2e bach psychologie
Prof: Gina Rossi
2023-2024
1
,Hoorcollege (HOC): persoonlijkheidstheorieën
Examinering vak:
§ Examen /10 (examen met meerkeuze vragen) + Oefeningen /10 (2 opdrachten) =
Eindtotaal /20
§ Credit: 10/20 of meer
§ Indien geen credit overdracht punten voor deel waarop de helft of meer (5/10 of
meer voor examen of 5/10 voor oefeningen)
§ Afronding punten enkel op eindtotaal
Examen zelf:
§ Theorie hoorcollege + theoretische achtergrond/lessen WPO over meet-paradigma’s:
meerkeuze 4 antwoordopties (20 vragen → 15 over HOC en 5 over WPO)
§ Geen giscorrectie en geen verhoogde cesuur
Inhoud hoorcollege:
§ De klassieke theoretische oriëntaties van persoonlijkheidspsychologie met
exemplarische voorbeelden van theorieën aan de hand van sleutelfiguren
Klassieke theoretische oriëntaties:
1) Psychodynamische theorieën
2) Humanistische/existentiële theorieën
3) Dispositionele theorieën
4) Biologische theorieën
5) Leer- en cognitieve theorieën
Sleutelfiguren:
§ Psychodynamisch: Freud & Horney
o Onbewuste
§ Humanistisch/existentiëel: Rogers
o Positieve aspecten v menselijk gedrag, gaan ervan uit dat mensen willen
groeien, bewuste groei die mensen willen maken
§ Dispositioneel: Allport, McCrae & Costa
o Mensen gedragen zich op unieke manieren, ook trekken, multivariate
meetparadigma
§ Biologisch/evolutionair: Eysenck
o Ook trekken, neurologische systemen
§ Leren – cognitieve: Mischel
o Cognitief affectief eenheden z heel belangrijk om persoonlijkheid te begrijpen
=> wat niet behandeld w in de les moet je ook niet kennen, enkel mensen in les z leerstof!
Succesvol examen:
§ Bijwonen les: nemen nota’s
§ Na de les: lezen hoofdstuk in boek
§ Leren hoofdstuk: rode draad = objectieven en wat belangrijk is van het hoofdstuk heb
je geleerd in de les, met boek kan je je nota’s aanvullen
§ Examen oefenen: voorbeeld toets met meerkeuze vragen op CANVAS!
2
,H1: Inleiding tot persoonlijkheidstheorieën
1.1 Overzicht
§ Wat is persoonlijkheid?
§ Wat is een theorie?
§ Waarom bestaan er meerdere theorieën?
§ Wat maakt een theorie zinvol?
§ Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (cf. humanity)
§ Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
1.1.1 Wat is persoonlijkheid?
§ Woord komt van “persona”
o Latijns voor “masker”
• Masker dat mensen in Romeinse tijd droegen in theatervoorstelling,
rol die naar andere w getoond → enge benadering als we naar
moderne benadering kijken
§ Definitie persoonlijkheid:
o Een patroon van relatief permanente karaktertrekken (traits) en unieke
kenmerken die zowel voor consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag
van een persoon
• Relatief permanent, er moet enige verandering mogelijk z
§ Traits (trekken)
o Consistentie over tijd
o Individuele verschillen in gedrag
o Stabiliteit over situaties
=> kunnen uniek z maar ook gemeenschappelijk, maar het patroon in totaal zal bij
iedereen verschillend z, iedereen heeft z eigen unieke combinatie
§ Kenmerken
o Unieke kwaliteiten (bv. temperament, intelligentie)
