Inhoudsopgave
Formuleblad ............................................................................................................................... 2
Oefententamen ........................................................................................................................... 4
Blok 1 ....................................................................................................................................... 29
Opdracht 2. Inleiding tot tijdserieanalyse ............................................................................ 29
Opdracht 3. Fluctuatieanalyse .............................................................................................. 39
Blok 2 ....................................................................................................................................... 43
Opdracht 4. State Space Grids ............................................................................................. 43
Opdracht 5 -Auto-Recurrence Quantification Analysis op Categorische Data ................... 47
Opdracht 6- Cross-Recurrence Quantification Analysis op Categorische Data .................. 54
Blok 3 ....................................................................................................................................... 59
Opdracht 7 – de Praktijk ...................................................................................................... 59
Opdracht 8 – Dynamic Complexity ..................................................................................... 61
Opdracht 9 – Netwerkmodellen ........................................................................................... 66
Quizvragen blok 1 .................................................................................................................... 70
Quizvragen blok 2 .................................................................................................................... 74
Quizvragen blok 3 .................................................................................................................... 79
1
,Formuleblad
2
,Classificatie:
3
,Oefententamen
DEEL 1
(meerkeuzevragen; kruis het juiste antwoord aan op het meerkeuze antwoordformulier)
laag* normaal* verhoogd* zeer hoog*
60
0 22,1 56,7 132
*normscores SCARED-R
In bovenstaande figuur is de normering van de SCARED-R weergegeven. Het
betrouwbaarheidsinterval van de SCARED-R is 18 en dit betrouwbaarheidsinterval wordt
gebruikt voor de classificatie van de geobserveerde score X.
1. Stel, we zouden de privéverdeling van cliënt A in kaart kunnen brengen en vaststellen
dat deze een betrouwbaarheid van 22 heeft, maar desondanks passen we het
betrouwbaarheidsinterval (18) van de SCARED-R toe. Geef aan welke van
onderstaande opties correct is:
a. Een geobserveerde score X = 71 wordt als indicator voor een zeer hoog angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
b. Een geobserveerde score X = 69 wordt als indicator voor een zeer hoog angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
c. Een geobserveerde score X = 67 wordt als indicator voor een verhoogd angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
d. Een geobserveerde score X = 65 wordt als indicator voor een normaal angstniveau
aangemerkt en dit is onterecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
Betrouwbaarheidsinterval gedeeld door 2 en dan boven en onder de score kijken waar je
uitkomt en welk gebied, hele interval in het gebied zitten.
4
,2. Hieronder vind je een afbeelding van Cattel’s data box. De ovaal in de figuur geeft
een correct beeld van een onderzoeksopzet. Welk onderzoeksopzet?
a. Een nomothetistisch onderzoeksopzet
b. Een idiografisch onderzoeksopzet
c. Een kwantitatieve tijdseries onderzoeksopzet
d. Een mixed-methods onderzoeksopzet
3. De methode van data verzamelen waarbij patiënten met regelmaat (bijvoorbeeld
meerdere keren per dag) worden gevraagd naar hun gedachten, emoties of gedrag,
noemen we:
Ecological Momentary Assessment
4. Door middel van het berekenen van de sample entropy, kunnen er uitspraken gedaan
worden over voorspelbaarheid van een tijdserie. Welke uitspraak is juist?
Een tijdserie met een lage sample entropie is voorspelbaar.
5. Als je bij Categorische Cross-RQA een surrogaatanalyse doet waarbij je de volgorde
van de observaties randomiseert, wat verwacht je dan dat er in de meeste gevallen
gebeurt met de Recurrence Rate (RR) en de horizontale Laminariteit (LAM)?
RR blijft exact hetzelfde voor de oorspronkelijk tijdserie en de LAM zal afnemen.
5
, 6. Volgens de “loss of complexity” hypothese gaat minder adaptief gedrag samen met:
Een verandering van de temporele structuur.
7. In een complex netwerk staan node-centrality (de knopen) en betweenness-centrality
(de verbindingen) voor:
Hoge graad en verbinding door korte paden.
