Verbintenissenrecht Eindtoets
Week 1 – Algemeen verbintenissenrecht
Verbintenissen
Een verbintenis is een rechtsbetrekking tussen twee personen, waarbij de een iets te
vorderen heeft wat de ander heeft te eisen. Verbintenissen bestaan slechts indien dit uit de
wet voortvloeit (art. 6:1 BW).
Dit betekent dat het ofwel in de wet staat, ofwel:
Indirect:
- Via de obligatoire overeenkomst
- Via de redelijkheid en billijkheid
Via het stelsel (HR Quint/Te Poel)
- Het past in de stelsel van de wet
- Het sluit aan bij in de wet geregelde gevallen
De grondbeginselen van het overeenkomstenrecht:
1. Contractvrijheid
2. Consensualisme
3. Pacta sunt servanda
Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging houdt in dat A in naam van B een overeenkomst aangaat. De volmacht
is geregeld in art. 3:60 BW. Een door de gevolmachtigde, binnen de grenzen van zijn
bevoegdheid, in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar
gevolgen de volmachtgever, zo blijkt uit art. 3:66 BW.
Wanneer er geen toereikende volmacht bestaat, maar de schijn van het bestaan hiervan te
wijten is aan het gedrag van de achterman zelf, is de achterman toch gebonden ex 3:66 lid 2
BW. Dit is het toedoen-vereiste.
Schijn kan ook worden toegerekend indien: (HR Fujiitsu/Exel):
a. Omstandigheden die voor rekening komen van de achterman
b. Kan schijn worden afgeleid
Denk aan: ondoorzichtigheid
Bekrachtiging is mogelijk ex 3:69 BW. Hierbij geldt de ontvangsttheorie van art. 3:37 BW.
Soms is er geen sprake van vertegenwoordiging, maar is er een commisionair die in eigen
naam ten behoeve van een ander een overeenkomst sluit. Juridisch is deze persoon dan de
contractspartiji. De achterman heeft bij wanprestatie schade, terwijl de commissiionair
contractpartij is. wat nu?
HR Kribbenbijter: B kan in eigen naam ten behoeve van A schade claimen -> art. 7:419 BW.
,Pre-contractuele fase
Er zijn volgens HR Plas/Valburg drie stadia van onderhandelen:
1. Vrij om af te breken
2. Afbreken mag, mits onkostenvergoeding
3. Afbreken is in strijd met R&B
Wanneer er sprake is van stadium 3 is verduidelijkt in HR CBB/JPO
Een ieder is vrij om af te breken, tenzij het onaanvaardbaar is ivm:
- Totstandkomingsvertrouwen
- Verdere omstandigheden
Dit is een strenge maatstaf!
Totstandkoming overeenkomsten
Een overeenkomst komt tot stand van aanbod en aanvaarding daarvan (Art. 6:217 BW).
Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen, voor de totstandkoming is vereist: (3:33 BW)
1. Een op een rechtsgevolg gerichte wil
2. Die zich door een verklaring heeft geopenbaard
Aanbod/aanvaarding (en elke rechtshandeling, dus bijvoorbeeld ook vernietiging) kan
vormvrij geschieden 3:37 BW.
Wanneer wil en verklaring niet overeenkomen, kan art. 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen)
dit opheffen. Voor toepassing van dit artikel moet sprake zijn van een van de afzender
afkomstige tot de ontvanger gerichte verklaring.
Herroeping van een aanbod -> art. 6:219 BW. Zolang de aanvaarding nog niet is verzonden.
, Week 2 – Aantasting van rechtshandelingen
Verboden overeenkomsten
In beginsel mag je overal afspraken over maken, er zijn echter een aantal uitzonderingen en
deze zijn neergelegd in art. 3:40 BW.
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen het sluiten (aangaan), de inhoud
(prestaties) en strekking (bijkomende motieven). Deze kunnen in strijd zijn met de wet,
openbare orde of goede zeden.
