Oefentoets socialisatie
Meerkeuzevragen
1. Wat is het sociologisch perspectief?
o a) Het individueel onderzoeken van emoties.
o b) Het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving.
o c) Het bestuderen van economische systemen.
o d) Het analyseren van wetenschappelijke theorieën.
2. Wie toonde aan dat zelfs een persoonlijke handeling als zelfdoding beïnvloed
wordt door sociale factoren?
o a) Karl Marx
o b) Max Weber
o c) Émile Durkheim
o d) Ferdinand Tönnies
3. Welke categorie van landen heeft de hoogste algemene levensstandaard?
o a) Lage-inkomenslanden
o b) Middeninkomenslanden
o c) Hoge-inkomenslanden
o d) Ontwikkelingslanden
4. Wat is een gevolg van de industrialisering volgens de sociologische theorie?
o a) Het ontstaan van kleine dorpsgemeenschappen.
o b) Een scheiding tussen werk en privé.
o c) De terugkeer van landbouw als belangrijkste bron van inkomsten.
o d) Minder stedelijke groei.
5. Wat bedoelde Ferdinand Tönnies met 'gesellschaft'?
o a) Kleine, hechte gemeenschappen.
o b) Grote moderne steden waarin mensen vreemden voor elkaar zijn.
o c) Een samenleving gebaseerd op religie.
o d) Traditionele dorpsstructuren.
Meerkeuzevragen
1. Wat is het sociologisch perspectief?
o a) Het individueel onderzoeken van emoties.
o b) Het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving.
o c) Het bestuderen van economische systemen.
o d) Het analyseren van wetenschappelijke theorieën.
2. Wie toonde aan dat zelfs een persoonlijke handeling als zelfdoding beïnvloed
wordt door sociale factoren?
o a) Karl Marx
o b) Max Weber
o c) Émile Durkheim
o d) Ferdinand Tönnies
3. Welke categorie van landen heeft de hoogste algemene levensstandaard?
o a) Lage-inkomenslanden
o b) Middeninkomenslanden
o c) Hoge-inkomenslanden
o d) Ontwikkelingslanden
4. Wat is een gevolg van de industrialisering volgens de sociologische theorie?
o a) Het ontstaan van kleine dorpsgemeenschappen.
o b) Een scheiding tussen werk en privé.
o c) De terugkeer van landbouw als belangrijkste bron van inkomsten.
o d) Minder stedelijke groei.
5. Wat bedoelde Ferdinand Tönnies met 'gesellschaft'?
o a) Kleine, hechte gemeenschappen.
o b) Grote moderne steden waarin mensen vreemden voor elkaar zijn.
o c) Een samenleving gebaseerd op religie.
o d) Traditionele dorpsstructuren.