Samenvatting veiligheidskunde
Hoofdstuk 1
Veiligheidskundige zijn voornamelijk bezig met uitwendige doodsoorzaken. De dood is hier
een direct gevolg van een uitwendige oorzaak. Deze oorzaak moet besteden worden.
Mobiliteit en digitalisering heef voor stjging van criminaliteit gezorgd. De dader kan zich
makkelijker verplaatsen en het communiceren wordt makkelijker. Hierdoor is er een heel
nieuw criminaliteitsvorm ontstaan op het net.
Hoofdstuk 2
Veiligheid betekent dat mensen efectei beschermd zijn tegen persoonlijk leed met
uitzondering van ziektes zonder uitwendige oorzaak.
Leed = aantastng van lichamelijke en geestelijke integriteit.
Veiligheidszorg is alles wat mensen doen om hun lichamelijke en geestelijke integriteit te
beschermen.
Integriteit = heef te maken met mensenrechten. Grondrecht op onaantastbaarheid van het
eigen lichaam.
Integrale veiligheid is een veiligheidsprobleem in een breder perspectei plaatsen.
Doormiddel van 4 verschillende lijnen:
1. Tijd. Een veiligheidsprobleem is geen momentopname, maar een proces.
2. Ruimte. Een veiligheidsprobleem is bijna nooit een lokaal probleem maar verschrikt
grenzen als wijkgrenzen, gemeentegrenzen, provincies en landgrenzen.
3. Sociale netwerken. Veiligheidsproblemen hebben betrekking tot alle
samenwerkende organisates en personen bij het betrefende evenement. Het is dan
ook van belang dat deze partjen samenwerken. Iniormate uitwisseling is
essenteel.
4. Kennisgebied. Bij een veiligheidsprobleem moet er gewerkt worden vanuit een
multdisciplinaire aanpak. Ook hierbij is iniormate-uitwisseling the ke..
Objectieve veiligveid = gemeten niveau van veiligheid
Subjectieve veiligveid = de mate waarin mensen zich veilig voelen.
Sociale veiligveid = de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast door anderen.
Fysiek veiligveid = de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van niet menselijke oorsprong. Ook wel
systemiscve veiligveid genoemd.
Leefbaarveid is hoe aantrekkelijk en geschikt een gebied oi gemeenschap is om er te wonen
en te werken. Veiligheid valt onder leefaarheid. Want als de veiligheid lager is, is de
leefaarheid ook minder.
Externe veiligheid = kans op overlijden door een voorval met gevaarlijke stoi binnen een
inrichtng.
Interne veiligheid = ongeval binnen het s.steem van een bedriji. Gaat over de werknemers.
1
,Arbeidsveiligheid = de bescherming van werknemers tegen bedrijisongevallen.
Bedrijisbeveiliging = gevaren vanuit de omgeving voor de mensen in het bedriji.
Multdisciplinair = betrekking hebben op een aantal beroepsvlakken.
Hoofdstuk 3
Veiligveidsketen
1. Proactie. Dit is het nemen van maatregelen om structurele oorzaken van onveiligheid
en incidenten weg te nemen.
2. Preventie. Dit is maatregelen nemen ter voorkoming en beheersbaar houden van
incidenten.
3. Preparatie. Dit is het nemen van maatregelen die het mogelijk maken om te
reageren op kriteke omstandigheden.
4. Repressie. Dit is het bestrijden van incidenten.
5. Nazorg. Dit is het nemen van maatregelen om de gewone gang van zaken te laten
terugkeren.
Wanneer de nazorg niet goed is gaan er nieuwe dingen iout = ramp na ramp.
Nazorg bevat 4 elementen:
1. Opvang van slachtofers en hulpverleners
2. Schadereducte en in orde brengen economisch gedeelte.
3. Juridisch gedeelte, wie heef schuld?
4. Leerelement
Verscvil proactie en preventie = proacte is er geen bron van onveiligheid terwijl bij
prevente er al wel een bron van onveiligheid aanwezig is.
Cirkel van Deming
1. Plan. Probleemdefnite, actuele situate, je stelt een plan op.
2. Do. Je voert je plan uit.
3. Check. Je controleert oi iets niet gaat oi is gegaan zoals gepland, oi dat aan een
bepaalde actviteit niet is gedacht.
