Cellen in het zenuwstelsel
Je lichaam bestaat uit zo’n 100 miljard neuronen. Een neuron is een
zenuwcel. Het heeft vaak tientallen verbindingen met andere neuronen.
Een neuron bestaat uit een cellichaam met de celkern en een aantal
uitlopers. De cel heeft twee typen uitlopers, één of meerdere vertakte
dendrieten en een axon dat aan het einde ook een beetje vertakt is. Het
verschil tussen een dendriet en een axon is dat een dendriet het impuls
vanaf de zintuigcellen richting het cellichaam brengt en een axon het
impuls van het cellichaam afbrengt.
Iedere aftakking van een axon eindigt in een synaps, dit is de overdracht
plek van de impulsen, of ook wel de informatie die de cel gaat
overdragen naar de volgende cel. Dit gebeurt via neurotransmitters.
Om een dendriet/axon zit ook een soort laagje, net als een stroomdraad
die een rubberen omhulsel heeft. Dit laagje heet de myelineschede
gevormd door de cellen van Schwann. Dit zorgt ervoor dat de impulsen
sneller gaan en geeft bescherming.
(1=dendriet, 2=cellichaam met kern, 3=synaps, 4=axon)
In binas tabel 88A kan gezien worden dat er 3 verschillende soorten
neuronen/zenuwcellen zijn:
● Sensorische zenuwcellen ontvangen impulsen van zintuigcellen en
voeren die naar de hersenen of ruggenmerg.
, ● Motorische neuronen voeren de impulsen van de hersenen of
ruggenmerg naar spieren en klieren. Ze hebben sterk vertakte
dendrieten en sommige zenuwcellen hebben geen myelineschede.
● Schakelneuronen liggen allemaal in de hersenen of het
ruggenmerg. Dit deel noem je ook wel het centraal
zenuwstelsel(buiten het centraal zenuwstelsel noem je perifeer
zenuwstelsel). Schakelneuronen geven impulsen aan andere
neuronen door, ze hebben meestal geen myelineschede om de
uitlopers.
Een ander verschil tussen sensorische en motorische zenuwcellen is dat
de locatie van de cellichamen verschilt. Bij een motorische zenuwcel is
er eerst het cellichaam, bij een sensorische zenuwcel is het cellichaam
vlak voor het einde. Schakelcellen hebben hele kleine uitlopers.