Blok B
WCO27 (12-11-2024) Future – gedragsverandering
Gedragsverandering = verandering van wat iemand anders kan zien.
Gedrag = concrete, waarneembare beweging. Je moet gedrag met je ogen of oren kunnen waarnemen, om het als
gedrag te kunnen aanwijzen.
Waarom willen we gedrag veranderen? = om de groei van kinderen te stimuleren?
Gedrag in kaart brengen =
- Zelf-determinatie theorie
- COM-B model
- ASE-model
- Transtheoretisch model
COM-B model = laat zien waardoor ons gedrag word bepaald, word in grote mate bepaald door
je omgeving. Capaciteit bepaalt jou gedrag. Mentale (niet roken, mobiele telefoongebruik) en
fysieke (kan je t) capaciteit. Ben je gemotiveerd om daadwerkelijk een verandering te laten zien.
-Het is niet altijd een motivatieprobleem, omgeving is vaker het probleem.
Zelfdeterminatie-theorie = 3 basisbehoefte die je nodig hebt om je te blijven ontwikkelen. Mensen hebben behoefte
om bij mensen verbonden te zijn dat ze niet alles alleen hoeven doen. Competentie mensen
hebben behoefte om in dingen beter te worden. Autonomie is t zelf doen.
Hoe doe je dat? =
- Verbondenheid:
• Interacties aangaan
• Vertrouwen tonen
• Onvoorwaardelijke steun en acceptatie bieden
- Autonomie:
• Vrijheid geven om eigen handelen te sturen
- Competentiebeleving:
• Beter worden in de vaardigheid
• Meenemen in de vooruitgang
• Feedback
Meenemen in jou behandeling? =
- Omgeving aanpassen
- Eigen omgeving betrekken in behandeling
- Ondersteuning vanuit ouders, leraren, vriendjes/vriendinnetjes
- Samen doelen stellen
- Zelfvertrouwen en autonomie (ook voor ouders)
- Self-efficacy
- Zelf monitoren van verandering
- Kennis over waarom veranderen relevant is
Bij kinderen als ze bezig zijn met normaal gedrag dit niet complimenteren, maar bijvoorbeeld zeggen wat goed dat
jullie samen aan het tekenen zijn om de groei meer te stimuleren.
Attitude =
- Open houding
- Nieuwsgierig
- Leergierig
- Niet oordelend
- Oplossingsgericht (maar wel door kinderen en ouders zelf)
- Aansluitend bij kinderen en ouders
ASE-model = richt zich op factoren die van invloed zijn op gedrag: attitudes, sociale invloed en eigen-effectiviteit.
- Attitude: motiverende gesprekvoering, bespreek negatieve gedachten.
- Sociale invloed: bespreek hoe familie, vrienden of collega’s invloed hebben op gedrag, zoek naar steun in
sociale omgeving.
- Eigen-effectiviteit: rollenspellen om zelfvertrouwen op te bouwen, stel haalbare doelen, bespreek barrières.
1
, Trans theoretisch model = beschrijf gedragsverandering als een proces in verschillende fasen.
- Precontemplatie: nog niet bewust van het probleem of noodzaak tot verandering
- Contemplatie: voor- en nadelen van veranderingen
- Voorbereiding: bereid om actie te ondernemen
- Actie: voert het gedrag uit
- Behoud: behoudt het nieuwe gedrag
- Terugval: keert terug naar oud gedrag
Motivatie =
- Intrinsieke motivatie: betere motivatie, beter te koppelen (mensen leren voornamelijk door im).
- Extrinsieke motivatie: korte duur.
WCO29 (14-11-2024) Klinimetrie - MABC
Movement ABC (MABC) = kinderen met een mogelijke afwijking van motoriek.
- Bestaat uit een checklist en een motorische test.
- Valide en betrouwbare test (observatie).
- Altijd manual erbij houden en precies doen wat er staat.
MABC: kinderen van 4-12 jaar.
MABC-2: kinderen van 3-16 jaar (tijd 20-24 min).
- 3-6 jaar.
- 7-10 jaar.
- 11-16 jaar.
Onderdelen: Handvaardigheid (3 items), Mikken en vangen (2 items), Evenwicht (3 items).