Lid 1. Inhoud/strekking in strijd met goede zeden/openbare orde = nietig
Lid 2. Sluiten in strijd met de wet = nietig (of in sommige gevallen vernietigbaar)
Indien inhoud/strekking in strijd met de wet is, of het sluiten in strijd met de goede
zeden/openbare orde, gebruik je de indirecte toets van het arrest HR Esmilo/Mediq
Ratoi: een door de wet verboden prestatie of strekking hoeft niet altijd strjidig te zjin met de
openbare orde/goede zeden, want de wet heeft soms een heel ander doel voor ogen.
Toets: gezichtspuntenbenadering!
1. Welke belangen worden er door de regel gediend?
2. Zijn er fundamentele beginselen in het geding?
3. Partijen van inbreuk bewust?
4. Voorziet de regel zelf in een sanctie?
Wilsgebreken
3:44 -> Bedrog, bedreiging, misbruik van omstandigheden
6:228 -> Dwaling
Voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist:
1. Onjuiste voorstelling van zaken
2. Causaal verband (Zou de ovk anders ook gesloten zijn?)
3. Een van de volgende gevallen:
a. onjuiste inlichting
b. mededelingsplicht geschonden
c. wederzijdse dwaling
4. Kenbaarheid (wist de wederpartij dat dit punt belangrijk was?)
5. Geen sprake van dwaling die naar vov voor rekening van dwalende behoort te blijven
(zoals verkopersdwaling)
6. Gaat niet om uitsluitend toekomstige omstandigheden
Je hebt alleen een mededelingsplicht over feiten die je kent/geacht bent te kennen en
waarvan je moest begrijpen dat dit belangrijk was voor de koper. Daarnaast hoef je slechts
te vertellen datgene waarvan de wederpartij niet op de hoogte is (‘deze auto heeft geen
deur’ terwijl je er samen omheen loopt is overbodig). Daarnaast moet het van je gevergd
kunnen worden (dus niet: de concurrent heeft goedkopere appels).
Week 1 – Algemeen verbintenissenrecht
Verbintenissen
Een verbintenis is een rechtsbetrekking tussen twee personen, waarbij de een iets te
vorderen heeft wat de ander heeft te eisen. Verbintenissen bestaan slechts indien dit uit de
wet voortvloeit (art. 6:1 BW).
Dit betekent dat het ofwel in de wet staat, ofwel:
Indirect:
- Via de obligatoire overeenkomst
- Via de redelijkheid en billijkheid
Via het stelsel (HR Quint/Te Poel)
- Het past in de stelsel van de wet
- Het sluit aan bij in de wet geregelde gevallen
De grondbeginselen van het overeenkomstenrecht:
1. Contractvrijheid
2. Consensualisme
3. Pacta sunt servanda
Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging houdt in dat A in naam van B een overeenkomst aangaat. De volmacht
is geregeld in art. 3:60 BW. Een door de gevolmachtigde, binnen de grenzen van zijn
bevoegdheid, in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar
gevolgen de volmachtgever, zo blijkt uit art. 3:66 BW.
Wanneer er geen toereikende volmacht bestaat, maar de schijn van het bestaan hiervan te
wijten is aan het gedrag van de achterman zelf, is de achterman toch gebonden ex 3:66 lid 2
BW. Dit is het toedoen-vereiste.
Schijn kan ook worden toegerekend indien: (HR Fujiitsu/Exel):
a. Omstandigheden die voor rekening komen van de achterman
b. Kan schijn worden afgeleid
Denk aan: ondoorzichtigheid
Bekrachtiging is mogelijk ex 3:69 BW. Hierbij geldt de ontvangsttheorie van art. 3:37 BW.
Soms is er geen sprake van vertegenwoordiging, maar is er een commisionair die in eigen
naam ten behoeve van een ander een overeenkomst sluit. Juridisch is deze persoon dan de
contractspartiji. De achterman heeft bij wanprestatie schade, terwijl de commissiionair
contractpartij is. wat nu?
