Examenvoorbereiding Taal 1
1 De taal- en spraakontwikkeling in vogelvlucht
1.1 Creatieve constructie via interactie
1.1.1Het proces van creatieve constructie
1.1.1.1 Waarvan is taalverwerving het resultaat?
- Proces van interactie tussen kind en omgeving
1.1.1.2 Geef de meest recente opvatting over hoe kinderen
taal verwerven.
- Taalaanbod hypothese over betekenissen en regels van taal
o Actief proces
- Taal produceren
o Eigen taal vergelijken met de taal uit omgeving
- Feedback
- Hypothese bevestigd of bijstellen
1.1.1.3 Wanneer is het het kind in staat om volwassen
taalgebruik te gebruiken?
- Als alle hypothesen volledig zijn
1.1.1.4 Hoe is de taal van een taallerend kind?
- Onvolmaakte volwassentaal
1.2 Het taalaanbod van de omgeving
1.2.1Definitie taalaanbod
1.2.1.1 Geef de definitie van een taalaanbod.
- Taalaanbod = alle talige stimuli die het kind vanaf de geboorte te horen krijgt.
1.2.1.2 Wat stimuleert de taalontwikkeling van de kinderen?
- Taal die specifiek tot get kind gericht wordt
1.2.1.3 Hoe wordt het taaltje genoemd dat volwassenen
gebruiken om met jonge kinderen te spreken.
- Babytalk of Cds = Child direct speech
o Vereenvoudigde structuur
1.2.1.4 Wat is een verklaring voor die CDS/babytalk?
- Volwassenen passen hun taalsysteem onbewust aan de baby aan.
1
, 1.2.1.5 Wat vergemakkelijkt voor de kleuter het
vergelijkingsproces tussen zijn eigen taal en de
uiteindelijke doeltaal?
- Directe koppeling tussen de eigen uiting en de wijze waarop de volwassene hetzelfde
zou zeggen
1.2.1.6 Geef de dubbele rol van de ouder.
- Directe gesprekspartner
- Impliciete bron van informatie over taal
- Model
1.2.1.7 Hoe moet je taalgebruik naar kinderen toe zijn?
- Net boven het taalniveau van de kleuters
- Begrijpelijk
- Rijk
1.2.1.8 Hoe verwerven de kinderen een correcte spreektaal?
- Juiste taal te horen in dagelijkse situaties
- Taal koppelen aan handelingen
1.3 Stadia in de taalverwerving
1.3.1Ontwikkelingsstadia
1.3.1.1 Geef de verschillende ontwikkelingsstadia van de
taalontwikkeling bij kinderen.
- De prelinguale periode (0-1 jaar)
o Voor het verschijnen van de eerste woorden
- De vroeglinguale periode. (1-2,5 jaar)
o De eerste begrijpbare woorden en zinnen
- De differentatiefase (2,5-5 jaar)
o Verschijnen van morfologische (woordvorming) kenmerken
- De voltooiingfase (vanaf 5 jaar)
o Beginnende geletterdheid
1.3.2Groeilijn in de verschillende aspecten van taal
1.3.2.1 Geef de groeilijn van de verschillende aspecten van
taal.
