100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting Leerdoelen Burgerlijk procesrecht K3

Puntuación
-
Vendido
-
Páginas
22
Subido en
13-06-2024
Escrito en
2021/2022

Uitgebreide uitwerking leerdoelen Burgerlijk procesrecht K3.

Institución
Grado










Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
13 de junio de 2024
Número de páginas
22
Escrito en
2021/2022
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Leerdoelen Burgerlijk procesrecht

Leerdoelen week 1:
- Naar aanleiding van een casus uitleggen met welk processtuk een procedure start, en welke
procedureregels moeten worden gevolgd;
Dagvaardingprocedure:
1) De dagvaarding (art. 78 jo. 111 Rv)
2) Conclusie van antwoord (art. 128 lid 2 Rv)
3) Mondelinge behandeling (art. 131 jo 87/88 Rv)
4) Vonnis (art. 229 e.v. Rv)
*Eiser en gedaagde.


Welke procedure moet gevolgd worden?
1) Uitgangspunt in civiele procedures: dagvaardingsprocedure, tenzij
verzoekschriftprocedure (art. 261 jo 78 lid 1 Rv). Oftewel dagvaardingsprocedure,
tenzij de wet anders bepaalt
2) Wanneer bepaalt de wet anders?
Dit staat gegeven in de materiële wetgeving.
Voorbeeld: Art. 7:685 BW: ‘Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich tot de
kantonrechter te wenden met het verzoek ..’.

Dagvaardingsprocedure: (Art. 78 Rv)
Absoluut:
[Welke instantie is bevoegd?]
1) Hoofdregel: art. 42 Wet RO: rechtbank, tenzij …
[Welke rechter is bevoegd?]
2) Rechtbank: team civiel of team kanton?
 Hoofdregel: team civiel, tenzij 93 sub a t/m d Rv., dan team kanton.
3) Wanneer team kanton?
 Waardevorderingen tot €25.000,- (sub a + b)
 Aardvorderingen: arbeidszaken, huurzaken, consumentenkoop/-krediet
(sub c)
 Uitdrukkelijk bij de wet bepaalt
Relatief:
1) Hoofdregel: art. 99 lid 1 Rv.: woonplaats gedaagde
2) Uitzonderingen: 100-110 Rv. (‘mede’ of ‘uitsluitend’ bevoegd)

,Leerdoelen Burgerlijk procesrecht

- Aangeven wat gefinancierde rechtsbijstand is, naar aanleiding van een casus of stelling
bepalen of iemand in aanmerking komt voor een toevoeging en zo ja, bepalen wat de hoogte
is van de eigen bijdrage;

Recht op toevoeging?
Stap 1: je gaat eerst kijken naar wat iemand verdiend [INKOMEN]
(Art. 34 lid 1 WRB + art. 34a WRB)
 Tussenconclusie: op basis van het inkomen recht op een toevoeging of niet?
Stap 2: vervolgens ga je kijken naar het vermogen van die persoon,
maximaal €30.000,- p.p. [VERMOGEN]
(Art. 34 lid 2WRB + art. 34a WRB)
 Tussenconclusie: op basis van het vermogen recht op een toevoeging of niet?
Stap 3: eindconclusie; recht op een toevoeging of niet?
Let op: art. 34 WRB, je moet aan de inkomensgrens + vermogensgrens voldoen, wil je recht
hebben op een toevoeging.
Stap 4: eventueel hoogte eigen bijdrage berekenen.




Let op!
 Helft van het inkomen/vermogen gebruiken als: ze in scheiding liggen, oftewel als er
sprake is van tegenstijdige belangen. Dan de helft van het inkomen/vermogen
gebruiken (mits ze in gemeenschap van goederen zijn getrouwd) + art. 34 lid 3 WRB
noemen.
 Inkomensgrens: m.b.t. het jaarinkomen heb je twee tabellen met bedragen. Het
verschil zit hem in de juridische situatie. Dus goed opletten.
 Vermogensgrens: voor het vermogen geldt maximaal €30.000,- per persoon, als
mensen gehuwd zijn is dit dus maximaal €60.000,-.

, Leerdoelen Burgerlijk procesrecht




Voorbeeld:
Een alleenstaande moeder met een kind van 14 jaar. Haar bruto maandsalaris is €2.500,-,
exclusief 8% vakantietoeslag. Het eigen vermogen bedraagt €15.000,-. Heeft deze moeder
recht op een toevoeging, en zo ja wat is de eigen bijdrage?

Stap 1:
In artikel 34 lid 1 WRB, staat de inkomensgrens beschreven. In artikel 34a lid 1 WRB staat het
peiljaar beschreven, oftewel dat je het inkomen moet berekenen van 2 jaar geleden. De
alleenstaande moeder heeft een jaarinkomen van: €2500 x 12 maanden x 1.08
vakantietoeslag = €32.400,-. Op basis van de tabel valt ze niet onder alleenstaande, maar
onder een eenoudergezin. Ze is namelijk niet zomaar alleenstaande, maar een alleenstaande
moeder. Op basis van die tabel mag ze maximaal €39.400 verdienen en daar komt ze met
haar inkomen van €32.400,- niet boven. Op basis van haar inkomen zou ze dus recht hebben
op een toevoeging.

Stap 2:
In artikel 34 lid 2 WRB, staat de vermogensgrens beschreven. In artikel 34a lid 1 WRB staat
het peiljaar beschreven, oftewel dat je het vermogen moet berekenen van 2 jaar geleden. De
alleenstaande moeder heeft een vermogen van €15.000,-. Je mag beschikken over een eigen
vermogen van maximaal €30.000,- per persoon om in aanmerking te komen voor een
toevoeging. Met haar vermogen van €15.000,- komt ze hier dus niet boven. Op basis van
haar vermogen zou ze dus recht hebben op een toevoeging.

Stap 3:
Ze komt niet boven de inkomens- en vermogensgrens waardoor ze recht heeft op een
toevoeging.

Stap 4:
Het jaarinkomen van de moeder is €32.400,-. In de tabel valt ze dus tussen het jaarinkomen
van €29.801 <--> €33.300,-. Hierdoor betreft de eigen bijdrage voor de alleenstaande moeder
€694,-.

* Let op: Op basis van art. 34g WRB kan een toevoeging met terugwerkende kracht worden
ingetrokken, indien blijkt dat deze onterecht is verleend.
Voorbeeld: recht op toevoeging is aan het begin van de procedure vastgesteld. Maar de
rechtbank toetst dit achteraf nog, omdat je behoorlijk resultaat kunt halen uit de rechtszaak.
In zo’n geval kan je de advocaat prima zelf betalen en wordt de vergoeding met
terugwerkende kracht ingetrokken.

- Aangeven welke kosten er verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure en, naar
aanleiding van een casus of stelling, aangeven wie, welke kosten dient te betalen;
Kosten die verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure:
 Kosten verschuldigd aan de rechtsbijstandverlener
 Kosten verschuldigd aan de gerechtelijke instantie
- Griffierecht: beginsel team civiel, dan moet zowel eiser als gedaagde
opdraaien voor de griffierechten. Is team kanton echter bevoegd, dan moet
alleen de eiser opdraaien voor de griffierechten.
 Art. 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken: eiser en gedaagde moeten
beide griffierechten betalen.
$10.30
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor
Seller avatar
shanthi

Documento también disponible en un lote

Conoce al vendedor

Seller avatar
shanthi Juridische Hogeschool
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
2
Miembro desde
4 año
Número de seguidores
0
Documentos
13
Última venta
11 meses hace

0.0

0 reseñas

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes