Chapter 1
Psychologie: de wetenschap van gedrag en psych
- Gedrag: observeerbare gedragingen van een mens of dier
- Psyche: percepties, gedachten, herinneringen, dromen, etc. van een mens of dier
3 fundamentele ideeën van de psychologie
1) Gedrag en mentale gedragingen hebben een fysieke oorzaak, en kunnen dus onderworpen
worden aan wetenschappelijke analyse
Dualisme: de ziel is immaterieel, het brein is materieel
Descartes:
- Het lichaam is een machine en kan bewegen zonder ziel
o Dieren hebben geen ziel
- De enige taak ziel is denken
“I think – therefore, I am”
Materialisme: alles is materie
Hobbes: al het menselijk gedrag komt voort uit fysieke processen
- Bewuste gedachten zijn product van het brein, en dus natural law
Fysiologie: the study of human machinery
2 ontdekkingen:
1. Toenemend begrip van reflexen
o Reflexologie: al het menselijk gedrag is een reflex op iets
2. Het lokaliseren van functies in het brein
2) De manier waarop een persoon zich gedraagt, denkt en voelt, verandert over tijd door ervaring
en omgeving
Empirisme: menselijke kennis en gedachten komen door zintuigelijke waarnemingen
- Als mensen machines zijn, zijn ze machines die leren
John Locke, David Hartley, James Mill, John Stuart Mill
- Gedachten geen vrije wil, maar reflecties van omgeving en ervaring (zintuigelijk)
Wet van associatie door contiguïteit
If a person experiences two environmental events (stimuli, sensations) at the same time or one right after
the other (contiguously), those events will become associated in someone’s mind.
Nativisme: mensen hebben aangeboren kennis (en hebben dat nodig om te leren)
- Reactie op het empirisme
o Tegenovergesteld van elkaar
Immanuel Kant
- A priori kennis aangeboren kennis
- A posteriori kennis aangeleerd
Je hebt a priori kennis nodig om a posteriori te kunnen leren!
3) De lichamelijke machine van gedragingen en gedachten is een product van evolutie door
natuurlijke selectie
Evolutietheorie: connectie psychologie en biologie
Darwin: the origin of species
- Mensen hebben zich over tijd langzaam aangepast aan hun omgeving: survival of the fittest
, - Basisemoties zijn erfelijk
Doel van psychologie: verklaren van mentale gedragingen en gedrag
Verklaren kan op 9 onderzoek niveaus, in 2 clusters:
Biologische verklaringen Verklaringen op basis van omgeving, kennis en
ontwikkeling
Neuraal niveau: oorzaak wordt gezocht in de Niveau van leerprocessen: oorzaak wordt gezocht
hersenen en het neurosysteem. in eerdere ervaringen van een persoon
Fysiologisch niveau: bestuderen de manier waarop Cognitief niveau: oorzaak ligt in de kennis en
hormonen en drugs invloed uitoefenen op de overtuigingen van een persoon
hersenen om gedrag en ervaringen te veranderen.
Genetisch niveau: oorzaak wordt gelegd in de Sociaal niveau: oorzaak wordt gezocht in de
genen. invloed van het beeld van anderen
Evolutionair niveau: oorzaak ligt in het proces van Cultureel niveau: oorzaak ligt in de cultuur waarin
natuurlijke selectie iemand is opgegroeid
Ontwikkelingsniveau: oorzaak wordt gelegd in
leeftijd gerelateerde veranderingen
- De soorten verklaringsniveaus kunnen allemaal gebruikt worden op basis van elkaar en los van
elkaar.
Verschillende werkgebieden:
- Personaliteitenpsychologie: de normale verschillen tussen mensen in hun alledaagse doen en
denken.
- Abnormale psychologie: variaties in psychologische eigenschappen die zo extreem of verstorend
zijn voor iemands leven dat het een mentale stoornis is.
- Klinische psychologie: helpen van mensen met een mentale stoornis of andere psychische
problemen
Chapter 3
Genen hebben invloed op het lichaam, omdat ze invloed hebben op de productie van eiwitmoleculen.
Genen zijn componenten van DNA. Deze moleculen zitten in de eicel en spermacel en vormen samen een
nieuw mens.
