Samenvatting minor Praktisch Vermogensrecht en BPR - Burgerlijk procesrecht

Week 1 – inleiding in het Burgerlijk procesrecht

Leerdoel 1: Je weet de hoofdbeginselen van het burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht
 Geheel van rechtsregels, dat voor het burgerlijk proces geldt
o Bijvoorbeeld: hoe wordt een conflict tussen huurder en verhuurder
geregeld

De hoofdbeginselen artikel 19 t/m 35 Rv
1. Hoor- en wederhoor artikel 19 Rv
2. Onpartijdigheid van de rechter;
3. Openbaarheid van behandeling & uitspraak artikel 27 jo. 29 Rv
4. Motivering van de beslissing artikel 30 Rv
5. Partij - autonomie  vrijheid van partijen om te bepalen of en waarover
er geprocedeerd wordt artikel 149 Rv

6. Onderzoek en beslissing in 2 instanties  als een partij in hoger
beroep gaat, is er door 2 instanties gekeken naar de zaak
7. Toezicht op de rechtspraak door middel van cassatie
8. Verplichte procesvertegenwoordiging artikel 3:296 lid 1 BW

Leerdoel 2: Je weet de belangrijkste actoren binnen het procesrecht
De betrokken/doorslaggevende partijen binnen het procesrecht
1. De rechter
2. Het Openbaar Ministerie
3. De advocaat
4. De gerechtsdeurwaarder
5. De partijen

Leerdoel 3: Je weet het verband tussen materieel en formeel
privaatrecht
Materieel burgerlijk recht
 Inhoudelijke rechten en plichten van een rechtssubject
o Bijvoorbeeld: persoon a moet nog €1.000 euro betalen aan persoon
b. Persoon b heeft recht op nakoming door persoon a

Formeel burgerlijk recht
 Het gaat over de procedureregels die gevolgd moeten worden door een
rechtssubject om zijn/haar recht te halen
o Bijvoorbeeld: persoon a stelt een dagvaarding op. Zij moet rekening
houden met de termijnen zodat de rechter een vonnis kan nemen
en persoon b tot nakoming kan veroordelen

Formele partij
 Degene op wiens naam als eiser of gedaagde het proces wordt gevoerd

Materiële partij
 Het subject (onderwerp) van de rechtsbetrekking waarover het geschil
bestaat
o Bijvoorbeeld: iemand die een huurovereenkomst is aangegaan

Leerdoel 4: Je hebt kennis van de rechtsmacht en bevoegdheid van de
rechter
Rechtsmacht

,  De bevoegdheid van de Nederlandse rechter om een procedure in
behandeling te nemen
3 gerechten binnen het BPR (artikel 2 wet RO)
1. Rechtbank  artikel 42 Ro  in eerste aanleg
2. Gerechtshof  artikel 60 Ro
3. Hoge Raad  artikel 77 Ro

Meervoudige kamer
 Drie rechters of raadsheren, tenzij de wet anders bepaald (artikel 6 RO)
 Gerechtshofzaken

Eenvoudige kamer
 Eén rechter of raadsheer
 Kantonzaken (artikel 47 RO)
 Kort gedingen  voorzieningenrechter (artikel 50 RO)

Kantonrechter
 Behandelt binnen het civiel recht: civiele zaken t/m een bedrag van
€25.000 euro (arbeidszaken, huurzaken, consumentenkoopzaken,
consumentenkredietzaken)

Civiele rechter
 Behandelt zaken van meer dan €25.000 of van onbepaalde waarde

Absolute competentie (artikel 93 Rv jo. 79 Rv)
 Welke rechter/rechtbank is bevoegd om een zaak te behandelen

Relatieve competentie (artikel 99 Rv)
 In welke plaats binnen Nederland moet een procedure gestart worden

o Civiel zaken = woonplaats van de gedaagde (degene die wordt
aangeklaagd, tenzij in de algemene voorwaarden staat welke locatie
er is gekozen > keuzevrijheid partijen (artikel 108 Rv)

o Kantonzaken = woonplaats van de gedaagde (degene die wordt
aangeklaagd), tenzij de wet anders bepaalt (artikel 108 lid 2 Rv)




2

, Week 2 - dagvaardingsprocedure in eerste aanleg (deel 1)

Leerdoel 1: Je weet wanneer men een dagvaardingsprocedure moet
volgen
Twee hoofdprocedures binnen Burgerlijk procesrecht
1. Dagvaardingsprocedure
2. Verzoekschriftprocedure

Dagvaarding
 Schriftelijke oproep aan een consument, een bedrijf of overheidsinstelling
om voor de rechter te verschijnen

 Het is een exploot artikel 45 rv jo. 111 rv  in dit artikel staat de inhoud
van de dagvaarding

 Termen als ‘vordering’ duiden op dagvaarden


 Artikel 139 e.v. Rv

Verzoekschrift
 Een schriftelijk verzoek aan de rechtbank
 Het woord ‘verzoek’ laat in de wet zien dat het om een
verzoekschriftprocedure gaat

Let op: Het is een dagvaardingsprocedure, tenzij uit het BW blijkt dat het om een
verzoekschrift gaat

Leerdoel 2: Je weet de inhoud van een dagvaarding en de
betekeningsvoorschriften
 Artikel 45 jo. 111 Rv staan de voorschriften voor de inhoud

Betekening van de dagvaarding
 Het uitbrengen van het exploot door een deurwaarder aan degene voor
wie het is bestemd, met het doel om de inhoud bekend te maken

Betekeningsvoorschriften
 In beginsel aan de gedaagde in persoon

 Aan de woonplaats van gedaagde aan een huisgenoot of ander persoon
die daar bevindt en van wie aannemelijk is dat de gedaagde dit tijdig
bereikt (artikel 46 lid 1 Rv)

 Weigering exploot door gedaagde  artikel 46 lid 3 Rv  geldige
betekening

 Eén van de bovenstaande personen niet bereikbaar?  afschrift
achterlaten in gesloten envelop  is dat ook onmogelijk?  hij bezorgt het
afschrift per post – formaliteiten artikel 47 Rv

 Als het exploot één van de rechtsmiddelen verzet, hoger beroep of beroep
in cassatie, dan kan dat ook worden gedaan aan het kantoor van de
advocaat of gekozen woonplaats dat bekend is bij de deurwaarder (artikel
63 lid 1 Rv)


3