Factoren van de normale baring
1. Baringskanaal
2. Foetaal caput
3. Contracties
De 3 k’s of P’s
1. Baringskanaal KANAAL – passage
Bestaat uit 2 delen:
2delen
weke baringskanaal benig baringskanaal
geeft niet veel beschikbare BEINVLOED door
rekbaar gevormd door de
mee ruimte relaxine
wanden van
klein bekken met
name de BI, BH,
die de baby kan kan niet worden
gevormd door de benutten veranderd
beweegbaarheid BU
uterus de cervix, de
vagina, de vulva en de
bekkenbodemspieren
en perineum te klein is te klein maar een beetje
te groot is te
groot
HET (WEKE EN BENIG)E BARINGSKANAAL
= het kanaal waardoor de foetus uitgedreven wordt bij de geboorte
1
,
In de uterus door benige baringskanaal door weke baringskanaal
HET BENIGE BARINGSKANAAL
= Het kleine bekken dat het WEKE baringskanaal omvat
Het pelvis( bekken)=
- Komvormige structuur
- Gevormd door bekken gordel
o gevormd door de twee ossa coxea ( heupbeenderen)
- en verbonden door
o os sacrum
o os coccygis
- wijder + lichter dan mannelijke
- hoek tussen pubistakken = breder
• Referentie voor beschikbare ruimte voor foetus om te passeren
• Bepaalt mechanisme van indaling / geboorte kind
• Bekken Ingang /Bekken Holte /Bekken Uitgang
het benige
bearingskanaal
beschikbare bepaalt benoemen
ruimte mechanisme ruimte
bep. door kleine geboorte v. h. bepaalt of de
indaling v. h. kind deze 3 passeren
bekke kind baby er door kan
bepaalt mee
welke draai bekken ingang
beweging
2
bekken holte
, bekken uitgang
Bekkenstructuren – beenstukken p.31
A= OS ILIUM (DARMBEEN)
B= OS SACRUM (HEILIGBEEN)
C= ACETABULUM
D= OS PUBIS (SCHAAMBEEN)
(je het er 2)
E= SYMFYSE
F= OS ISCHII (ZITBEEN)
G= OS COCCYGIS (STAARTBEEN)
Linea innominata/terminalis
OS COXAE : 2 heupbeenderen
SCHIJDING GROOT EN KLEIN BEKKEN
A+F+D
= BEKKENINGANG
# = belangrijkste naar de baring toe
Baby duwt met zijn hoofd op sacrum : tegendruk kan de pijn verlichten
9 : tuber ischiadicum
11 : spina ischiadica
(doornige uitstekels:: zijn gericht naar bekken holte = twee
puntjes die naar binnen wijzen : hier gaat de baby draaien )
19 : ramus superior ossis pubis
(binnenste onderste gedeelte)
23: ramus inferior ossis pubis (bovenrand SCHAAMBEEN)
24 : ramus inferior ossis ischii
26 : facies auricularis
(ter hoogte van sacrum, aanhechting sacrum en os ilium,
situeert zich vanboven en refereert naar de bekkeningang)
3
1. Baringskanaal
2. Foetaal caput
3. Contracties
De 3 k’s of P’s
1. Baringskanaal KANAAL – passage
Bestaat uit 2 delen:
2delen
weke baringskanaal benig baringskanaal
geeft niet veel beschikbare BEINVLOED door
rekbaar gevormd door de
mee ruimte relaxine
wanden van
klein bekken met
name de BI, BH,
die de baby kan kan niet worden
gevormd door de benutten veranderd
beweegbaarheid BU
uterus de cervix, de
vagina, de vulva en de
bekkenbodemspieren
en perineum te klein is te klein maar een beetje
te groot is te
groot
HET (WEKE EN BENIG)E BARINGSKANAAL
= het kanaal waardoor de foetus uitgedreven wordt bij de geboorte
1
,
In de uterus door benige baringskanaal door weke baringskanaal
HET BENIGE BARINGSKANAAL
= Het kleine bekken dat het WEKE baringskanaal omvat
Het pelvis( bekken)=
- Komvormige structuur
- Gevormd door bekken gordel
o gevormd door de twee ossa coxea ( heupbeenderen)
- en verbonden door
o os sacrum
o os coccygis
- wijder + lichter dan mannelijke
- hoek tussen pubistakken = breder
• Referentie voor beschikbare ruimte voor foetus om te passeren
• Bepaalt mechanisme van indaling / geboorte kind
• Bekken Ingang /Bekken Holte /Bekken Uitgang
het benige
bearingskanaal
beschikbare bepaalt benoemen
ruimte mechanisme ruimte
bep. door kleine geboorte v. h. bepaalt of de
indaling v. h. kind deze 3 passeren
bekke kind baby er door kan
bepaalt mee
welke draai bekken ingang
beweging
2
bekken holte
, bekken uitgang
Bekkenstructuren – beenstukken p.31
A= OS ILIUM (DARMBEEN)
B= OS SACRUM (HEILIGBEEN)
C= ACETABULUM
D= OS PUBIS (SCHAAMBEEN)
(je het er 2)
E= SYMFYSE
F= OS ISCHII (ZITBEEN)
G= OS COCCYGIS (STAARTBEEN)
Linea innominata/terminalis
OS COXAE : 2 heupbeenderen
SCHIJDING GROOT EN KLEIN BEKKEN
A+F+D
= BEKKENINGANG
# = belangrijkste naar de baring toe
Baby duwt met zijn hoofd op sacrum : tegendruk kan de pijn verlichten
9 : tuber ischiadicum
11 : spina ischiadica
(doornige uitstekels:: zijn gericht naar bekken holte = twee
puntjes die naar binnen wijzen : hier gaat de baby draaien )
19 : ramus superior ossis pubis
(binnenste onderste gedeelte)
23: ramus inferior ossis pubis (bovenrand SCHAAMBEEN)
24 : ramus inferior ossis ischii
26 : facies auricularis
(ter hoogte van sacrum, aanhechting sacrum en os ilium,
situeert zich vanboven en refereert naar de bekkeningang)
3