Genen
DNA = chemische verbinding van erfelijke informatie
Een gen is een component van DNA
- Heeft invloed op de productie van eiwitmoleculen
Genen hebben indirect invloed op gedrag
- Genen bepalen de fysieke structuur van het lichaam, en dat bepaalt jouw gedrag in combinatie met
je omgeving
Structurele proteïne: vormen van structuur van de cellen in het lichaam
Enzymen: controleren de chemische reacties in elke cel
2 soorten genen
1. Coderingsgenen
2. Regulerende genen
Gedrag ontstaat door een wisselwerking van genen en omgeving
Psychologie: de wetenschap van gedrag en psych
- Gedrag: observeerbare gedragingen van een mens of dier
- Psyche: percepties, gedachten, herinneringen, dromen, etc. van een mens of dier
3 fundamentele ideeën van de psychologie
1) Gedrag en mentale gedragingen hebben een fysieke oorzaak, en kunnen dus onderworpen
worden aan wetenschappelijke analyse
Dualisme: de ziel is immaterieel, het brein is materieel
Descartes:
- Het lichaam is een machine en kan bewegen zonder ziel
o Dieren hebben geen ziel
- De enige taak ziel is denken
“I think – therefore, I am”
Materialisme: alles is materie
Hobbes: al het menselijk gedrag komt voort uit fysieke processen
- Bewuste gedachten zijn product van het brein, en dus natural law
Fysiologie: the study of human machinery
2 ontdekkingen:
1. Toenemend begrip van reflexen
o Reflexologie: al het menselijk gedrag is een reflex op iets
2. Het lokaliseren van functies in het brein
2) De manier waarop een persoon zich gedraagt, denkt en voelt, verandert over tijd door ervaring
en omgeving
Empirisme: menselijke kennis en gedachten komen door zintuigelijke waarnemingen
- Als mensen machines zijn, zijn ze machines die leren
John Locke, David Hartley, James Mill, John Stuart Mill
- Gedachten geen vrije wil, maar reflecties van omgeving en ervaring (zintuigelijk)
Wet van associatie door contiguïteit
If a person experiences two environmental events (stimuli, sensations) at the same time or one right after
the other (contiguously), those events will become associated in someone’s mind.
Nativisme: mensen hebben aangeboren kennis (en hebben dat nodig om te leren)
- Reactie op het empirisme
o Tegenovergesteld van elkaar
Immanuel Kant
- A priori kennis aangeboren kennis
- A posteriori kennis aangeleerd
Je hebt a priori kennis nodig om a posteriori te kunnen leren!
3) De lichamelijke machine van gedragingen en gedachten is een product van evolutie door
natuurlijke selectie
Evolutietheorie: connectie psychologie en biologie
Darwin: the origin of species
- Mensen hebben zich over tijd langzaam aangepast aan hun omgeving: survival of the fittest
, - Basisemoties zijn erfelijk
Doel van psychologie: verklaren van mentale gedragingen en gedrag
Verklaren kan op 9 onderzoek niveaus, in 2 clusters:
Biologische verklaringen Verklaringen op basis van omgeving, kennis en
ontwikkeling
Neuraal niveau: oorzaak wordt gezocht in de Niveau van leerprocessen: oorzaak wordt gezocht
hersenen en het neurosysteem. in eerdere ervaringen van een persoon
Fysiologisch niveau: bestuderen de manier waarop Cognitief niveau: oorzaak ligt in de kennis en
hormonen en drugs invloed uitoefenen op de overtuigingen van een persoon
hersenen om gedrag en ervaringen te veranderen.
Genetisch niveau: oorzaak wordt gelegd in de Sociaal niveau: oorzaak wordt gezocht in de
genen. invloed van het beeld van anderen
Evolutionair niveau: oorzaak ligt in het proces van Cultureel niveau: oorzaak ligt in de cultuur waarin
natuurlijke selectie iemand is opgegroeid
Ontwikkelingsniveau: oorzaak wordt gelegd in
leeftijd gerelateerde veranderingen
- De soorten verklaringsniveaus kunnen allemaal gebruikt worden op basis van elkaar en los van
elkaar.
Verschillende werkgebieden:
- Personaliteitenpsychologie: de normale verschillen tussen mensen in hun alledaagse doen en
denken.
- Abnormale psychologie: variaties in psychologische eigenschappen die zo extreem of verstorend
zijn voor iemands leven dat het een mentale stoornis is.
- Klinische psychologie: helpen van mensen met een mentale stoornis of andere psychische
problemen
Chapter 3
Genen hebben invloed op het lichaam, omdat ze invloed hebben op de productie van eiwitmoleculen.
Genen zijn componenten van DNA. Deze moleculen zitten in de eicel en spermacel en vormen samen een
nieuw mens.
Genen
DNA = chemische verbinding van erfelijke informatie
Een gen is een component van DNA
- Heeft invloed op de productie van eiwitmoleculen
Genen hebben indirect invloed op gedrag
- Genen bepalen de fysieke structuur van het lichaam, en dat bepaalt jouw gedrag in combinatie met
je omgeving
Structurele proteïne: vormen van structuur van de cellen in het lichaam
Enzymen: controleren de chemische reacties in elke cel
2 soorten genen
1. Coderingsgenen
2. Regulerende genen
Gedrag ontstaat door een wisselwerking van genen en omgeving