• Tegenover trekken slaan kwaliteiten op een proces over hoe dat je
info verwerkt, meer het cognitieve
1.1.2 Wat is een theorie?
§ Definitie theorie
o Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om
op basis van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren
• Theorie is verschillend v volkswijsheid, theorie w gebruikt om
onderzoek op te zetten, verbanden zoeken, set v gerelateerde
veronderstellingen, welke hypotheses kan je eruit halen en die
hypotheses ga je testen
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
§ Speculatie
o Theorie moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap
o Speculatie is op niveau v volkswijsheid
3
, § Hypothese
o Specifiek vermoeden dat kan getest worden aan de hand van een
wetenschappelijke methode
o Theorie is dus meer dan gwn speculeren, je vormt hypotheses die je gaat
toetsen, verbinden aan empirische data
o Theorie is meer dan 1 hypothese, allerlei speculaties onderbouwen naar een
theorie
§ Taxonomie
o Classificatie volgens natuurlijke relaties
o Taxonomie: classificatiesysteem, obv natuurlijke relaties ga je iets indelen,
niet noodzakelijk hypotheses
1.1.3 Waarom bestaan er meerdere theorieën?
§ Verschillende persoonlijke achtergronden
o Ervaringen tijdens de kindertijd
o Interpersoonlijke relaties
§ Verschillende filosofische oriëntaties
§ Data die gekozen wordt om te observeren is verschillend
§ Unieke manieren om naar de wereld te kijken
=> verschillende invloeden, het geheel gaat de totaliteit geven
=> elke theorie heeft z eigen manier om naar de wereld te kijken
De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid:
§ Psychology of Science’ (psychologie van de wetenschap)
o De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief
theorie constructie) van een wetenschapper
§ De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt de
aard van de theorieën die ze ontwikkelen
o Zelf interesse tonen als wetenschapper
o Bestuderen wat de persoonlijkheid v/d grondlegger is
o Kijken naar leven v sleutelfiguren → theorie ga je niet obv hiervan
beoordelen, moet objectief z
1.1.4 Wat maakt een theorie zinvol: criteria voor het evalueren/beoordelen van een theorie
Hoe bepalen welke theorie zinvol is?, bruikbaarheid v hun theorie meten, beschrijvend
onderzoek voorzien een kader voor uw theorie
§ Genereert onderzoek
o En maakt dat theorie kan evolueren
§ Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren)
o Bevestigen of weerleggen (dan ga je theorie bijsturen)
§ Organiseert gekende data
o Info organiseren, je moet het betekenis kunnen geven, integreren in
bestaanbaar kader, als dat niet kan moet je bijsturen
§ Leidt handelen (praktisch)
4
, o Handelen v onderzoekers, v/d praktijk, dagelijkse beslissingen met theorie
kunnen niet, bruikbaar, theorie kunnen voor antwoorden zorgen in
hedendaagse zaken
§ Is intern consistent
o Alles moet meetbaar z, er moeten operationele defenities z, gedragingen
moeten gemeten w
§ Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is)
=> als alle 5 criteria vervuld z dan moet je het ook niet complexer maken dan nodig,
theorieen tegenover elkaar zetten, afwegen
1.1.5 Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (cf. humanity)
Hoe z persoonlijkheidstheoretici tot opvattingen gekomen? → niet bij persoonlijke
achtergrond/kennis gebleven, wel gecontroleerde observaties v menselijk gedrag, met deze
dimenties theorien v elkaar k onderscheiden:
§ Determinisme vs. vrije keuze
§ Pessimisme vs. optimisme
§ Causaliteit vs. teleologie
§ Bewuste vs. onbewuste determinanten van gedrag
§ Biologische vs. sociale invloeden op persoonlijkheid
§ Individualiteit vs. similariteit (gelijkenis)
1.1.6 Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
§ Theorie moet onderzoek genereren!
o Theorie geeft betekenis aan data
o Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die
afgeleid zijn van de theorie
o Gebasseerd op systematisch onderzoek om dingen te voorspellen
o Persoonlijkheidsvragenlijsten maken onderzoek mogelijk
§ Systematische observaties
o Predicties (voorspellingen) zijn consistent en accuraat
§ Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
1. Betrouwbaarheid (reliability): consistentie en samenhang
• Consistentie van het meten
• Consistentie over de tijd = test hertest betrouwbaarheid
• Interne consistentie = Cronbachs alpha, samenhang tussen items v/d schaal
2. Validiteit: meet test wat die beoogt te meten? accuraatheid v/d test
• Construct validiteit: mate waarin instrument het construct effectief meet
à Convergerend: staat in verband met valide metingen over
hetzelfde concept dat al bestaat
à Divergerend: laag verband met andere constructen, lage of niet
significante verbanden
à Discriminant: vragenlijst discrimineert tussen gorepen v
mensen waarvan met weet dat ze versch z op een bepaald
construct
• Predictieve validiteit: mate waarin test toekomstig gedrag kan
voorspellen
5
, PSYCHODYNAMISCHE THEORIE
= het onbewuste
H2: Freud (1856 - 1939)
§ Oprichter dynamisch perspectief
§ Grondlegger psychoanalyse
2.1 Freud: wetenschappelijke basis voor onderdrukking v herinneringen uit de kindertijd?
Casus (zie bv. Chu, 1997): Prof. Ross Cheit (politieke wetenschappen)
§ 1992: zijn zuster belt hem dat zijn neefje bij een koor gaat
§ Ross is onverklaarbaar niet blij, maar gespannen
§ Weken die volgen wordt hij depressief etc.
§ Herinnert zich plots seksueel misbruik door de beheerder van het koor waar hij als
kind bij was
§ Blijkt waar na objectief onderzoek
§ Schuldige gearresteerd in 1994 (misbruik vond plaats 1967/1968)
=> onderdrukking uit de kindertijd → daar een wetenschappelijke basis aan geven
2.2 Overzicht
§ Overzicht psychoanalytische theorie
§ Biografie van Freud
§ Niveaus van het mentale leven
§ Structuren van de geest
§ Drijfveren van persoonlijkheid
§ Verdedigingsmechanismen
§ Ontwikkelingsstadia
§ Toepassingen van de psychoanalytische theorie
§ Onderzoek
§ Kritiek op Freud
§ Opvattingen over de mensheid
2.2.1 Psychodynamische theorieën
§ Freud was een psychiater en had ontdekt dat er emotionele conflicten schuilden
achter de problemen v z patienten en wou dat gaan behandelen
§ Psychoanalyse –
o De methode die Freud toepaste bij de behandeling van psychische stoornissen
§ Psychoanalytische theorie –
o De persoonlijkheidstheorie van Freud
o Theoretisch kader die F opbouwde, psychoanalyse is de behandeling en daar-
naast heb jij z psychoanalytische theorie
2.2.2 Overzicht psychoanalytische theorie
§ Wat maakte deze theorie interessant?
o Bouwstenen: Seks en agressie (waar in zijn tijdperk absoluut niet over mocht
worden gesproken)
• F leefde in Victoriaans tijdperk waar er absoluut niet mocht w
gesproken over seks en agressie
6