4. Act. Indien nodig pas je je plannen aan zodat problemen in de toekomst van het
proces worden vermeden.
Deze c.clus doorloop je net zolang tot je besluit dat het resultaat van een stap voldoende
kwaliteit heef.
Risicoreductie = het verkleinen van een risico door de veiligheidsketen te gebruiken.
Restrisico = het risico dat overblijf na het nemen van alle maatregelen om de ongewenste
gebeurtenis te voorkomen.
2
, Hoofdstuk 4
Beleidsnetwerk = Samenwerkingsverband tussen bedrijven, burgers, overheid, polite en
gemeenten.
Beleid = het stellen van hoe er gehandeld gaat worden. Komt neer op een poging tot het
uitoeienen van invloed.
Beleidsvorming werd altjd als een ratoneel iets gezien. Tegenwoordig gaat het ook om
strijd van beleid.
Beleidsprocesmodel
1. Anal.seren probleem/vraagstuk
2. Ontwikkelen en vaststellen van het beleid
3. Concrete maatregelen trefen.
Op politiek gebied:
- Onderhandelingen
- Realistsch ingesteld
- Draagvlak creëren
- Ruilprocessen
- Wederzijdse aanpassingen tussen bestuurders/belangengroepen.
Kernvragen draagvlak
- Welke personen/groepen zullen dit beleid steunen?
- Welke groepen zullen dot beleid bestrijden?
- Hoe stevig/machtg is de persoon die het beleid bestrijdt?
- Hoe invloedrijk is hun achterban?
Draagvlak creëren
1. Partcipate
2. Duidelijk maken van eigen belang van anderen
3. Samenhangende belang zoeken
4. Het uitonderhandelen van de verschillende perceptes van het probleem
Stakevolders = belanghebbende
In een beleidsnetwerk is er geen sprake van een actor die kan optreden waar iedereen
afhankelijk van is.
Stabiel relatiepatroon in een beleidsnetwerk = wanneer partjen niet voor een eenmalige
samenwerking met elkaar in zee gaan. Soms zijn partjen aan elkaar veroordeeld door dat ze
afhankelijk zijn van elkaars hulpbronnen.
- Autoriteit
- Kennis
- Iniormate
- Geld
3
Hoofdstuk 1
Veiligheidskundige zijn voornamelijk bezig met uitwendige doodsoorzaken. De dood is hier
een direct gevolg van een uitwendige oorzaak. Deze oorzaak moet besteden worden.
Mobiliteit en digitalisering heef voor stjging van criminaliteit gezorgd. De dader kan zich
makkelijker verplaatsen en het communiceren wordt makkelijker. Hierdoor is er een heel
nieuw criminaliteitsvorm ontstaan op het net.
Hoofdstuk 2
Veiligheid betekent dat mensen efectei beschermd zijn tegen persoonlijk leed met
uitzondering van ziektes zonder uitwendige oorzaak.
Leed = aantastng van lichamelijke en geestelijke integriteit.
Veiligheidszorg is alles wat mensen doen om hun lichamelijke en geestelijke integriteit te
beschermen.
Integriteit = heef te maken met mensenrechten. Grondrecht op onaantastbaarheid van het
eigen lichaam.
Integrale veiligheid is een veiligheidsprobleem in een breder perspectei plaatsen.
Doormiddel van 4 verschillende lijnen:
1. Tijd. Een veiligheidsprobleem is geen momentopname, maar een proces.
2. Ruimte. Een veiligheidsprobleem is bijna nooit een lokaal probleem maar verschrikt
grenzen als wijkgrenzen, gemeentegrenzen, provincies en landgrenzen.
3. Sociale netwerken. Veiligheidsproblemen hebben betrekking tot alle
samenwerkende organisates en personen bij het betrefende evenement. Het is dan
ook van belang dat deze partjen samenwerken. Iniormate uitwisseling is
essenteel.
4. Kennisgebied. Bij een veiligheidsprobleem moet er gewerkt worden vanuit een
multdisciplinaire aanpak. Ook hierbij is iniormate-uitwisseling the ke..
Objectieve veiligveid = gemeten niveau van veiligheid
Subjectieve veiligveid = de mate waarin mensen zich veilig voelen.
Sociale veiligveid = de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast door anderen.
Fysiek veiligveid = de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van niet menselijke oorsprong. Ook wel
systemiscve veiligveid genoemd.
