2024-2025 Huisartsgeneeskunde 1: Klinisch redeneren
Klinisch redeneren
Deel 1: Inleiding
Besliskunde = zoeken naar mogelijke verklaringen en oplossingen voor problemen van patiënten → verloopt
stapsgewijs:
1. Intake
2. Diagnostische fase
3. Beleidsfase
Intake → achter de (evt. achterliggende) hulpvraag komen → gebruik maken van ICE (Ideas, Concerns en
Expectations) → op einde van de intake dienen arts en patiënt op dezelfde golflengte te zitten → tijdens de
intake is vnl. de patiënt actief → praat over een of meerdere en soms verscheidenen klachten (lichamelijke
sensaties of sociale ervaringen) → arts probeert het klachtenpatroon van de patiënt te ‘hertalen’ naar een voor
beide herkenbare probleemstelling
Diagnostische fase → vnl. arts is actief → moet informatie inwinnen door:
- Vragen stellen (anamnese)
- Lichamelijk onderzoek
- Technisch onderzoek
→ Arts moet o.b.v. deze info komen tot een diagnose
Diagnosen:
- Pathologisch-anatomisch → vb. longcarcinoom
- Pathofysiologisch → vb. hypertensie
- Etiologisch → vb. loodvergiftiging
- Nosologisch (indeling van ziekten) → vb. prikkelbare darmsyndroom
- Symptoomdiagnose → vb. hoesten of koorts
Beleidsfase → arts stelt een aangepast hulpaanbod voor en sluit daarna het consult af + plant evt. volgende
afspraken
Patiënt die niet bewust en mondig is → in principe gelijkaardige diagnosestelling maar fasen minder herkenbaar:
1. Evt. intake bij familieleden/omstaanders
2. Diagnostische fase → eerder ‘triage’ i.f.v. ernst → anamnese ook bij familieleden/omstaanders
3. Beleidsfase → doorverwijzen of afwachten
Complexiteit van diagnosestelling:
- Context waarin arts werkt:
• Individuele zorg → arts deelt belangrijke medische beslissingen met de patiënt → patiënt
vraagt overleg, inspraak, … → kan vaak moeilijk zijn door bepaald verwachtingspatroon van de
patiënt
• Samenwerking met andere hulpverleners → moeilijke problemen worden in teamverband
besproken → kan ook lastig zijn want hulpverleners zijn het niet steeds met elkaar eens
• Maatschappij → toename van biomedische kennis en technologische mogelijkheden +
diagnostisch werk dient onderbouwd en verantwoord te worden → patiënten verwachten
steeds meer onderzoeken (bv. scans) maar op een bepaald niveau moet er een drempel zijn
- Onzekerheid → 1 symptoom kan bij verschillende ziekten horen, testen kunnen vals positief/negatief
zijn, eenduidige richtlijnen ontbreken vaak en onderzoeksresultaten (RCT, meta-analyse, …) kunnen niet
blind worden toegepast op het beleid van een individuele patiënt
1
, 2024-2025 Huisartsgeneeskunde 1: Klinisch redeneren
Hoe denkt een arts?
