Probleem 1 ISR
Leerdoelen
1. Wie kan wanneer als verdachte worden aangemerkt?
Veel strafprocessuele bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend ten aanzien van de
verdachte.
Iedere vermoedelijke dader wordt onschuldig gehouden totdat het tegendeel bewezen is in
een strafrechtelijke procedure (onschuldpresumptie), tot die tijd wordt verdachte gebruikt.
Art. 27 Sv bepaalt wie als verdachte kan worden aangemerkt:
1. Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te
wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan
een strafbaar feit voortvloeit.
= materieel
2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.
= formeel
Moment van aanvang van de vervolging bepaalt dus welk criterium van toepassing is.
Het is niet altijd eenvoudig om onderscheid te maken tussen verdachte en niet-verdachte
personen. *Zie Hollende kleurling en Stormsteeg.
2. Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
Materieel strafrecht bepaalt welk gedrag strafbaar is. Staat in de wet en wordt ingevuld
door de rechtspraak.
Strafbepaling bestaat uit:
- Delictsomschrijving (welke ongewenste gedraging strafbaar wordt gesteld).
- Kwalificatie-aanduiding (hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden benoemd).
- Strafbedreiging (bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd met maximum).
Vaak ontbreekt de kwalificatie-aanduiding, deze is dan niet expliciet.
In bijzondere wetten andere strafbepaling; delictsomschrijving soms geformuleerd als
verbod. Ook vaak gelaagde structuur, strafbedreiging staat vaak in apart artikel.
3. Wanneer is een gedraging een strafbaar feit?
Strafbaar feit (in materieel strafrecht): een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen
van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Hierin zie je vier cumulatieve voorwaarden:
1. Menselijke gedraging (MG)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
3. Wederrechtelijkheid (W)
4. Schuld (Verwijtbaarheid)
Dit als abstract model heet het vierlagenmodel = structuur strafbaar feit
De menselijke gedraging: gedraging moet verricht zijn door een mens. Kunnen natuurlijke
personen maar ook rechtspersonen zijn. Verder moet het een gedraging zijn, niet slechts een
gedachte. Deze menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking komen in de
tenlastelegging.
- Tenlastelegging: processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte,
volgens de officier van justitie, zou hebben verricht.
Leerdoelen
1. Wie kan wanneer als verdachte worden aangemerkt?
Veel strafprocessuele bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend ten aanzien van de
verdachte.
Iedere vermoedelijke dader wordt onschuldig gehouden totdat het tegendeel bewezen is in
een strafrechtelijke procedure (onschuldpresumptie), tot die tijd wordt verdachte gebruikt.
Art. 27 Sv bepaalt wie als verdachte kan worden aangemerkt:
1. Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te
wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan
een strafbaar feit voortvloeit.
= materieel
2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.
= formeel
Moment van aanvang van de vervolging bepaalt dus welk criterium van toepassing is.
Het is niet altijd eenvoudig om onderscheid te maken tussen verdachte en niet-verdachte
personen. *Zie Hollende kleurling en Stormsteeg.
2. Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
Materieel strafrecht bepaalt welk gedrag strafbaar is. Staat in de wet en wordt ingevuld
door de rechtspraak.
Strafbepaling bestaat uit:
- Delictsomschrijving (welke ongewenste gedraging strafbaar wordt gesteld).
- Kwalificatie-aanduiding (hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden benoemd).
- Strafbedreiging (bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd met maximum).
Vaak ontbreekt de kwalificatie-aanduiding, deze is dan niet expliciet.
In bijzondere wetten andere strafbepaling; delictsomschrijving soms geformuleerd als
verbod. Ook vaak gelaagde structuur, strafbedreiging staat vaak in apart artikel.
3. Wanneer is een gedraging een strafbaar feit?
Strafbaar feit (in materieel strafrecht): een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen
van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Hierin zie je vier cumulatieve voorwaarden:
1. Menselijke gedraging (MG)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
3. Wederrechtelijkheid (W)
4. Schuld (Verwijtbaarheid)
Dit als abstract model heet het vierlagenmodel = structuur strafbaar feit
De menselijke gedraging: gedraging moet verricht zijn door een mens. Kunnen natuurlijke
personen maar ook rechtspersonen zijn. Verder moet het een gedraging zijn, niet slechts een
gedachte. Deze menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking komen in de
tenlastelegging.
- Tenlastelegging: processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte,
volgens de officier van justitie, zou hebben verricht.