Item 1 = handvaardigheid - pinnetjes plaatsen
Item 2 = handvaardigheid - veter rijgen
Item 3 = handvaardigheid - fietspadspoor
Item 4 = mikken en vangen - vangen met thee handen
Item 5 = mikken en vangen - gooien van pittenzak op mat
Item 6 = evenwicht (statisch) - balanceren op één plank
Item 7 = evenwicht (dynamisch) - koorddansersgang
Item 8 = evenwicht (dynamisch) - hinkelen op de matten
Standaard score loopt van 0 – 20, 10 als gemiddelde en een standaarddeviatie van 3.
((Een standaarddeviatie van 3 betekent dat een standaardscore van 13 (gemiddelde is 10) boven het gemiddelde ligt
en een score van 7 onder het gemiddelde ligt.))
Ruwe score zegt niks.
ICC = maat die wordt gebruikt om de mate van overeenstemming of consistentie tussen metingen te bepalen. Om te
zien of verschillende beoordelaars hetzelfde resultaat geven.
Kennistoets plaatje met uitrekenen erin.
Rood = sprake van een motorische achterstand
Oranje = ‘at risk’ voor een motorische achterstand
Groen = het motorisch niveau is voldoend
Wat zegt een enkele uitslag over een kind = niks, heb je meer informatie voor nodig.
Percentielscores =
- Percentielscores 6e percentiel = motorische achterstand.
- Percentielscores 6-16 e percentiel = grensgebied van bewegingsproblemen.
- Percentielscores > 16 e percentiel = leeftijdsadequaat motoriek.
WCO31 (21-11-2024) Function – Motorisch leren – theorie
Motorisch leren = proces waarbij iemand door middel van oefening en ervaring zijn of haar motorische vaardigheden
verbetert. Dit omvat het ontwikkelen van vloeiendheid, nauwkeurigheid en snelheid in bewegingen.
Principes =
- Hoe meer herhaling, hoe beter een vaardigheid wordt beheerst. ‘’power law of practice’’ (newell, 1981).
- Meer oefening = meer snelheid + nauwkeurigheid (snelheid en nauwkeurigheid) (newell)
2
WCO27 (12-11-2024) Future – gedragsverandering
Gedragsverandering = verandering van wat iemand anders kan zien.
Gedrag = concrete, waarneembare beweging. Je moet gedrag met je ogen of oren kunnen waarnemen, om het als
gedrag te kunnen aanwijzen.
Waarom willen we gedrag veranderen? = om de groei van kinderen te stimuleren?
Gedrag in kaart brengen =
- Zelf-determinatie theorie
- COM-B model
- ASE-model
- Transtheoretisch model
COM-B model = laat zien waardoor ons gedrag word bepaald, word in grote mate bepaald door
je omgeving. Capaciteit bepaalt jou gedrag. Mentale (niet roken, mobiele telefoongebruik) en
fysieke (kan je t) capaciteit. Ben je gemotiveerd om daadwerkelijk een verandering te laten zien.
-Het is niet altijd een motivatieprobleem, omgeving is vaker het probleem.
Zelfdeterminatie-theorie = 3 basisbehoefte die je nodig hebt om je te blijven ontwikkelen. Mensen hebben behoefte
om bij mensen verbonden te zijn dat ze niet alles alleen hoeven doen. Competentie mensen
hebben behoefte om in dingen beter te worden. Autonomie is t zelf doen.
Hoe doe je dat? =
- Verbondenheid:
• Interacties aangaan
• Vertrouwen tonen
• Onvoorwaardelijke steun en acceptatie bieden
- Autonomie:
• Vrijheid geven om eigen handelen te sturen
- Competentiebeleving:
• Beter worden in de vaardigheid
• Meenemen in de vooruitgang
• Feedback
Meenemen in jou behandeling? =
- Omgeving aanpassen
- Eigen omgeving betrekken in behandeling
- Ondersteuning vanuit ouders, leraren, vriendjes/vriendinnetjes
- Samen doelen stellen
- Zelfvertrouwen en autonomie (ook voor ouders)
- Self-efficacy
- Zelf monitoren van verandering
- Kennis over waarom veranderen relevant is
Bij kinderen als ze bezig zijn met normaal gedrag dit niet complimenteren, maar bijvoorbeeld zeggen wat goed dat
jullie samen aan het tekenen zijn om de groei meer te stimuleren.