→ Pluis/niet-pluis is niet puur intuïtie maar een combinatie van intuïtie, ervaring en kennis
Theorema van Bayes:
Kans op ziekte voor de test x bewijskracht van de test = kans op ziekte na de test
Hypothesen genereren → ervaren artsen genereren 3 tot 5 hypothesen terwijl studenten uitgebreide lijsten
produceren → alle beschikbare info toetsen aan alle mogelijke hypothesen is onbegonnen werk -_> ervaring
condenseert verworven kennis op een efficiënte manier tot relevante en bruikbare kennis
- Snel clusteren van gegevens tot een bekend ziektepatroon
- Snel beperken van het aantal betekenisvolle oplossingen
Duale denkprocessen:
→ Beide systemen nodig voor goed klinisch redeneren → analyse kan je trainen en intuïtie komt met ervaring
Heuristiek:
- Beschikbaarheid → availability bias
- Bevestiging → confirmation bias
- Anker → anchor bias
- Achteraf gelijk → hindsight bias
Vier diagnostische strategieën:
- Patroonherkenning → als alle argumenten voor een bepaalde ziekte er zijn
- Gericht hypotheses aftasten
- Volledig dossier methode
- Beslisbomen → stappenplan dat je kan volgen die verschillende wegen afgaat afhankelijk van het
antwoord op de vragen
2
Klinisch redeneren
Deel 1: Inleiding
Besliskunde = zoeken naar mogelijke verklaringen en oplossingen voor problemen van patiënten → verloopt
stapsgewijs:
1. Intake
2. Diagnostische fase
3. Beleidsfase
Intake → achter de (evt. achterliggende) hulpvraag komen → gebruik maken van ICE (Ideas, Concerns en
Expectations) → op einde van de intake dienen arts en patiënt op dezelfde golflengte te zitten → tijdens de
intake is vnl. de patiënt actief → praat over een of meerdere en soms verscheidenen klachten (lichamelijke
sensaties of sociale ervaringen) → arts probeert het klachtenpatroon van de patiënt te ‘hertalen’ naar een voor
beide herkenbare probleemstelling
Diagnostische fase → vnl. arts is actief → moet informatie inwinnen door:
- Vragen stellen (anamnese)
- Lichamelijk onderzoek
- Technisch onderzoek
→ Arts moet o.b.v. deze info komen tot een diagnose
Diagnosen:
- Pathologisch-anatomisch → vb. longcarcinoom
- Pathofysiologisch → vb. hypertensie
- Etiologisch → vb. loodvergiftiging
- Nosologisch (indeling van ziekten) → vb. prikkelbare darmsyndroom
- Symptoomdiagnose → vb. hoesten of koorts
Beleidsfase → arts stelt een aangepast hulpaanbod voor en sluit daarna het consult af + plant evt. volgende
afspraken
Patiënt die niet bewust en mondig is → in principe gelijkaardige diagnosestelling maar fasen minder herkenbaar:
1. Evt. intake bij familieleden/omstaanders
2. Diagnostische fase → eerder ‘triage’ i.f.v. ernst → anamnese ook bij familieleden/omstaanders
3. Beleidsfase → doorverwijzen of afwachten
Complexiteit van diagnosestelling:
- Context waarin arts werkt:
• Individuele zorg → arts deelt belangrijke medische beslissingen met de patiënt → patiënt
vraagt overleg, inspraak, … → kan vaak moeilijk zijn door bepaald verwachtingspatroon van de
patiënt
• Samenwerking met andere hulpverleners → moeilijke problemen worden in teamverband
besproken → kan ook lastig zijn want hulpverleners zijn het niet steeds met elkaar eens
• Maatschappij → toename van biomedische kennis en technologische mogelijkheden +
diagnostisch werk dient onderbouwd en verantwoord te worden → patiënten verwachten
steeds meer onderzoeken (bv. scans) maar op een bepaald niveau moet er een drempel zijn
- Onzekerheid → 1 symptoom kan bij verschillende ziekten horen, testen kunnen vals positief/negatief
zijn, eenduidige richtlijnen ontbreken vaak en onderzoeksresultaten (RCT, meta-analyse, …) kunnen niet
blind worden toegepast op het beleid van een individuele patiënt
1
, 2024-2025 Huisartsgeneeskunde 1: Klinisch redeneren
Hoe denkt een arts?
→ Pluis/niet-pluis is niet puur intuïtie maar een combinatie van intuïtie, ervaring en kennis
Theorema van Bayes:
Kans op ziekte voor de test x bewijskracht van de test = kans op ziekte na de test
Hypothesen genereren → ervaren artsen genereren 3 tot 5 hypothesen terwijl studenten uitgebreide lijsten
produceren → alle beschikbare info toetsen aan alle mogelijke hypothesen is onbegonnen werk -_> ervaring
condenseert verworven kennis op een efficiënte manier tot relevante en bruikbare kennis
- Snel clusteren van gegevens tot een bekend ziektepatroon
- Snel beperken van het aantal betekenisvolle oplossingen
Duale denkprocessen:
→ Beide systemen nodig voor goed klinisch redeneren → analyse kan je trainen en intuïtie komt met ervaring
Heuristiek:
- Beschikbaarheid → availability bias
- Bevestiging → confirmation bias
- Anker → anchor bias
- Achteraf gelijk → hindsight bias
Vier diagnostische strategieën:
- Patroonherkenning → als alle argumenten voor een bepaalde ziekte er zijn
- Gericht hypotheses aftasten
- Volledig dossier methode
- Beslisbomen → stappenplan dat je kan volgen die verschillende wegen afgaat afhankelijk van het
antwoord op de vragen
2