4.1 Ordening en revolutie
organismen kun je delen in 3 domeinen:
- Archaea
- Bacteriën
- Eukaryoten
Eukaryoten kun je delen in 4 delen:
➔ Protisten
➔ Schimmels
➔ Planten
➔ Dieren
Organismen Kenmerken
Bacteriën - eencellig
- geen celkern
- celwand
- geen bladgroenkorrels
Schimmels - eencellig of meercellig
- celkern(en)
- celwand(en)
- geen bladgroenkorrels
Planten - meercellig
- celkern(en)
- celwand(en)
- bladgroenkorrels
Dieren - meercellig
- celkern(en)
- geen celwand(en)
- geen bladgroenkorrels
Organismen kun je indelen in steeds kleinere groepen:
domeinen → rijken → stammen → klassen → orden → families → geslachten →
soorten
- Organismen behoren tot een soort als ze samen vruchtbare
nakomelingen kunnen voortbrengen.
Individuen van een soort kunnen tot verschillende rassen behoren:
➔ De rassen kunnen sterk in uiterlijk verschillen.
➔ Organismen die tot verschillende rassen van dezelfde soort behoren,
kunnen zich samen voortplanten.
1
, 4.2 evolutietheorie
Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan,
veranderen en/of verdwijnen.
In een populatie treffen we voortdurend andere gen-en fenotype aan
➔ Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaan voortdurend
andere gen-en fenotypen.
Natuurlijke selectie: Individuen met bepaalde, gunstige erfelijke eigenschappen
hebben zich goed aangepast aan hun milieu. Hierdoor krijgen ze meer
nakomelingen dan individuen zonder deze erfelijke eigenschappen
➔ Individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een
grotere overlevingskans
➔ Van individuen met gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven
blijven en voortplanten.
- Een soort evolueert als door natuurlijke selectie een groep mutanten
blijft voortbestaan en de oorspronkelijke vorm uitsterft.
Een nieuwe soort kan ook ontstaan als individuen die orspronkelijk tot
dezelfde populatie behoren, zich niet meer voortplanten.
➔ Bijv, als een deel van een populatie langdurig geïsoleerd raakt van de
rest van de populatie. Zij vormen een nieuwe populatie
➔ Beide populaties ontwikkelen zich langdurig in verschillende milieus.
➔ Na verloop van lange tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan, dat
individuen van de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen
voortplanten. Er zijn twee soorten ontstaan.
2
, 4.3 Argumenten voor evolutie
fossielen: Versteende overblijfselen van organismen of afdrukken in gesteente.
➔ Fossielen van sommige soorten organismen komen alleen in
gesteentelagen van een bepaalde ouderdom voor.
➔ Uit gevonden fossielen blijkt dat in de loop van de evolutie soorten zijn
ontstaan, veranderd en/of verdwenen
Overeenkomst in de bouw van organen:
➔ Organen met een verschillende functie kunnen veel overeenkomsten in
bouw vertonen, bijvoorbeeld de vleugel van een vogel.
➔ Deze organen zijn waarschijnlijk uit dezelfde grondvorm ontstaan. De
organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder gehad. Door
aanpassingen in het milieu zijn er verschillen ontstaan.
Overeenkomst in de functie van organen:
➔ Organen met eenzelfde functie kunnen weinig overeenkomst in bouw
vertonen, bijv de vleugel van een vogel en vlinder
➔ Deze organen zijn waarschijnlijk niet uit dezelfde grondvorm ontstaan.
De organismen zijn dus niet nauw verwant aan elkaar. Door
aanpassingen aan het milieu zijn vleugels meerdere malen tijdens de
evolutie ontstaan.
Rudimentaire organen: Organen die geen functie meer hebben en nauwelijks
tot ontwikkeling komen.
➔ Door rudimentaire organen wordt het aannemelijk dat verschillende
soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben.
Overeenkomst in de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in de
cellen:
➔ Elk organisme bestaat uit een of meer cellen. De cellen vertonen
overeenkomsten in de bouw.
➔ Cellen van verschillende organismen vertonen overeenkomsten in
processen. Bijv celdeling en verbranding
➔ Cellen op verschillende organismen toen overeenkomsten in de
samenstelling van stoffen: DNA en eiwitten.