Attitude =
- Open houding
- Nieuwsgierig
- Leergierig
- Niet oordelend
- Oplossingsgericht (maar wel door kinderen en ouders zelf)
- Aansluitend bij kinderen en ouders
ASE-model = richt zich op factoren die van invloed zijn op gedrag: attitudes, sociale invloed en eigen-effectiviteit.
- Attitude: motiverende gesprekvoering, bespreek negatieve gedachten.
- Sociale invloed: bespreek hoe familie, vrienden of collega’s invloed hebben op gedrag, zoek naar steun in
sociale omgeving.
- Eigen-effectiviteit: rollenspellen om zelfvertrouwen op te bouwen, stel haalbare doelen, bespreek barrières.
1
, Trans theoretisch model = beschrijf gedragsverandering als een proces in verschillende fasen.
- Precontemplatie: nog niet bewust van het probleem of noodzaak tot verandering
- Contemplatie: voor- en nadelen van veranderingen
- Voorbereiding: bereid om actie te ondernemen
- Actie: voert het gedrag uit
- Behoud: behoudt het nieuwe gedrag
- Terugval: keert terug naar oud gedrag
Motivatie =
- Intrinsieke motivatie: betere motivatie, beter te koppelen (mensen leren voornamelijk door im).
- Extrinsieke motivatie: korte duur.
WCO29 (14-11-2024) Klinimetrie - MABC
Movement ABC (MABC) = kinderen met een mogelijke afwijking van motoriek.
- Bestaat uit een checklist en een motorische test.
- Valide en betrouwbare test (observatie).
- Altijd manual erbij houden en precies doen wat er staat.
MABC: kinderen van 4-12 jaar.
MABC-2: kinderen van 3-16 jaar (tijd 20-24 min).
- 3-6 jaar.
- 7-10 jaar.
- 11-16 jaar.
Onderdelen: Handvaardigheid (3 items), Mikken en vangen (2 items), Evenwicht (3 items).
Item 1 = handvaardigheid - pinnetjes plaatsen
Item 2 = handvaardigheid - veter rijgen
Item 3 = handvaardigheid - fietspadspoor
Item 4 = mikken en vangen - vangen met thee handen
Item 5 = mikken en vangen - gooien van pittenzak op mat
Item 6 = evenwicht (statisch) - balanceren op één plank
Item 7 = evenwicht (dynamisch) - koorddansersgang
Item 8 = evenwicht (dynamisch) - hinkelen op de matten
Standaard score loopt van 0 – 20, 10 als gemiddelde en een standaarddeviatie van 3.
((Een standaarddeviatie van 3 betekent dat een standaardscore van 13 (gemiddelde is 10) boven het gemiddelde ligt
en een score van 7 onder het gemiddelde ligt.))
Ruwe score zegt niks.
ICC = maat die wordt gebruikt om de mate van overeenstemming of consistentie tussen metingen te bepalen. Om te
zien of verschillende beoordelaars hetzelfde resultaat geven.
Kennistoets plaatje met uitrekenen erin.
Rood = sprake van een motorische achterstand
Oranje = ‘at risk’ voor een motorische achterstand
Groen = het motorisch niveau is voldoend
Wat zegt een enkele uitslag over een kind = niks, heb je meer informatie voor nodig.
Percentielscores =
- Percentielscores 6e percentiel = motorische achterstand.
- Percentielscores 6-16 e percentiel = grensgebied van bewegingsproblemen.
- Percentielscores > 16 e percentiel = leeftijdsadequaat motoriek.
WCO31 (21-11-2024) Function – Motorisch leren – theorie
Motorisch leren = proces waarbij iemand door middel van oefening en ervaring zijn of haar motorische vaardigheden
verbetert. Dit omvat het ontwikkelen van vloeiendheid, nauwkeurigheid en snelheid in bewegingen.
Principes =
- Hoe meer herhaling, hoe beter een vaardigheid wordt beheerst. ‘’power law of practice’’ (newell, 1981).
- Meer oefening = meer snelheid + nauwkeurigheid (snelheid en nauwkeurigheid) (newell)
2
