eerste kennismaking
1.1 Inleiding: niet iedereen leeft even lang
Hebben mensen een vrije wil?
Jef Vermassen; Heeft een man vrijgesproken omdat hij de jury overtuigd heeft dat hij overmand
werd.
De hersenwetenschappen geven ons hier een betere kijk op
Een beslissing beslist je brein voor je. Er is een centrum van genot vs. Pijn. Zijn concurreren
onder elkaar, dit gebeurt onbewust ( - implicatie).
De plek waar de meeste activiteit is “wint”
Karel De Gucht; Hoe sluit je misdadigers op als ze zogezegd geen vrije wil hebben?
Wat bepaalt er dat je langer leeft?
- Als je uit een middenklasse gezin uit Vlaanderen komt is je pad vanzelfsprekend en
eigenlijk al helemaal vastgelegd. ( Is er dan nog sprake van vrije wil? )
- Opleiding; als je hoogopgeleid bent heb je minder kans op werkloosheid dus ook een
hoog inkomen, weinig risico,..
- Tolerantie; Open minded zijn
- Man en vrouw relaties hebben ook effect; Wie draagt de broek? Je moet respect
hebben voor vrouwenrechten.
CONCLUSIE:
Is er wel een vrije wil voor persoon X die in onze samenleving leeft? Hij/Zij wordt beïnvloed door
vrienden, familie, regering, bedrijven,… Dit allemaal heeft gevolgen voor zijn/haar leven.
Vrije wil volgens de sociologie: context en omgeving beïnvloeden de vrije wil!
,1.2 De sociologische verbeelding
= Een specifieke wijze van kijken naar wat met mensen in hun leven gebeurt .
Stap 1: De biografie- Alles wat mensen ervaren
Levensloop van een indivdu:
Welke school?
Naar de jeugdbeweging
Werk kiezen/verliezen
Trouwen en kinderen krijgen
In een rusthuis
Stap 2: Levensloop gelinkt aan sociale omgeving- Het geheel van sociale relaties die invloed
uitwerken
Vb. Verklaring waarom gaan sommigen naar jeugdbeweging?
Ouders willen op zondag rust
Er is een scouts/chiro in de buurt van waar jij woont. Het had evengoed iets anders
kunnen zijn.
Stap 3: historische ontwikkeling- sociale relaties zijn hiervan het reslutaat
De wijze waarop onze samenleving er nu uitziet, is mee bepaald door gebeurtenissen in de 19 de
en 20ste eeuw. Bv. Industrialisatie en urbanisatie.
DUS: Sociale relaties bepalen de biografieën van mensen, die sociale relaties zijn echter zelf het
resultaat van een historisch proces.
,Voorbeelden:
1. Universiteit
Biografie: Studiekeuze
Sociale omgeving: Bedrijven vragen hooggeschoolden
Historisch proces: Kennissamenleving in de late-industriële fase
2. De huisman
Biografie: Huis houdelijke taakverdeling
Sociale omgeving: gender ealitaire samenleving
Historisch proces: modernisatie in de 20ste eeuw
3. Criminaliteit
Biografie:Criminele levensloop
Sociale omgeving: Etnisch-gestratificeerde samenleving
Historisch proces :Migratie, concentratie, discriminatie in 20ste eeuw
Verband – maatschappelijke fenomenen
Abortus en jeugdcriminaliteit?
Toename van abortus leidde tot een afname van ongewenste kinderen.
Ongewenstheid leidt tot aanpassingsproblemen en dus bijgevolg criminaliteit.
Moraalfilosoof Jan Verplaetse;
Vrije wil is “het vermogen om zelf, oorzaakloos, te beslissen wat je doet en hoe je het doet”
Maar het brein is de geleider van sociale en politieke oorzaken. Bewust of min of meer
onbewust.
CONCLUSIE:
Sociale verbeelding is het plaatsen en verklaren van individuele gebeurtenissen vanuit het
geheel van sociale relaties die zelf een specifiek historische oorsprong hebben.
,1.3 Van gedrag tot samenleving
1.3.1 Gedrag
= Elke reactie of reactie van een individu
Lichamelijke beweging
Verbale uiting
Subjectieve gewaarwording
2 dimensies:
Objectief waarneembare of externe componenten:
Aspecten die ten minste door 2 individuen kunnen worden waargenomen
Gebaren
Bewegingen
Gesproken taal
Subjectieve of interne componenten:
Aspecten die maar door 1 individu waarneembaar zijn
Onderdelen:
Motivationele component: Ultieme drijfveer van handelen die aanzet tot gedrag
Emotionele component: Innerlijke gevoelens van angst, onrust, schaamte, schuld,…
Cognitieve component: Beelden die we ons vormen van de werkelijkheid, kennis van de wereld
Reflexieve component: Het beeld dat je van jezelf vormt, kennis over jezelf.
