1 INLEIDING
Leerkracht: verantwoordelijkheid opnemen voor onderwijsprocessen in de klas
inzicht in school als organisatie = noodzakelijk
o Organisatorische context en werkcondities waarbinnen klaspraktijk zich afspeelt
o Dadagelijks functioneren van school = inzichtelijk
o Een samenspel van betekenisvol handelen van actoren en structuren
2 ORGANISATIE
= ‘Social structures created by individuals to support the collaborative pursuit of specific goals’ (Scott
& Davies, 2017)
o Structuur = het geordend geheel van regels, procedures en voorschriften dat het functioneren
van de organisatie mogelijk maakt
o Sociaal = de ordening het betrekking op mensen, individuen en groepen die in een bepaalde
wijze t.o.v. elkaar gepositioneerd zijn en handelen
o Finaliteit = men beoogt doelen te bereiken
o Samenwerking = om finaliteit te realiseren
Bv.: lessenrooster op school verdelen individuen over tijd en ruimte binnen de school
vormt een essentiële structuur
! ‘Organisatie’ kan verwijzen naar verschillende niveaus bv.: vakgroep, school, scholengemeenschap
3 BUREAUCRATIE E N PROFESSIONALITEIT: ZONERINGSTHEORIE VAN HANSON
School ≈ eigenschappen van een klassieke bureaucratie
= een organisatievorm wordt gekenmerkt door duidelijke hiërarchische structuur met verdeling van de
bevoegdheden, welomschreven rollen en posities, met daaraan gekoppelde taakomschrijvingen (=
arbeidsverdeling), met duidelijke regels over het verwachte gedrag, die moeten toelaten om op een
efficiënte en effectieve manier de doelen van de organisatie te realiseren
o Belangrijke structurele elementen bv.: verdeling van bevoegdheden, beschikbare budget,
concrete onderwijsprogramma’s, kwaliteitsbeleid…
o Organisatiestructuren zijn verankerd in het ruimer onderwijssysteem als institutie bv.:
wettelijke regels, juridisch omschreven rollen, materialen, samenwerking met externen…
Bureaucratisch model kan het functioneren van een school niet helemaal vatten
het geeft geen plaats aan professionaliteit van de organisatieleden
o Leerkracht heeft door opleiding onderwijsbevoegdheid verworven
o Leerkracht = ‘professional’ want men beschikt over specifieke expertise
o Vakinhoudelijk, didactisch, pedagogische kennis/vaardigheden…
o Werkcontext wordt door formele regels vastgelegd maar men moet ook zelf situaties inschatten
en beoordelen, beslissingen nemen en handelen
o Verantwoording is nooit louter technisch of instrumenteel; verantwoording impliceert
altijd waardengebonden, normatieve keuzes
Dubbelheid van o Leerkracht: uitvoerder van voorschriften en taken én eigen beslissingsbevoegdheid!
bepalen en Organisatie bepaald hen
bepaald worden Ze bepalen zelf ook in mate de organisatorische werkcondities
o Professionaliteit van leerkrach = expertise persoonlijke betrokkenheid/engagement
21
, Zoneringstheorie Hanson (1991)
dubbelheid van bepalen en bepaald worden
Onderzocht hoe beslissingen tot stand komen
o Verschillende beslissingsdomeinen of invloedzones
o In elke zone: groepen actoren die
beslissingsbevoegdheid opeisen
o ≠ top-down-patroon (bureaucratie)
A. BELEIDSZONE = beleidsverantwoordelijken
o Directeur/directieteam
o Formele, bestuurlijke kwesties over het functioneel opereren van hele organisatie
o Formele positie gezag + relatieve autonomie
B. ONDERWIJSZONE
o Leerkrachten
o Kwesties rond concrete werken in klas
o Autonomie over beperkte deel domeinen + beroepen zich niet op gezag van formele positie; wel
beroep op inhoudelijke deskundigheid en tradities/impliciete afspraken
zowel beleidsverantwoordelijken als leerkrachten bewaken en verdedigen hun bevoegdheidsdomein
o Ze gaan samenwerkingsrelaties aan en vormen bondgenootschappen
o Relaties en coalities kunnen wisselen
o Praktijk: vaak stilzwijgende/vanzelfsprekende afspraak over verdeling bevoegdheden
rust want men moet niet over elke kwestie over bevoegdheid onderhandeld worden
o Zonering zorgt voor stabiliteit in het organisatorisch functioneren van de school
C. GECONSTETEERDE ZONE = kwesties waarbij er discussie/meningsverschillen zijn over bevoegdheid
Bv.: keuze voor nieuwe didactische methode of investeringen in ICT-lokaal
leerkracht: beslissing heeft betrekking tot pedagogisch-didactische praktijk
directie: beslissingen heeft betrekking tot globale (financiële) beleid van de organisatie
o Kwesties in deze zone vereisen onderhandeling voor optimale oplossing
o Afstemming conflictoplossing
4 BETEKENISGEVING
Individuele leden van een organisatie hebben zelf ook de ruimte om betekenis te geven aan concrete
situaties en op basis hiervan handelingskeuzes te maken.
4.1 INDIVIDUELE BETEKENISGEVING: PERSOONLIJK INTERPRETATIEKADER
Menselijk handelen = betekenisvol handelen: men neemt een situatie waar op een bepaalde manier,
interpreteren en beoordelen deze en geven er betekenis aan; Betekenis basis voor handelen
Teacher thinking = lerarengedrag wordt bepaald door hun
opvattingen + leerkracht ontwikkelt een persoonlijk
interpretatiekader o.b.v. ervaringen
2 belangrijke domeinen:
1. Professioneel zelfverstaan = geheel van opvattingen die
men over zichzelf als leerkracht heeft (≠ statisch)
2. Subjectieve onderwijstheorie = persoonlijke geheel van
22
kennis/opvattingen over onderwijzen (Hoe? Waarom zo?)