Opdracht 6
Cognitief interview
Student: Daan Kleijn
Student nummer: 852135734
Operationalisatie: The big five inventory 2, Nederlandse vertaling (BFI2-NL).
Korte samenvatting bevindingen cognitief interview
Het cognitief interview werd face-to-face afgenomen en duurde ongeveer 60 minuten. De
operationalisatie bestond uit 60 vragen die telkens begonnen met; “Ik zie mijzelf als iemand die
…”, waarop een stelling volgde. De deelnemer moest antwoorden met een cijfer van 1 tot 5, die
correspondeerde met helemaal oneens, oneens, eens nog oneens, eens, helemaal eens. De
operationalisatie kunt u terug vinden in appendix B.
Tijdens het interview werd met name gebruik gemaakt van de “verbal-probing” techniek. Ik
had verscheidene probes voorbereid en maakte verder gebruik van spontane probes naar aanleiding
van de reactie van de deelnemer.
Er kwamen een aantal problemen naar voren. Ten eerste waren er stellingen waar een
ontkenning in de stelling zat. Bijvoorbeeld vraag 5: “ik zie mijzelf als iemand die….. weinig
interesse voor kunst heeft”. Een antwoord van 1 zou hier betekenen dat de deelnemer het helemaal
oneens is met de stelling, dus dat ze zich juist wel ziet als iemand die interesse voor kunst heeft. De
deelnemer gaf aan dit ingewikkeld te vinden en suggereerde deze ontkenning in de vraagstelling te
verwijderen. Dit zelfde probleem kwam in meerdere vragen naar voren, namelijk stelling 9, 17, 26,
30, 45 en 55.
Een andere punt dat meermaals naar voren kwam was dat twee zaken in dezelfde stelling
werden samengevoegd zoals: dichtkunst en toneel, kunst en schoonheid of genuanceerd en diep
over dingen nadenken. Volgens de deelnemer zijn dit zaken die voor haar niet hetzelfde betekenen.
Ze had het idee dat ze bijvoorbeeld niet genuanceerd was maar wel diep over dingen nadacht. Ook
dit zorgde voor verwarring en lichte irritatie bij de deelnemer. De deelnemer merkte op dat bij vraag
20; “ik zie mijzelf als iemand die gefascineerd is door kunst, muziek of literatuur”, dit probleem
juist slim was opgelost door het woord “of”. Ze suggereerde dit ook voor andere stellingen ook te
doen.
Een derde punt was dat de deelnemer het woord “soms” verwarrend vond. Hoe vaak is
soms? Bijvoorbeeld de stelling “Ik zie mijzelf als iemand die soms onbeleefd is”. “Soms” kwam
ook voor in stelling 6, 31 37 39 en 58. Ik en de deelnemer stellen voor het woord “soms” hier weg
te laten. Daarnaast merkte de deelnemer op dat dit ook de optie uitsluit dat je jezelf kunt zien als
iemand die altijd onbeleefd is. Maar dat onderscheidt kun je door deze vraagstelling niet maken.
Verder merkte ik zelf dat de deelnemer bij vragen die specifieker waren veel makkelijker
een antwoord had. Veel vragen waren erg breed waardoor de deelnemer moeite had vast te stellen
wat precies de maatstaf was waarmee ze haar gedrag moest vergelijken en er gaandeweg het
interview de deelnemer licht gefrustreerd raakte. Ik kan me voorstellen dat het makkelijker voor
deelnemers is als er specifiekere situaties geschetst worden. Bijvoorbeeld de stelling van vraag 16:
“ik zie mijzelf als iemand die doorgaans stil is”. Dit zou je specifieker kunnen maken door een
alledaagse situatie te schetsen, bijvoorbeeld “doorgaans stil is op een feestje met veel onbekende
mensen”. Het zou interessant kunnen zijn hiermee te experimenteren.
Cognitief interview
Student: Daan Kleijn
Student nummer: 852135734
Operationalisatie: The big five inventory 2, Nederlandse vertaling (BFI2-NL).
Korte samenvatting bevindingen cognitief interview
Het cognitief interview werd face-to-face afgenomen en duurde ongeveer 60 minuten. De
operationalisatie bestond uit 60 vragen die telkens begonnen met; “Ik zie mijzelf als iemand die
…”, waarop een stelling volgde. De deelnemer moest antwoorden met een cijfer van 1 tot 5, die
correspondeerde met helemaal oneens, oneens, eens nog oneens, eens, helemaal eens. De
operationalisatie kunt u terug vinden in appendix B.
Tijdens het interview werd met name gebruik gemaakt van de “verbal-probing” techniek. Ik
had verscheidene probes voorbereid en maakte verder gebruik van spontane probes naar aanleiding
van de reactie van de deelnemer.
Er kwamen een aantal problemen naar voren. Ten eerste waren er stellingen waar een
ontkenning in de stelling zat. Bijvoorbeeld vraag 5: “ik zie mijzelf als iemand die….. weinig
interesse voor kunst heeft”. Een antwoord van 1 zou hier betekenen dat de deelnemer het helemaal
oneens is met de stelling, dus dat ze zich juist wel ziet als iemand die interesse voor kunst heeft. De
deelnemer gaf aan dit ingewikkeld te vinden en suggereerde deze ontkenning in de vraagstelling te
verwijderen. Dit zelfde probleem kwam in meerdere vragen naar voren, namelijk stelling 9, 17, 26,
30, 45 en 55.
Een andere punt dat meermaals naar voren kwam was dat twee zaken in dezelfde stelling
werden samengevoegd zoals: dichtkunst en toneel, kunst en schoonheid of genuanceerd en diep
over dingen nadenken. Volgens de deelnemer zijn dit zaken die voor haar niet hetzelfde betekenen.
Ze had het idee dat ze bijvoorbeeld niet genuanceerd was maar wel diep over dingen nadacht. Ook
dit zorgde voor verwarring en lichte irritatie bij de deelnemer. De deelnemer merkte op dat bij vraag
20; “ik zie mijzelf als iemand die gefascineerd is door kunst, muziek of literatuur”, dit probleem
juist slim was opgelost door het woord “of”. Ze suggereerde dit ook voor andere stellingen ook te
doen.
Een derde punt was dat de deelnemer het woord “soms” verwarrend vond. Hoe vaak is
soms? Bijvoorbeeld de stelling “Ik zie mijzelf als iemand die soms onbeleefd is”. “Soms” kwam
ook voor in stelling 6, 31 37 39 en 58. Ik en de deelnemer stellen voor het woord “soms” hier weg
te laten. Daarnaast merkte de deelnemer op dat dit ook de optie uitsluit dat je jezelf kunt zien als
iemand die altijd onbeleefd is. Maar dat onderscheidt kun je door deze vraagstelling niet maken.
Verder merkte ik zelf dat de deelnemer bij vragen die specifieker waren veel makkelijker
een antwoord had. Veel vragen waren erg breed waardoor de deelnemer moeite had vast te stellen
wat precies de maatstaf was waarmee ze haar gedrag moest vergelijken en er gaandeweg het
interview de deelnemer licht gefrustreerd raakte. Ik kan me voorstellen dat het makkelijker voor
deelnemers is als er specifiekere situaties geschetst worden. Bijvoorbeeld de stelling van vraag 16:
“ik zie mijzelf als iemand die doorgaans stil is”. Dit zou je specifieker kunnen maken door een
alledaagse situatie te schetsen, bijvoorbeeld “doorgaans stil is op een feestje met veel onbekende
mensen”. Het zou interessant kunnen zijn hiermee te experimenteren.