, 1.3.2 Sociaal handelen
Handelen= gedrag met een nadrukkelijke doelgerichtheid
Voorbeeld:
Wanneer we kijken naar waar de uitgang van een lokaal zich bevindt, zijn we het verlaten van dat lokaal
aan het voorbereiden.
DUS:
De betekenis van handelen valt samen met de mentale projectie/voorbereiding die aan de handeling
voorafgaat.
VRAAG: Wanneer wordt handelen sociaal handelen?
WEBER:
Wanneer we handelen richten op het vroegere, het huidige of toekomstige handelen van anderen.
5 types van sociaal handelen:
1. Instrumenteel rationeel handelen
Doel bereiken binnen specifieke handelingssituatie
Handelingssituatie: andere mensen en/of objecten
- Condities: niet te wijzigen elementen
- Middelen: werken faciliterend, te wijzigen elementen
Optimalisatie van de efficiëntie:
Actoren wegen af welke middelen het meest efficiënt zijn om hun doel te bereiken
2. Waarde rationeel handelen
Bewust geloof in de waardevolheid van de handeling staat centraal
Waarde: ethisch, esthetisch, religieus,…
ONDERSCHEID: Welk aspect haalt de bovenhand?
efficiëntie of de inherente waardevolheid van de handeling zelf?
, 3. Affectief handelen
Gedreven door het navolgen van gevoelens
Ongecontroleerde reactie op een bepaalde stimulus
4. Traditioneel handelen
Volgt uit ingeworteld gewoontehandelen
Het verleden bepaalt de sociale gewoontes van de toekomst
OPM.: Wanneer mensen bewust zijn van de traditie en die op zichzelf gaan waarderen, dan spreken we van
waarde rationeel handelen.
Bv. Kerkelijk huwelijk als goede en juiste manier van handelen.
5. Reflexief handelen
Breekt de continue lijn met het verleden( onzekerheid)
‘ stoppen, denken en kiezen’
1.3.3 Interactie
= Handeling van een persoon én de reactie daarop door een ander persoon
2 soorten motieven:
Persoon A handelt opdat er iets zou gebeuren
Persoon B handelt omdat persoon A iets deed.
= interactie
Bij moeilijke handelingen maken we een mentaal plan dat verschillende handelingen bevat om het doel
te bereiken.
1.3.4 Vormen van interactie
1. Conformiteit
Voldoet aan groepsverwachtingen
Wederzijds akkoord over:
, - Wat er in de interactiesituatie zal gebeuren
- Hoe die overdracht zal gebeuren
OPM.: Tegenovergestelde is deviantie/afwijking.
Wanneer 1 persoon zich niet houdt aan de afgesproken regels
2. Samenwerking
Sociale eenheden proberen samen een doel te realiseren
Wederzijdse bereidheid om samen te handelen en een minimum aan conformiteit nodig.
Samenwerking en conformiteit maken een geordende samenleving mogelijk
3. Conflict
Ten minste 2 partijen niet akkoord gaan hoe de interactie moet verlopen
Oorzaken:
- Schaarse middelen
- Waarden, aanzien en macht
Positieve bijdrage:
Samenleving wordt wakker geschud
Groepscohesie: een gemeenschappelijke vijand brengt mensen dichter bij elkaar
4. Ruil
Principe van wederkerigheid bv. dankbaarheid
Ongelijke verdeling van kosten en baten
, 1.3.5 De stolling van interactie in cultuur en structuur
Uit interactie groeien cultuur en structuur.
VOORBEELD: Er zijn 10 mensen op een onbewoond eiland. Al gauw zullen ze interageren met elkaar.
Samen eten zoeken en bereiden
Huizen bouwen
…
DUS: Hieruit volgen afspraken en regels!
Cultuur:
Gedeelde betekenis die de mensen aan het handelen en de objecten uit hun omgeving
toekennen
Worden geformaliseerd in waarden, normen, overtuigingen, wetten,..
Structuur:
Geheel van posities van actoren en de vorm van interacties tussen die actoren
verschillende posities: rijk, arm ,bezitters, niet-bezitters,…
Ongelijke posities zorgen voor de sociale structuur
DUS: samenleving is een stabiele en gestolde interactie. Als mensen stoppen volgens die structuur en
cultuur te handelen, dan houdt de universiteit zoals wij die kennen op met te bestaan.