HR Kribbenbijter: B kan in eigen naam ten behoeve van A schade claimen -> art. 7:419 BW.
,Pre-contractuele fase
Er zijn volgens HR Plas/Valburg drie stadia van onderhandelen:
1. Vrij om af te breken
2. Afbreken mag, mits onkostenvergoeding
3. Afbreken is in strijd met R&B
Wanneer er sprake is van stadium 3 is verduidelijkt in HR CBB/JPO
Een ieder is vrij om af te breken, tenzij het onaanvaardbaar is ivm:
- Totstandkomingsvertrouwen
- Verdere omstandigheden
Dit is een strenge maatstaf!
Totstandkoming overeenkomsten
Een overeenkomst komt tot stand van aanbod en aanvaarding daarvan (Art. 6:217 BW).
Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen, voor de totstandkoming is vereist: (3:33 BW)
1. Een op een rechtsgevolg gerichte wil
2. Die zich door een verklaring heeft geopenbaard
Aanbod/aanvaarding (en elke rechtshandeling, dus bijvoorbeeld ook vernietiging) kan
vormvrij geschieden 3:37 BW.
Wanneer wil en verklaring niet overeenkomen, kan art. 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen)
dit opheffen. Voor toepassing van dit artikel moet sprake zijn van een van de afzender
afkomstige tot de ontvanger gerichte verklaring.
Herroeping van een aanbod -> art. 6:219 BW. Zolang de aanvaarding nog niet is verzonden.
, Week 2 – Aantasting van rechtshandelingen
Verboden overeenkomsten
In beginsel mag je overal afspraken over maken, er zijn echter een aantal uitzonderingen en
deze zijn neergelegd in art. 3:40 BW.
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen het sluiten (aangaan), de inhoud
(prestaties) en strekking (bijkomende motieven). Deze kunnen in strijd zijn met de wet,
openbare orde of goede zeden.
Lid 1. Inhoud/strekking in strijd met goede zeden/openbare orde = nietig
Lid 2. Sluiten in strijd met de wet = nietig (of in sommige gevallen vernietigbaar)
Indien inhoud/strekking in strijd met de wet is, of het sluiten in strijd met de goede
zeden/openbare orde, gebruik je de indirecte toets van het arrest HR Esmilo/Mediq
Ratoi: een door de wet verboden prestatie of strekking hoeft niet altijd strjidig te zjin met de
openbare orde/goede zeden, want de wet heeft soms een heel ander doel voor ogen.
Toets: gezichtspuntenbenadering!
1. Welke belangen worden er door de regel gediend?
2. Zijn er fundamentele beginselen in het geding?
3. Partijen van inbreuk bewust?
4. Voorziet de regel zelf in een sanctie?
Wilsgebreken
3:44 -> Bedrog, bedreiging, misbruik van omstandigheden
6:228 -> Dwaling
Voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist:
1. Onjuiste voorstelling van zaken
2. Causaal verband (Zou de ovk anders ook gesloten zijn?)
3. Een van de volgende gevallen:
a. onjuiste inlichting
b. mededelingsplicht geschonden
c. wederzijdse dwaling
4. Kenbaarheid (wist de wederpartij dat dit punt belangrijk was?)
5. Geen sprake van dwaling die naar vov voor rekening van dwalende behoort te blijven
(zoals verkopersdwaling)
6. Gaat niet om uitsluitend toekomstige omstandigheden
Je hebt alleen een mededelingsplicht over feiten die je kent/geacht bent te kennen en
waarvan je moest begrijpen dat dit belangrijk was voor de koper. Daarnaast hoef je slechts
te vertellen datgene waarvan de wederpartij niet op de hoogte is (‘deze auto heeft geen
deur’ terwijl je er samen omheen loopt is overbodig). Daarnaast moet het van je gevergd
kunnen worden (dus niet: de concurrent heeft goedkopere appels).