7.1 Verdediging tegen infectie
Niet-specifieke barrières tegen infectie
- Huid
- Lysozyme in speeksel
- Zuurproductie in maag
- Beweging van cilia in respiratoire syteem (cystic fibrosis)
- Complement proteïne
- Kolonisatie door commensale bacteriën (bacteriën horen daar thuis, maar probleem als er te veel of te
weinig aanwezig zijn) onder andere in mond, darm en vagina
Aangeboren immuniteit
- Toll-like receptoren (TLR)
o Patroonherkenning: moleculen op macrofagen, dendritische cellen en neutrofielen
herkennen bepaalde patronen en zetten ontstekingsreactie en opruiming in gang
- Cellulaire factoren: macrofagen en andere cellen fagocyteren micro-organismen
- Complement: serie van plasmaproteïnen die kunnen geactiveerd worden door sommige bacteriën
Specifieke immuniteit door immuunsysteem
- Specificiteit: een individueel antigen lokt een specifieke reactie uit, die wordt versterkt bij volgende
aanbieding
- Diversiteit: alle reeds bekende, maar ook nieuwe onbekende pathogenen moeten herkend kunnen
worden met diverse reacties
o Deels genetisch
o Deels door mutaties tijdens de rijping van het immuunsysteem
- Geheugen: immuunsysteem maakt geheugencellen aan die bij tweede aanbieding van pathogenen
sneller zullen reageren
- Opwekken andere verdedigingsmechanismen: na herkenning van het antigen als vreemd, treden
antistoffen op en effector T-lymfocyten die andere mechanismen uitlokken zoals complement en
activatie van macrofagen
Antigen-antistof herkenning
- Antigen: substanties die immuunreactie kunnen uitlokken: delen van bacterie of virus
- Antistof: immuunglobuline geproduceerd door plasmacellen
o Fab fragmenten: herkennen antigenen
o Fc fragmenten: bevat proteïnes en oligosachariden die verdere immunologische reactie zullen
uitvoeren
7.1.1 Menselijk immuunglobuline NIET GEDETAILLEERD KENNEN
Homorale immuniteit
- IgM: groot, 5 units, eerste reactie intravasculair, vooral bij virussen
- IgG: kleiner, kan weefsel makkelijk binnendringen, kan door placenta, 4 subklassen
- IgA: vooral bescherming mucosale oppervlaktes: darm, long…, passeert via borstvoeding
- IgD: minder aanwezig in plasma: cel receptor
- IgE: minder aanwezig in plasma: cel receptor (mestcellen en basofielen)
Cellulaire immuniteit: T-cellen
- Elke T-cel herkent 1 bepaald antigen
- Herkent antigen door receptor op celmembraan
o Alfa/bèta receptor (frequenter bij volwassenen)
o Gamma/delta receptor
1
, T-cel receptor (TCR) en CD3 complex
CD3-TCR complex is verantwoordelijk voor de opname van
antigen-herkenningssignaal in de cel
CD3 = rijpe T-cel
Major histocompatibility complex (MHC) antigenen (MHC = HLA)
Helper-T-cellen herkennen MHC klasse 2 moleculen en
exprimeren CD4 moleculen
Cytotoxische T-cellen herkennen MHC klasse 1 moleculen en
exprimeren CD4 moleculen
7.2 Cytokines
- Oplosbare mediatoren door lymfocyten of macrofagen gesecreteerd die als stimulerende of
inhiberende signalen fungeren tussen cellen
o Interleukines en chemokines
- Korte hafwaardetijd
- Snelle degradatie
- Lokale actie
- Kunnen op cytokine receptoren zitten voor verdere actie
- Kunnen in meerdere organen werken
7.3 Lymfoide organen
7.3.1 Primair lymfoide organen
2