3
organismen kun je delen in 3 domeinen:
- Archaea
- Bacteriën
- Eukaryoten
Eukaryoten kun je delen in 4 delen:
➔ Protisten
➔ Schimmels
➔ Planten
➔ Dieren
Organismen Kenmerken
Bacteriën - eencellig
- geen celkern
- celwand
- geen bladgroenkorrels
Schimmels - eencellig of meercellig
- celkern(en)
- celwand(en)
- geen bladgroenkorrels
Planten - meercellig
- celkern(en)
- celwand(en)
- bladgroenkorrels
Dieren - meercellig
- celkern(en)
- geen celwand(en)
- geen bladgroenkorrels
Organismen kun je indelen in steeds kleinere groepen:
domeinen → rijken → stammen → klassen → orden → families → geslachten →
soorten
- Organismen behoren tot een soort als ze samen vruchtbare
nakomelingen kunnen voortbrengen.
Individuen van een soort kunnen tot verschillende rassen behoren:
➔ De rassen kunnen sterk in uiterlijk verschillen.
➔ Organismen die tot verschillende rassen van dezelfde soort behoren,
kunnen zich samen voortplanten.
1
, 4.2 evolutietheorie
Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan,
veranderen en/of verdwijnen.
In een populatie treffen we voortdurend andere gen-en fenotype aan
➔ Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaan voortdurend
andere gen-en fenotypen.
Natuurlijke selectie: Individuen met bepaalde, gunstige erfelijke eigenschappen
hebben zich goed aangepast aan hun milieu. Hierdoor krijgen ze meer
nakomelingen dan individuen zonder deze erfelijke eigenschappen
➔ Individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een
grotere overlevingskans
➔ Van individuen met gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven
blijven en voortplanten.
- Een soort evolueert als door natuurlijke selectie een groep mutanten
blijft voortbestaan en de oorspronkelijke vorm uitsterft.
Een nieuwe soort kan ook ontstaan als individuen die orspronkelijk tot
dezelfde populatie behoren, zich niet meer voortplanten.
➔ Bijv, als een deel van een populatie langdurig geïsoleerd raakt van de
rest van de populatie. Zij vormen een nieuwe populatie
➔ Beide populaties ontwikkelen zich langdurig in verschillende milieus.
➔ Na verloop van lange tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan, dat
individuen van de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen
voortplanten. Er zijn twee soorten ontstaan.
2
, 4.3 Argumenten voor evolutie
fossielen: Versteende overblijfselen van organismen of afdrukken in gesteente.
➔ Fossielen van sommige soorten organismen komen alleen in
gesteentelagen van een bepaalde ouderdom voor.
➔ Uit gevonden fossielen blijkt dat in de loop van de evolutie soorten zijn
ontstaan, veranderd en/of verdwenen
Overeenkomst in de bouw van organen:
➔ Organen met een verschillende functie kunnen veel overeenkomsten in
bouw vertonen, bijvoorbeeld de vleugel van een vogel.
➔ Deze organen zijn waarschijnlijk uit dezelfde grondvorm ontstaan. De
organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder gehad. Door
aanpassingen in het milieu zijn er verschillen ontstaan.
Overeenkomst in de functie van organen:
➔ Organen met eenzelfde functie kunnen weinig overeenkomst in bouw
vertonen, bijv de vleugel van een vogel en vlinder
➔ Deze organen zijn waarschijnlijk niet uit dezelfde grondvorm ontstaan.
De organismen zijn dus niet nauw verwant aan elkaar. Door
aanpassingen aan het milieu zijn vleugels meerdere malen tijdens de
evolutie ontstaan.
Rudimentaire organen: Organen die geen functie meer hebben en nauwelijks
tot ontwikkeling komen.
➔ Door rudimentaire organen wordt het aannemelijk dat verschillende
soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben.
Overeenkomst in de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in de
cellen:
➔ Elk organisme bestaat uit een of meer cellen. De cellen vertonen
overeenkomsten in de bouw.
➔ Cellen van verschillende organismen vertonen overeenkomsten in
processen. Bijv celdeling en verbranding
➔ Cellen op verschillende organismen toen overeenkomsten in de
samenstelling van stoffen: DNA en eiwitten.
3