Sociologie H8 Sociale ongelijkheid en armoede
Sociale ongelijkheid:
sociale positie:
Elke individu neemt een bepaalde plaats in een netwerk van sociale relaties.
Bv. Onze klas, mijn gezin
Sociale positie wordt ook bepaald door je economische positie wordt door de sociologie
verengd
sociale ladder
Hoe hoger op de ladder hoe meer waardering, kansen en
Mogelijkheden die je in de samenleving hebt
De kansen/status is ongelijk verdeeld = SOCIALE ONGELIJKHEID
1. Sociale ongelijkheid
1.1 betekenis
Als de sociale posities in een samenleving ongelijk gewaardeerd worden in termen van status of
rijkdom dan staan mensen in een boven- en onderschikkende relatie tot elkaar.
In andere woorden is er een rangschikking van sociale posities van hoog naar laag
= sociale ongelijkheid
Enerzijds over de ongelijke verdeling van schaarse, algemeen gewaard
gewaardeerde zaken, namelijk economisch, cultureel en sociaal kapitaal
Sociale ongelijkheid
Anderzijds verwijst het ook naar de ongelijke waardering en
behandeling van mensen (discriminatie) op basis van hun
maatschappelijke positie en levensstijl
1.2 Sociale ongelijkheid meten
Sociale ongelijkheid is een ruim thema dat vanuit verschillende standpunten kan worden benaderd. 2
van de belangrijkste concepten zijn inkomens- en vermogensongelijkheid en kansenongelijkheid
1.2.1 inkomens- en vermogensongelijkheid
gaat om de ongelijke verdeling van het nationale inkomen over de bevolking. Het begrip vermogen
is breder en slaat op iemand totale bezit aan geld en goederen
Inkomens- en vermogensongelijkheid in kaart brengen door:
- Gini-coëfficiënt genoemd naar de Italiaanse statisticus Corrado Gini (1884-1965) kijk naar
de verdeling van inkomens in een land, geeft zo een beeld op de verdeling van de welvaart
Gini-coëfficiënt is een getal tussen 0-1
Gini-coëfficiënt 0 iedereen heeft hetzelfde inkomen en er zou dus sprake zijn van
perfecte gelijkheid komt in de praktijk niet voor (bv. Iedereen €2000)
Gini-coëfficiënt van 1 even onrealistische situatie, het zou betekenen dat één
persoon het volledige inkomen van een land heeft en anderen niets
, De werkelijkheid ligt uiteraard ergens tussen de 2 extreme en vooral theoretische situaties.
In een ideale situatie ligt de Gini-coëfficiënt van een land ergens tussen 0 en 0.5
Gini-index: de Gini-coëfficiënt uitgedrukt als percentage en dus gelijk aan de Gini-coëfficiënt x 100
De evolutie lijkt goed nieuws, MAAR er is ook een andere kant aan het verhaal. Inkomen en
vermogen zijn NIET hetzelfde. Er is een sterk verband tussen hoge inkomens en grote vermogens,
maar de link is niet perfect
In sommige landen (zoals België) is de inkomensongelijkheid niet zo groot, maar is de
vermogensongelijkheid in de loop van de jaren wel toegenomen
Uit een Studie van 2020 van het Centrum Sociaal Beleid bleek dat het vermogen van de 10% meest
gefortuneerde Belgische huishoudens in 2017 bijna even groot is als dat van de overige 90%
Inkomens op basis van werk een het vermogen (al je bezittingen) verdeeld
Sociale ongelijkheid
Kansen
1.2.2 Kansenongelijkheid
Bij inkomens- en vermogensongelijkheid worden resultaten gemeten, MAAR die zijn het gevolg van
een mix van:
- Kansen die iemand bij de geboorte kreeg
- Keuzes die iemand in het leven maakt
- Toeval
Hoewel gelijke kansen moeilijker te meten zijn bestaat er in de meeste samenlevingen meer
eensgezindheid over het streven naar gelijke kansen voor iedereen als beleidsdoel dan over het
streven naar gelijke resultaten. Uit onderzoek blijkt dat in België de kansenongelijkheid sterk
aanwezig is.
2. Armoede
Kansenongelijkheid kan inkomensongelijkheid vergroten en omgekeerd
- Kansenongelijkheid leidt tot meer inkomensongelijkheid. Iemand die in moeilijke
omstandigheden grootgebracht wordt, krijgt mogelijk minder kans om te studeren en zicht te
ontwikkelen. Zo leert die ook minder vaardigheden, en is de kans op een hoog inkomen later
ook kleiner
- Als de inkomensongelijkheid te groot is kan dat leiden tot minder gelijke kansen voor de
volgende generatie. Zo worden de voordelen van een familie met een hoger inkomen en
groter vermogen gemakkelijker doorgegeven aan de volgende generatie. Er is dus een
wederzijds versterkend effect
Als er sprake is van inkomens- en vermogensongelijkheid en kansenongelijkheid dan wordt een
deel van de samenleving al snel geconfronteerd met (kans)armoede. De Belgische socioloog en
armoedespecialist Jan Vrancken (1944) definieert armoede dan ook: als een netwerk van sociale
uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan.
op vlak van huisvestiging, sociale contacten, werk, gezondheid, …
Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Die kloof
kunnen armen niet op eigen kracht overbruggen
Armoede heeft zowel een buiten- als een binnenkant
de buitenkant verwijst naar het materiële en is dus meestal zichtbaar
de binnenkant verwijst naar de menselijke gevolgen van armoede en is meestal minder
zichtbaar
Sociale ongelijkheid:
sociale positie:
Elke individu neemt een bepaalde plaats in een netwerk van sociale relaties.