8. Het gedrag van een niet-ergodisch systeem, gemeten over lange tijd, vertoont:
Een lagere stationariteit en homogeniteit dan een ergodisch systeem.
9. Als je de gemiddelde dynamic complexity van een N = 1 ESM-onderzoek uitrekent,
dan krijgt je:
Informatie over kritieke fluctuaties in een multivariate tijdserie.
10. Complexe netwerken kunnen verschillende eigenschappen hebben. Welke
eigenschappen horen bij de zogenaamde “scale-free networks” (zoals het netwerk van
vliegroutes)?
Kwetsbaar voor gerichte schade aan knopen (targeted attacks).
12. De methoden die tijdens het vak Analyse 4 aan bod zijn gekomen zijn geschikt voor
tijdseries en niet voor eenmalige metingen. Bespreek de gevolgen hiervan voor
dataverzameling in praktijkonderzoek:
Case voor case bekijken, veel herhaalde metingen binnen 1 individu (zoals ESM)
13. In het boek van Todd Rose heb je gelezen dat Peter Molenaar een bepaald
meetprobleem benoemt: de ergodische valkuil. Gegeven Catell’s data box houdt dit in
dat:
a. Individuen x variabelen gelijkgesteld wordt aan variabelen x meetmoment.
b. Individuen x meetmoment gelijkgesteld wordt aan individuen x variabelen.
c. Individuen x variabelen gelijkgesteld wordt aan individuen x meetmoment.
d. Geen van bovenstaande.
14. Door middel van het berekenen van de sample entropy, kunnen er uitspraken
gedaan worden over voorspelbaarheid van een tijdserie. Welke uitspraak is juist?
a. Een tijdserie met een lage sample entropie is onvoorspelbaar.
b. Een tijdserie met een lage sample entropie is voorspelbaar.
c. Een tijdserie met een lage sample entropie is stationair en homogeen.
d. Een tijdserie met een lage sample entropie is willekeurig/random, er kan dus geen
uitspraak gedaan worden over het verloop over de tijd.
6
Formuleblad ............................................................................................................................... 2
Oefententamen ........................................................................................................................... 4
Blok 1 ....................................................................................................................................... 29
Opdracht 2. Inleiding tot tijdserieanalyse ............................................................................ 29
Opdracht 3. Fluctuatieanalyse .............................................................................................. 39
Blok 2 ....................................................................................................................................... 43
Opdracht 4. State Space Grids ............................................................................................. 43
Opdracht 5 -Auto-Recurrence Quantification Analysis op Categorische Data ................... 47
Opdracht 6- Cross-Recurrence Quantification Analysis op Categorische Data .................. 54
Blok 3 ....................................................................................................................................... 59
Opdracht 7 – de Praktijk ...................................................................................................... 59
Opdracht 8 – Dynamic Complexity ..................................................................................... 61
Opdracht 9 – Netwerkmodellen ........................................................................................... 66
Quizvragen blok 1 .................................................................................................................... 70
Quizvragen blok 2 .................................................................................................................... 74
Quizvragen blok 3 .................................................................................................................... 79
1
,Formuleblad
2
,Classificatie:
3
,Oefententamen
DEEL 1
(meerkeuzevragen; kruis het juiste antwoord aan op het meerkeuze antwoordformulier)
laag* normaal* verhoogd* zeer hoog*
60
0 22,1 56,7 132
*normscores SCARED-R
In bovenstaande figuur is de normering van de SCARED-R weergegeven. Het
betrouwbaarheidsinterval van de SCARED-R is 18 en dit betrouwbaarheidsinterval wordt
gebruikt voor de classificatie van de geobserveerde score X.
1. Stel, we zouden de privéverdeling van cliënt A in kaart kunnen brengen en vaststellen
dat deze een betrouwbaarheid van 22 heeft, maar desondanks passen we het
betrouwbaarheidsinterval (18) van de SCARED-R toe. Geef aan welke van
onderstaande opties correct is:
a. Een geobserveerde score X = 71 wordt als indicator voor een zeer hoog angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
b. Een geobserveerde score X = 69 wordt als indicator voor een zeer hoog angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
c. Een geobserveerde score X = 67 wordt als indicator voor een verhoogd angstniveau
aangemerkt en dit is terecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
d. Een geobserveerde score X = 65 wordt als indicator voor een normaal angstniveau
aangemerkt en dit is onterecht gezien het betrouwbaarheidsinterval (22) gebaseerd op de
privéverdeling van cliënt A.
