en van
beperkte waarde).
Afwijkende bekkens kunnen ontstaan door slechte voeding in het verleden, vitamine-D tekort en
traumata.
H 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.11 baringsmechanisme en baringsletsel
H 2.10, 9.1, 9.2 (post) placentaire tijdperk en retentio placentae
, Prins et al. (2019). Praktische Verloskunde. Bohn Stafleu
van Loghum.
H 5.4.2 /tm p 152 (tot Continue CTG ter bewaking van de foetus
tijdens de uitdrijving)
Intermitterende auscultatie tijdens de ontsluiting
Intermitterende auscultatie is een methode om de conditie van de foetus te controleren bij
een ongecompliceerde zwangerschap en bevalling. Hierbij luistert men periodiek naar de
harttonen van de foetus, bij voorkeur met een Doppler in plaats van een houten stethoscoop.
Tijdens de ontsluiting wordt na een wee minstens 60 seconden geluisterd. Volgens de NICE
Guideline wordt aangeraden om ten minste elke 15 minuten te luisteren
Een normale basale hartfrequentie bij à terme foetussen ligt tussen 110–160 slagen per
minuut.
o Bradycardie (< 110/min langer dan 30 sec) of tachycardie (> 160/min) kan wijzen op
pathologie, wat reden is voor controle met CTG.
Hoewel CTG gevoeliger is voor afwijkingen, heeft het een lagere positief voorspellende
waarde voor foetale nood. Bij laagrisicozwangeren kan routinematig gebruik van CTG leiden
tot meer onnodige interventies zonder verbetering in uitkomsten.
Intermitterende auscultatie tijdens de uitdrijving
Er is geen exact bewijs voor hoe vaak tijdens de uitdrijving geluisterd moet worden. In de
praktijk wordt meestal 15 seconden na een wee geluisterd gedurende 15–30 seconden,
waarbij ook de pols van de moeder gecontroleerd wordt.
Bij indalen van het foetale hoofd treedt vaak een indalingsbradycardie op (hartslag daalt
naar ~80/min, herstelt binnen 10 minuten). Dit is normaal en niet zorgwekkend bij een
gezonde foetus.
Deceleraties (daling van de foetale hartslag) tijdens krachtige weeën zijn gebruikelijk, maar
het herstel naar de normale hartfrequentie moet binnen 30 seconden plaatsvinden. Als dit
niet gebeurt, kan er sprake zijn van foetale nood.
Verminderde zuurstoftoevoer door compressie van de uteroplacentaire vaten wordt
opgevangen door de reserves van een gezonde foetus. Bij tekenen van een verminderde
placentacirculatie, zoals een daling van de pH, kan een andere houding (bijvoorbeeld
zijligging) de bloedtoevoer verbeteren.
Afwijkende hartritmepatronen die wijzen op foetale nood
Indalingsbradycardie die langer dan 10 minuten aanhoudt.
Een basishartfrequentie < 110 of > 160 slagen per minuut.
Traag of geen herstel naar de basishartfrequentie in de weeënpauze (bijvoorbeeld late of
persisterende deceleraties).
Compensatoire tachycardie tijdens de wee.
Meconiumhoudend vruchtwater of abnormaal bloedverlies verhoogt de kans op complicaties
en is reden voor CTG-controle.
Bij tekenen van foetale nood
Wanneer afwijkingen worden waargenomen, kan snelle interventie nodig zijn, zoals een
episiotomie, fundusexpressie, of een kunstverlossing.