Belangrijkste bevinding:
- Mini spinning bioreactors verspreiden het medium beter over de cellen (zuurstof nutriënten
etc.) zo konden de organoids beter differentiëren en hadden ze minder medium nodig. De
heterogeniteit was veel minder en ook waren er outer radial glial cellen. De ontwikkeling was
dus een stuk beter dan eerst en dit is relevant voor meerdere hersendelen.
- Ze nemen een stuk minder ruimte in.
- De heterogeniteit is afgenomen. Alle organoïden ontwikkelen ongeveer hetzelfde
(temporeel) en zien er ook hetzelfde uit. Bij het intrinsieke heb je veel meer verschil en ook
meer verschillende celtypen door elkaar. Met de methode van nu lopen de cellen niet zoveel
door elkaar. Dit is belangrijk voor reproduceerbaarheid.
- Je kan er ontwikkelingsdefecten mee bekijken.
- Bij ZIKA heb je te maken met microcephalie en hiervoor wil je dus de algemene ontwikkeling
van de hersenen bekijken. Dat kan niet met een 2D medium waarin je enkel cellen kunt
bekijken en niet naar de algemene ontwikkeling’
Figuur 1
A. Schematische tekening
B. Hier zie je in welke volgorde ze bepaalde factoren toegevoegd hebben en wanneer ze gespint
hebben (de factoren hoef je niet te kennen voor examen). De factoren die je hier ziet,
hebben we neuro al gehad voor asbepaling etc. Het is dus gebaseerd op kennis die we al
hebben.
C. Je ziet tot en met D dat de ontwikkeling plaatsvindt en dat de organoids groter worden.
Iets voor 28:00 zei ze … vind ik wel belangrijk en dat heb ik ff gemist dus terugluisteren.
NESTIN & SOX2, zijn neuronale progenitor (stamcel) markers. De stamcellen zitten in de organoïde
aan de ventriculaire kant zoals je ook zou verwachten.
Beta-catenine en PKC, geven junctions aan en die heb je vooral aan de ventriculaire kant.
CTIP2, laag 5 neuronen en deze zijn vroeg geboren. CTIP2 zijn dus de bijna allereerst geboren
neuronen.
TBR, kleurt intermediate progenitor cellen aan en ze liggen dan ook onder de neuronen (CTIP2), maar
al boven de progenitor. De laag van intermediaites noem je de subventriculaire zone.
Vraag, waarom zie je bij D twee rode structuren?
Heeft te maken met het feit dat je 2 hemisferen hebt.
Figuur 2
A. Verdere immunochemie gedaan en heir gekeken naar forebrain markers. Ze vergelijken de
gemaakte organoïden met de oude protocol organoïden. De nieuwe methode levert veel
meer forebrain specifieke markers.
Onderin zie je de kwantificatie.
B. Gekeken naar de relatieve dikte van de ventriculaire laag en de neuronale laag. Dit hebben ze
op specifieke tijdstippen gedaan.
Onderin zie je een kwantificatie en dan zie je dat de ratio cellen in de ventriculaire zone
ongeveer 1 is. Dit is niet zo bij het oude protocol.
C1-… staat voor de verschillende cellijnen die ze gebruikt hebben. Dit toont de lage variabiliteit dus
aan. Onafhankelijk welke iPSC cellijn je krijgt, zijn de resultaten dus vrijwel hetzelfde.
C. TUJ1* is een marker voor gedifferentieerde neuronen en CTIP2 is een deep cell layer marker.
Je ziet hetzelfde als in A. De dikte van de VZ is in het nieuwe protocol veel consistenter en