Betrouwbaarheidsinterval gedeeld door 2 en dan boven en onder de score kijken waar je
uitkomt en welk gebied, hele interval in het gebied zitten.
4
,2. Hieronder vind je een afbeelding van Cattel’s data box. De ovaal in de figuur geeft
een correct beeld van een onderzoeksopzet. Welk onderzoeksopzet?
a. Een nomothetistisch onderzoeksopzet
b. Een idiografisch onderzoeksopzet
c. Een kwantitatieve tijdseries onderzoeksopzet
d. Een mixed-methods onderzoeksopzet
3. De methode van data verzamelen waarbij patiënten met regelmaat (bijvoorbeeld
meerdere keren per dag) worden gevraagd naar hun gedachten, emoties of gedrag,
noemen we:
Ecological Momentary Assessment
4. Door middel van het berekenen van de sample entropy, kunnen er uitspraken gedaan
worden over voorspelbaarheid van een tijdserie. Welke uitspraak is juist?
Een tijdserie met een lage sample entropie is voorspelbaar.
5. Als je bij Categorische Cross-RQA een surrogaatanalyse doet waarbij je de volgorde
van de observaties randomiseert, wat verwacht je dan dat er in de meeste gevallen
gebeurt met de Recurrence Rate (RR) en de horizontale Laminariteit (LAM)?
RR blijft exact hetzelfde voor de oorspronkelijk tijdserie en de LAM zal afnemen.
5
, 6. Volgens de “loss of complexity” hypothese gaat minder adaptief gedrag samen met:
Een verandering van de temporele structuur.
7. In een complex netwerk staan node-centrality (de knopen) en betweenness-centrality
(de verbindingen) voor:
Hoge graad en verbinding door korte paden.
8. Het gedrag van een niet-ergodisch systeem, gemeten over lange tijd, vertoont:
Een lagere stationariteit en homogeniteit dan een ergodisch systeem.
9. Als je de gemiddelde dynamic complexity van een N = 1 ESM-onderzoek uitrekent,
dan krijgt je:
Informatie over kritieke fluctuaties in een multivariate tijdserie.
10. Complexe netwerken kunnen verschillende eigenschappen hebben. Welke
eigenschappen horen bij de zogenaamde “scale-free networks” (zoals het netwerk van
vliegroutes)?
Kwetsbaar voor gerichte schade aan knopen (targeted attacks).
12. De methoden die tijdens het vak Analyse 4 aan bod zijn gekomen zijn geschikt voor
tijdseries en niet voor eenmalige metingen. Bespreek de gevolgen hiervan voor
dataverzameling in praktijkonderzoek:
Case voor case bekijken, veel herhaalde metingen binnen 1 individu (zoals ESM)
13. In het boek van Todd Rose heb je gelezen dat Peter Molenaar een bepaald
meetprobleem benoemt: de ergodische valkuil. Gegeven Catell’s data box houdt dit in
dat:
a. Individuen x variabelen gelijkgesteld wordt aan variabelen x meetmoment.
b. Individuen x meetmoment gelijkgesteld wordt aan individuen x variabelen.
c. Individuen x variabelen gelijkgesteld wordt aan individuen x meetmoment.
d. Geen van bovenstaande.
14. Door middel van het berekenen van de sample entropy, kunnen er uitspraken
gedaan worden over voorspelbaarheid van een tijdserie. Welke uitspraak is juist?
a. Een tijdserie met een lage sample entropie is onvoorspelbaar.
b. Een tijdserie met een lage sample entropie is voorspelbaar.
c. Een tijdserie met een lage sample entropie is stationair en homogeen.
d. Een tijdserie met een lage sample entropie is willekeurig/random, er kan dus geen
uitspraak gedaan worden over het verloop over de tijd.
6