Leefbaarveid is hoe aantrekkelijk en geschikt een gebied oi gemeenschap is om er te wonen
en te werken. Veiligheid valt onder leefaarheid. Want als de veiligheid lager is, is de
leefaarheid ook minder.
Externe veiligheid = kans op overlijden door een voorval met gevaarlijke stoi binnen een
inrichtng.
Interne veiligheid = ongeval binnen het s.steem van een bedriji. Gaat over de werknemers.
1
,Arbeidsveiligheid = de bescherming van werknemers tegen bedrijisongevallen.
Bedrijisbeveiliging = gevaren vanuit de omgeving voor de mensen in het bedriji.
Multdisciplinair = betrekking hebben op een aantal beroepsvlakken.
Hoofdstuk 3
Veiligveidsketen
1. Proactie. Dit is het nemen van maatregelen om structurele oorzaken van onveiligheid
en incidenten weg te nemen.
2. Preventie. Dit is maatregelen nemen ter voorkoming en beheersbaar houden van
incidenten.
3. Preparatie. Dit is het nemen van maatregelen die het mogelijk maken om te
reageren op kriteke omstandigheden.
4. Repressie. Dit is het bestrijden van incidenten.
5. Nazorg. Dit is het nemen van maatregelen om de gewone gang van zaken te laten
terugkeren.
Wanneer de nazorg niet goed is gaan er nieuwe dingen iout = ramp na ramp.
Nazorg bevat 4 elementen:
1. Opvang van slachtofers en hulpverleners
2. Schadereducte en in orde brengen economisch gedeelte.
3. Juridisch gedeelte, wie heef schuld?
4. Leerelement
Verscvil proactie en preventie = proacte is er geen bron van onveiligheid terwijl bij
prevente er al wel een bron van onveiligheid aanwezig is.
Cirkel van Deming
1. Plan. Probleemdefnite, actuele situate, je stelt een plan op.
2. Do. Je voert je plan uit.
3. Check. Je controleert oi iets niet gaat oi is gegaan zoals gepland, oi dat aan een
bepaalde actviteit niet is gedacht.
4. Act. Indien nodig pas je je plannen aan zodat problemen in de toekomst van het
proces worden vermeden.
Deze c.clus doorloop je net zolang tot je besluit dat het resultaat van een stap voldoende
kwaliteit heef.
Risicoreductie = het verkleinen van een risico door de veiligheidsketen te gebruiken.
Restrisico = het risico dat overblijf na het nemen van alle maatregelen om de ongewenste
gebeurtenis te voorkomen.
2
, Hoofdstuk 4
Beleidsnetwerk = Samenwerkingsverband tussen bedrijven, burgers, overheid, polite en
gemeenten.
Beleid = het stellen van hoe er gehandeld gaat worden. Komt neer op een poging tot het
uitoeienen van invloed.
Beleidsvorming werd altjd als een ratoneel iets gezien. Tegenwoordig gaat het ook om
strijd van beleid.
Beleidsprocesmodel
1. Anal.seren probleem/vraagstuk
2. Ontwikkelen en vaststellen van het beleid
3. Concrete maatregelen trefen.
Op politiek gebied:
- Onderhandelingen
- Realistsch ingesteld
- Draagvlak creëren
- Ruilprocessen
- Wederzijdse aanpassingen tussen bestuurders/belangengroepen.
Kernvragen draagvlak
- Welke personen/groepen zullen dit beleid steunen?
- Welke groepen zullen dot beleid bestrijden?
- Hoe stevig/machtg is de persoon die het beleid bestrijdt?
- Hoe invloedrijk is hun achterban?
Draagvlak creëren
1. Partcipate
2. Duidelijk maken van eigen belang van anderen
3. Samenhangende belang zoeken
4. Het uitonderhandelen van de verschillende perceptes van het probleem
Stakevolders = belanghebbende
In een beleidsnetwerk is er geen sprake van een actor die kan optreden waar iedereen
afhankelijk van is.
Stabiel relatiepatroon in een beleidsnetwerk = wanneer partjen niet voor een eenmalige
samenwerking met elkaar in zee gaan. Soms zijn partjen aan elkaar veroordeeld door dat ze
afhankelijk zijn van elkaars hulpbronnen.
- Autoriteit
- Kennis
- Iniormate
- Geld
3
