Samenvatting hst 3 Par. 1
Alinea 1: De Dam in de Gouden Eeuw
Samenvatting: De Dam in Amsterdam was in de 16e en 17e eeuw een
levendig centrum van handel en bouwactiviteiten. Het oude stadhuis werd
vervangen door een nieuw en indrukwekkend gebouw: het grootste van
Europa, symbool van de welvaart en trots van de Gouden Eeuw.
Toetsvragen:
1. Welke functie had het nieuwe stadhuis op de Dam in de
Gouden Eeuw?
o Antwoord: Het was het grootste gebouw van Europa en
symboliseerde de welvaart en trots van Amsterdamse kooplui
en regenten.
2. Wat gebeurde er met het oude stadhuis en de middeleeuwse
straatjes op de Dam?
o Antwoord: Deze werden gesloopt om plaats te maken voor
het nieuwe stadhuis.
Alinea 2: Amsterdam als handelscentrum
Samenvatting: Amsterdam werd in de 16e en 17e eeuw het knooppunt
van internationale handel, mede dankzij de komst van rijke immigranten.
Handelsroutes werden uitgebreid, en organisaties zoals de VOC en WIC
speelden een grote rol in de koloniale handel en slavenhandel.
Toetsvragen:
1. Wat waren de belangrijkste handelsorganisaties in
Amsterdam in de 17e eeuw?
o Antwoord: De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en
de West-Indische Compagnie (WIC).
2. Welke bijdrage leverden immigranten aan de Amsterdamse
handel?
o Antwoord: Ze brachten kennis over de handel in oosterse
producten mee.
Alinea 3: Tolerantie en welvaart in de Republiek
Samenvatting: De Republiek kende relatief veel religieuze tolerantie, wat
bijdroeg aan de ontwikkeling van wetenschap en kunst. Welvaart was
wijdverspreid, met burgers als opdrachtgevers voor schilderkunst en
,succesvolle kooplui die hun rijkdom toonden via grachtenpanden en
buitenhuizen.
Toetsvragen:
1. Hoe droeg religieuze tolerantie bij aan de wetenschap in de
Republiek?
o Antwoord: Het stimuleerde disciplines zoals sterrenkunde en
biologie, ondanks de religieuze context.
2. Wie waren de nieuwe opdrachtgevers voor schilderkunst in
de Republiek?
o Antwoord: Burgers in plaats van de kerk.
Alinea 4: Belang van de Gouden Eeuw
Samenvatting: De Gouden Eeuw wordt gezien als een periode van
economische en culturele bloei, maar roept ook vragen op over de
ethische aspecten van kolonialisme en slavenhandel. Het is een belangrijk
onderwerp in de Nederlandse geschiedenis en cultuur.
Toetsvragen:
1. Waarom wordt de term 'Gouden Eeuw' soms bekritiseerd?
o Antwoord: Omdat een deel van de rijkdom gebaseerd was op
kolonialisme en slavenhandel.
2. Welke vragen stellen historici over de Gouden Eeuw?
o Antwoord: Hoe een klein land zo’n grote invloed kon hebben
en wat de impact was van kolonialisme en schilderkunst.
Alinea 5: Immigratie in de Republiek
Samenvatting: In de 17e eeuw kwam een aanzienlijk deel van de
bevolking in steden als Amsterdam en Leiden uit het buitenland.
Immigranten droegen bij aan de economische en culturele bloei. Gegevens
over afkomst worden onder meer uit huwelijksregisters gehaald.
Toetsvragen:
1. Hoe werd de afkomst van mensen in de 17e eeuw
vastgesteld?
o Antwoord: Door gegevens uit huwelijksregisters te
onderzoeken.
, 2. Uit welke gebieden kwamen de meeste immigranten naar
Amsterdam?
o Antwoord: Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden.
Alinea 1: De Dam in de Gouden Eeuw
Samenvatting: De Dam in Amsterdam was in de 16e en 17e eeuw een
levendig centrum van handel en bouwactiviteiten. Het oude stadhuis werd
vervangen door een nieuw en indrukwekkend gebouw: het grootste van
Europa, symbool van de welvaart en trots van de Gouden Eeuw.
Toetsvragen:
1. Welke functie had het nieuwe stadhuis op de Dam in de
Gouden Eeuw?
o Antwoord: Het was het grootste gebouw van Europa en
symboliseerde de welvaart en trots van Amsterdamse kooplui
en regenten.
2. Wat gebeurde er met het oude stadhuis en de middeleeuwse
straatjes op de Dam?
o Antwoord: Deze werden gesloopt om plaats te maken voor
het nieuwe stadhuis.
Alinea 2: Amsterdam als handelscentrum
Samenvatting: Amsterdam werd in de 16e en 17e eeuw het knooppunt
van internationale handel, mede dankzij de komst van rijke immigranten.
Handelsroutes werden uitgebreid, en organisaties zoals de VOC en WIC
speelden een grote rol in de koloniale handel en slavenhandel.
Toetsvragen:
1. Wat waren de belangrijkste handelsorganisaties in
Amsterdam in de 17e eeuw?
o Antwoord: De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en
de West-Indische Compagnie (WIC).
2. Welke bijdrage leverden immigranten aan de Amsterdamse
handel?
o Antwoord: Ze brachten kennis over de handel in oosterse
producten mee.
Alinea 3: Tolerantie en welvaart in de Republiek
Samenvatting: De Republiek kende relatief veel religieuze tolerantie, wat
bijdroeg aan de ontwikkeling van wetenschap en kunst. Welvaart was
wijdverspreid, met burgers als opdrachtgevers voor schilderkunst en
,succesvolle kooplui die hun rijkdom toonden via grachtenpanden en
buitenhuizen.
Toetsvragen:
1. Hoe droeg religieuze tolerantie bij aan de wetenschap in de
Republiek?
o Antwoord: Het stimuleerde disciplines zoals sterrenkunde en
biologie, ondanks de religieuze context.
2. Wie waren de nieuwe opdrachtgevers voor schilderkunst in
de Republiek?
o Antwoord: Burgers in plaats van de kerk.
Alinea 4: Belang van de Gouden Eeuw
Samenvatting: De Gouden Eeuw wordt gezien als een periode van
economische en culturele bloei, maar roept ook vragen op over de
ethische aspecten van kolonialisme en slavenhandel. Het is een belangrijk
onderwerp in de Nederlandse geschiedenis en cultuur.
Toetsvragen:
1. Waarom wordt de term 'Gouden Eeuw' soms bekritiseerd?
o Antwoord: Omdat een deel van de rijkdom gebaseerd was op
kolonialisme en slavenhandel.
2. Welke vragen stellen historici over de Gouden Eeuw?
o Antwoord: Hoe een klein land zo’n grote invloed kon hebben
en wat de impact was van kolonialisme en schilderkunst.
Alinea 5: Immigratie in de Republiek
Samenvatting: In de 17e eeuw kwam een aanzienlijk deel van de
bevolking in steden als Amsterdam en Leiden uit het buitenland.
Immigranten droegen bij aan de economische en culturele bloei. Gegevens
over afkomst worden onder meer uit huwelijksregisters gehaald.
Toetsvragen:
1. Hoe werd de afkomst van mensen in de 17e eeuw
vastgesteld?
o Antwoord: Door gegevens uit huwelijksregisters te
onderzoeken.
, 2. Uit welke gebieden kwamen de meeste immigranten naar
Amsterdam?
o Antwoord: Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden.