- Fonetisch-fonologische ontwikkeling
o Klanken en klankcombinaties
- De lexicale en semantische ontwikkeling
o De betekenis van wat er gezegd wordt
- De syntactische ontwikkeling
o Combineren van woorden tot een zin
- De morfologische ontwikkeling
2
, o De woordvorming, verbuigen en vervoegen
- Pragmatische ontwikkeling
o Verwerven van de taalgebruiksregels
- De ontwikkeling van de metalinguïstische bewustzijn
o Taalbeschouwing
1.4 Prelinguale fase (0-1 jaar)
1.4.1Kenmerken prelinguale fase
1.4.1.1 Geef de kenmerken van de prelinguale fase.
- 0 – 1 jaar
- Spreekt nog niet
o Geen conventionele code van geluiden, geproduceerd door spraakorganen
- Fundament van taalverwerving
o Receptief = waarnemen, luisteren en begrijpen
o Productief = spreken
- Communicatie kent evolutie
o Begrijpen van moedertaal
o Volwassenen reageren met taal
Menselijke spraakgeluiden onderscheiden van andere geluiden
Ervaringen met intonatiepatronen en conversatiepatronen opdoen
- Gelijktijdig talige informatie en niet-talige informatie krijgen
o Dagelijkse routines en voorwerpen en de taalaanduiding die daarbij horen
- Symboolfunctie van woorden snel ontdekken
o Herhaling in het horen van woorden
- Werking van spraakorganen ervaren en oefenen
o Schreien (0-6 weken)
Ongecontroleerde bewegingen (ook van stemspleet)
Eerste primitief communicatiesignaal
o Vocaliseren (6 weken- 4 maanden)
Klinkerachtige geluidjes
Mondkanaal open en ontspannen
Gevoel van voldaning
o Universeel Brabbelen (4-12 maanden)
Articulatoren in beweging brengen
Medeklinkerachtige geluiden
o Brabbelen
Meertalig brabbelen
Universeel verschijnsel
Sociale brabbelen
Taalspecifiek
Brabbelgroepjes voor bepaalde personen, gebeurtenissen of
voorwerpen
Intonatiepatronen
Sociale functie
3
, 1.5 De (verdere) fonologische ontwikkeling
1.5.1Vervormingen
1.5.1.1 Geef de vervormingen die plaatsvinden door het
beperkte woordrecept van de kleuters.
- Hypercorrectie
o Klank lange tijd niet juist uitgesproken en eindelijk verworven.
2 Bluin i.p.v. bruin, brauw i.p.v. blauw
- Nieuw klank enkel gebruiken in nieuwe woorden, maar niet in vroeger verworven
woorden.
2.1.1.1 Rond welke leeftijd leren de kinderen alle
afzonderlijke klanken beheersen?
- 3 jaar
2.1.1.2 Rond welke leeftijd stopt de fonologische
ontwikkeling?
- 5 jaar
o Uitzondering: moeilijke medeklinkerverbindingen
2.2 Passieve kennis – actief gebruik
2.2.1Link tussen passieve kennis en actief gebruik
2.2.1.1 Geef de link tussen de passieve kennis en het actief
gebruik.
- De passieve taalkennis is altijd groter dan het actieve gebruik.
2.3 Lexicale ontwikkeling
2.3.1Beginnende symboolfunctie
2.3.1.1 Geef de kenmerken van de beginnende
symboolfunctie.
- Eerste woord is een relatie tussen een welbepaalde klankgroep en een welbepaald
concept (15-16 maanden)
o Brabbelgroepjes
- Verschillende manieren
o Ononderbroken brabbelperiode
o Een periode van relatieve stilte
4
1 De taal- en spraakontwikkeling in vogelvlucht
1.1 Creatieve constructie via interactie
1.1.1Het proces van creatieve constructie
1.1.1.1 Waarvan is taalverwerving het resultaat?
- Proces van interactie tussen kind en omgeving
1.1.1.2 Geef de meest recente opvatting over hoe kinderen
taal verwerven.
- Taalaanbod hypothese over betekenissen en regels van taal
o Actief proces
- Taal produceren
o Eigen taal vergelijken met de taal uit omgeving
- Feedback
- Hypothese bevestigd of bijstellen
1.1.1.3 Wanneer is het het kind in staat om volwassen
taalgebruik te gebruiken?
- Als alle hypothesen volledig zijn
1.1.1.4 Hoe is de taal van een taallerend kind?
- Onvolmaakte volwassentaal
1.2 Het taalaanbod van de omgeving
1.2.1Definitie taalaanbod
1.2.1.1 Geef de definitie van een taalaanbod.
- Taalaanbod = alle talige stimuli die het kind vanaf de geboorte te horen krijgt.
1.2.1.2 Wat stimuleert de taalontwikkeling van de kinderen?
- Taal die specifiek tot get kind gericht wordt
1.2.1.3 Hoe wordt het taaltje genoemd dat volwassenen
gebruiken om met jonge kinderen te spreken.
- Babytalk of Cds = Child direct speech
o Vereenvoudigde structuur
1.2.1.4 Wat is een verklaring voor die CDS/babytalk?
- Volwassenen passen hun taalsysteem onbewust aan de baby aan.
1
, 1.2.1.5 Wat vergemakkelijkt voor de kleuter het
vergelijkingsproces tussen zijn eigen taal en de
uiteindelijke doeltaal?
- Directe koppeling tussen de eigen uiting en de wijze waarop de volwassene hetzelfde
zou zeggen
1.2.1.6 Geef de dubbele rol van de ouder.
- Directe gesprekspartner
- Impliciete bron van informatie over taal
- Model
1.2.1.7 Hoe moet je taalgebruik naar kinderen toe zijn?
- Net boven het taalniveau van de kleuters
- Begrijpelijk
- Rijk
1.2.1.8 Hoe verwerven de kinderen een correcte spreektaal?
- Juiste taal te horen in dagelijkse situaties
- Taal koppelen aan handelingen
1.3 Stadia in de taalverwerving
1.3.1Ontwikkelingsstadia
1.3.1.1 Geef de verschillende ontwikkelingsstadia van de
taalontwikkeling bij kinderen.