Bv. Onze klas, mijn gezin
Sociale positie wordt ook bepaald door je economische positie wordt door de sociologie
verengd
sociale ladder
Hoe hoger op de ladder hoe meer waardering, kansen en
Mogelijkheden die je in de samenleving hebt
De kansen/status is ongelijk verdeeld = SOCIALE ONGELIJKHEID
1. Sociale ongelijkheid
1.1 betekenis
Als de sociale posities in een samenleving ongelijk gewaardeerd worden in termen van status of
rijkdom dan staan mensen in een boven- en onderschikkende relatie tot elkaar.
In andere woorden is er een rangschikking van sociale posities van hoog naar laag
= sociale ongelijkheid
Enerzijds over de ongelijke verdeling van schaarse, algemeen gewaard
gewaardeerde zaken, namelijk economisch, cultureel en sociaal kapitaal
Sociale ongelijkheid
Anderzijds verwijst het ook naar de ongelijke waardering en
behandeling van mensen (discriminatie) op basis van hun
maatschappelijke positie en levensstijl
1.2 Sociale ongelijkheid meten
Sociale ongelijkheid is een ruim thema dat vanuit verschillende standpunten kan worden benaderd. 2
van de belangrijkste concepten zijn inkomens- en vermogensongelijkheid en kansenongelijkheid
1.2.1 inkomens- en vermogensongelijkheid
gaat om de ongelijke verdeling van het nationale inkomen over de bevolking. Het begrip vermogen
is breder en slaat op iemand totale bezit aan geld en goederen
Inkomens- en vermogensongelijkheid in kaart brengen door:
- Gini-coëfficiënt genoemd naar de Italiaanse statisticus Corrado Gini (1884-1965) kijk naar
de verdeling van inkomens in een land, geeft zo een beeld op de verdeling van de welvaart
Gini-coëfficiënt is een getal tussen 0-1
Gini-coëfficiënt 0 iedereen heeft hetzelfde inkomen en er zou dus sprake zijn van
perfecte gelijkheid komt in de praktijk niet voor (bv. Iedereen €2000)
Gini-coëfficiënt van 1 even onrealistische situatie, het zou betekenen dat één
persoon het volledige inkomen van een land heeft en anderen niets
, De werkelijkheid ligt uiteraard ergens tussen de 2 extreme en vooral theoretische situaties.
In een ideale situatie ligt de Gini-coëfficiënt van een land ergens tussen 0 en 0.5
Gini-index: de Gini-coëfficiënt uitgedrukt als percentage en dus gelijk aan de Gini-coëfficiënt x 100
De evolutie lijkt goed nieuws, MAAR er is ook een andere kant aan het verhaal. Inkomen en
vermogen zijn NIET hetzelfde. Er is een sterk verband tussen hoge inkomens en grote vermogens,
maar de link is niet perfect
In sommige landen (zoals België) is de inkomensongelijkheid niet zo groot, maar is de
vermogensongelijkheid in de loop van de jaren wel toegenomen
Uit een Studie van 2020 van het Centrum Sociaal Beleid bleek dat het vermogen van de 10% meest
gefortuneerde Belgische huishoudens in 2017 bijna even groot is als dat van de overige 90%
Inkomens op basis van werk een het vermogen (al je bezittingen) verdeeld
Sociale ongelijkheid
Kansen
1.2.2 Kansenongelijkheid
Bij inkomens- en vermogensongelijkheid worden resultaten gemeten, MAAR die zijn het gevolg van
een mix van:
- Kansen die iemand bij de geboorte kreeg
- Keuzes die iemand in het leven maakt
- Toeval
Hoewel gelijke kansen moeilijker te meten zijn bestaat er in de meeste samenlevingen meer
eensgezindheid over het streven naar gelijke kansen voor iedereen als beleidsdoel dan over het
streven naar gelijke resultaten. Uit onderzoek blijkt dat in België de kansenongelijkheid sterk
aanwezig is.
2. Armoede
Kansenongelijkheid kan inkomensongelijkheid vergroten en omgekeerd
- Kansenongelijkheid leidt tot meer inkomensongelijkheid. Iemand die in moeilijke
omstandigheden grootgebracht wordt, krijgt mogelijk minder kans om te studeren en zicht te
ontwikkelen. Zo leert die ook minder vaardigheden, en is de kans op een hoog inkomen later
ook kleiner
- Als de inkomensongelijkheid te groot is kan dat leiden tot minder gelijke kansen voor de
volgende generatie. Zo worden de voordelen van een familie met een hoger inkomen en
groter vermogen gemakkelijker doorgegeven aan de volgende generatie. Er is dus een
wederzijds versterkend effect
Als er sprake is van inkomens- en vermogensongelijkheid en kansenongelijkheid dan wordt een
deel van de samenleving al snel geconfronteerd met (kans)armoede. De Belgische socioloog en
armoedespecialist Jan Vrancken (1944) definieert armoede dan ook: als een netwerk van sociale
uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan.
op vlak van huisvestiging, sociale contacten, werk, gezondheid, …
Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Die kloof
kunnen armen niet op eigen kracht overbruggen
Armoede heeft zowel een buiten- als een binnenkant
de buitenkant verwijst naar het materiële en is dus meestal zichtbaar
de binnenkant verwijst naar de menselijke gevolgen van armoede en is meestal minder
zichtbaar