Taak 5A Stemmingsstoornissen
Leerdoelen
1. DSM criteria
2. Etiologie
3. Interventies
4. Prognose
5. Comorbiditeit & Differentiaaldiagnose
6. Epidemiologie
7. Welke meetinstrumenten worden gebruikt om stemmingsstoornissen in kaart te brengen?
1. DSM criteria
Depressieve stoornissen
Depressieve stoornis, eenmalige episode
A. De aanwezigheid van een eenmalige episode van een depressieve episode.
B. De depressieve episode is niet eerder toe te schrijven aan een 'schizo-affectieve stoornis' en is niet
gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofreniforme stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische
stoornis NAO'.
C. Er is nooit een manische episode, een gemengde episode een hypomane episode geweest.
Indien op dit moment aan de volledig criteria voor een Depressieve episode wordt
voldaan, specificeer de huidige klinische toestand en/of kenmerken:
Licht, matig, ernstig zonder psychotische kenmerken/ernstig met psychotische kenmerken
Chronisch Met atypische kenmerken
Met katatone kenmerken Met begin post partum
Met melancholische kenmerken
Indien op dit moment niet aan de criteria voor een Depressieve episode wordt voldaan, specificeer de
huidige klinische toestand van de Depressieve episode of de kenmerken van de recentste episode:
Gedeeltelijk/volledig in remissie Chronisch
Met katatone kenmerken Met atypische kenmerken
Met melancholische kenmerken Met begin post partum
Depressieve stoornis, recidiverend
A. De aanwezigheid van twee of meer depressieve episodes.
B. De depressieve episodes zijn niet eerder toe te schrijven aan een 'schizoaffectieve stoornis', en zijn
niet gesuperponeerd op schizofrenie', 'schizofreniforme stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische
stoornis NAO'.
C. Er is nooit een manische episode, een gemengde episode of een hypomane episode
geweest. N.B.: Deze uitsluiting kan niet worden gebruikt als alle manische, gemengde of hypomane
episodes zijn veroorzaakt door middelen of behandeling of het gevolg zijn van de directe
fysiologische effecten van een somatische aandoening.
Indien op dit moment aan de volledig criteria voor een Depressieve episode wordt
voldaan, specificeer de huidige klinische toestand en/of kenmerken:
Licht, matig, ernstig zonder Chronisch
psychotische kenmerken/ernstig met Met katatone kenmerken
psychotische kenmerken
Leerdoelen
1. DSM criteria
2. Etiologie
3. Interventies
4. Prognose
5. Comorbiditeit & Differentiaaldiagnose
6. Epidemiologie
7. Welke meetinstrumenten worden gebruikt om stemmingsstoornissen in kaart te brengen?
1. DSM criteria
Depressieve stoornissen
Depressieve stoornis, eenmalige episode
A. De aanwezigheid van een eenmalige episode van een depressieve episode.
B. De depressieve episode is niet eerder toe te schrijven aan een 'schizo-affectieve stoornis' en is niet
gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofreniforme stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische
stoornis NAO'.
C. Er is nooit een manische episode, een gemengde episode een hypomane episode geweest.
Indien op dit moment aan de volledig criteria voor een Depressieve episode wordt
voldaan, specificeer de huidige klinische toestand en/of kenmerken:
Licht, matig, ernstig zonder psychotische kenmerken/ernstig met psychotische kenmerken
Chronisch Met atypische kenmerken
Met katatone kenmerken Met begin post partum
Met melancholische kenmerken
Indien op dit moment niet aan de criteria voor een Depressieve episode wordt voldaan, specificeer de
huidige klinische toestand van de Depressieve episode of de kenmerken van de recentste episode:
Gedeeltelijk/volledig in remissie Chronisch
Met katatone kenmerken Met atypische kenmerken
Met melancholische kenmerken Met begin post partum
Depressieve stoornis, recidiverend
A. De aanwezigheid van twee of meer depressieve episodes.
B. De depressieve episodes zijn niet eerder toe te schrijven aan een 'schizoaffectieve stoornis', en zijn
niet gesuperponeerd op schizofrenie', 'schizofreniforme stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische
stoornis NAO'.
C. Er is nooit een manische episode, een gemengde episode of een hypomane episode
geweest. N.B.: Deze uitsluiting kan niet worden gebruikt als alle manische, gemengde of hypomane
episodes zijn veroorzaakt door middelen of behandeling of het gevolg zijn van de directe
fysiologische effecten van een somatische aandoening.
Indien op dit moment aan de volledig criteria voor een Depressieve episode wordt
voldaan, specificeer de huidige klinische toestand en/of kenmerken:
Licht, matig, ernstig zonder Chronisch
psychotische kenmerken/ernstig met Met katatone kenmerken
psychotische kenmerken