- De prelinguale periode (0-1 jaar)
o Voor het verschijnen van de eerste woorden
- De vroeglinguale periode. (1-2,5 jaar)
o De eerste begrijpbare woorden en zinnen
- De differentatiefase (2,5-5 jaar)
o Verschijnen van morfologische (woordvorming) kenmerken
- De voltooiingfase (vanaf 5 jaar)
o Beginnende geletterdheid
1.3.2Groeilijn in de verschillende aspecten van taal
1.3.2.1 Geef de groeilijn van de verschillende aspecten van
taal.
- Fonetisch-fonologische ontwikkeling
o Klanken en klankcombinaties
- De lexicale en semantische ontwikkeling
o De betekenis van wat er gezegd wordt
- De syntactische ontwikkeling
o Combineren van woorden tot een zin
- De morfologische ontwikkeling
2
, o De woordvorming, verbuigen en vervoegen
- Pragmatische ontwikkeling
o Verwerven van de taalgebruiksregels
- De ontwikkeling van de metalinguïstische bewustzijn
o Taalbeschouwing
1.4 Prelinguale fase (0-1 jaar)
1.4.1Kenmerken prelinguale fase
1.4.1.1 Geef de kenmerken van de prelinguale fase.
- 0 – 1 jaar
- Spreekt nog niet
o Geen conventionele code van geluiden, geproduceerd door spraakorganen
- Fundament van taalverwerving
o Receptief = waarnemen, luisteren en begrijpen
o Productief = spreken
- Communicatie kent evolutie
o Begrijpen van moedertaal
o Volwassenen reageren met taal
Menselijke spraakgeluiden onderscheiden van andere geluiden
Ervaringen met intonatiepatronen en conversatiepatronen opdoen
- Gelijktijdig talige informatie en niet-talige informatie krijgen
o Dagelijkse routines en voorwerpen en de taalaanduiding die daarbij horen
- Symboolfunctie van woorden snel ontdekken
o Herhaling in het horen van woorden
- Werking van spraakorganen ervaren en oefenen
o Schreien (0-6 weken)
Ongecontroleerde bewegingen (ook van stemspleet)
Eerste primitief communicatiesignaal
o Vocaliseren (6 weken- 4 maanden)
Klinkerachtige geluidjes
Mondkanaal open en ontspannen
Gevoel van voldaning
o Universeel Brabbelen (4-12 maanden)
Articulatoren in beweging brengen
Medeklinkerachtige geluiden
o Brabbelen
Meertalig brabbelen
Universeel verschijnsel
Sociale brabbelen
Taalspecifiek
Brabbelgroepjes voor bepaalde personen, gebeurtenissen of
voorwerpen
Intonatiepatronen
Sociale functie
3
, 1.5 De (verdere) fonologische ontwikkeling
1.5.1Vervormingen
1.5.1.1 Geef de vervormingen die plaatsvinden door het
beperkte woordrecept van de kleuters.
- Hypercorrectie
o Klank lange tijd niet juist uitgesproken en eindelijk verworven.
2 Bluin i.p.v. bruin, brauw i.p.v. blauw
- Nieuw klank enkel gebruiken in nieuwe woorden, maar niet in vroeger verworven
woorden.
2.1.1.1 Rond welke leeftijd leren de kinderen alle
afzonderlijke klanken beheersen?
- 3 jaar
2.1.1.2 Rond welke leeftijd stopt de fonologische
ontwikkeling?
- 5 jaar
o Uitzondering: moeilijke medeklinkerverbindingen
2.2 Passieve kennis – actief gebruik
2.2.1Link tussen passieve kennis en actief gebruik
2.2.1.1 Geef de link tussen de passieve kennis en het actief
gebruik.
- De passieve taalkennis is altijd groter dan het actieve gebruik.
2.3 Lexicale ontwikkeling
2.3.1Beginnende symboolfunctie
2.3.1.1 Geef de kenmerken van de beginnende
symboolfunctie.
- Eerste woord is een relatie tussen een welbepaalde klankgroep en een welbepaald
concept (15-16 maanden)
o Brabbelgroepjes
- Verschillende manieren
o Ononderbroken brabbelperiode
o Een periode van relatieve stilte
4