Activiteiten Schema methodisch handelen
1. Korte omschrijving doelgroep (beginsituatie groep en zo nodig individuele
groepsleden, niveau, grootte groep, beperking, wat kunnen ze wel/ niet enz.).
Gebruik opdracht ‘beginsituatie in kaart brengen’.
Er zijn ongeveer 20 deelnemers per dagdeel, 6 daarvan staan in de keuken en de rest is
buiten aan het werk. De beperkingen van de deelnemers zijn hel verschillend, de een
komt daar voor een taakstraf, de andere heeft een hersenbloeding gehad en weer een
ander is autistisch, de meeste komen daar zodat ze een dag invulling hebben.
2. Doel(en) voor de doelgroep (wat wil je bereiken)
doel voor de doelgroep en/of cliënt (wat wil je bereiken) SMART!
Samenwerking
S: ik wil de samenwerking verbeteren door middel van klusjes die de deelnemers
samen moeten uitvoeren.
M: dit is meetbaar omdat je een andere sfeer in de groep kan voelen
A: het doel is acceptabel, want de deelnemer willen graag met andere deelnemers
werken
R: ja het doel is realistisch, want de deelnemers willen altijd wel iets nieuws doen en
nieuwe dingen leren.
T: na de klusjes moet er al iets van verbetering inzitten.
3. Keuze van de activiteit (met welke activiteit kan ik het doel bereiken)
Samen de paarden wassen, want je kan ze samen laten werken door een paard met
meerdere personen te laten wassen/kammen. Ze moeten dan samen overleggen hoe ze
dat aan gaan pakken.
4. Voorbereidingen (wat moet je klaar hebben/ zetten voordat je begint)
Denk bijvoorbeeld aan:
Waar vindt de activiteit plaats?/ Is het binnen of buiten?/ Hoe groot is de ruimte?/
Welke middelen en materialen heb ik nodig?/ Wanneer vindt het plaats?/ Hoeveel tijd
is er beschikbaar?/ Hoe lang duurt het?/ Moet de ruimte nog op een bepaalde manier
ingericht?
We gaan ze buiten, naast hun stallen wassen. Er is daar genoeg ruimte voor 3 a 4
paarden tegelijk. De dingen die we dan nodig hebben zijn: een tuinslang, paardenzeep,
een emmer, doeken, verschillende soorten borstels en een halster. Het beste is om dit
op een woensdag te doen want dan zijn er genoeg mensen die eraan kunnen
deelnemen. We kunnen er mee bezig van 1300 tot 1600.
5. Uitvoeren / realisatie van de activiteit. (beschrijf de activiteit stap voor stap (net
als een recept) en geef aan hoeveel tijd je ongeveer nodig denkt te hebben voor
elk onderdeel. Beschrijf ook wie wat doet.)
1. Korte omschrijving doelgroep (beginsituatie groep en zo nodig individuele
groepsleden, niveau, grootte groep, beperking, wat kunnen ze wel/ niet enz.).
Gebruik opdracht ‘beginsituatie in kaart brengen’.
Er zijn ongeveer 20 deelnemers per dagdeel, 6 daarvan staan in de keuken en de rest is
buiten aan het werk. De beperkingen van de deelnemers zijn hel verschillend, de een
komt daar voor een taakstraf, de andere heeft een hersenbloeding gehad en weer een
ander is autistisch, de meeste komen daar zodat ze een dag invulling hebben.
2. Doel(en) voor de doelgroep (wat wil je bereiken)
doel voor de doelgroep en/of cliënt (wat wil je bereiken) SMART!
Samenwerking
S: ik wil de samenwerking verbeteren door middel van klusjes die de deelnemers
samen moeten uitvoeren.
M: dit is meetbaar omdat je een andere sfeer in de groep kan voelen
A: het doel is acceptabel, want de deelnemer willen graag met andere deelnemers
werken
R: ja het doel is realistisch, want de deelnemers willen altijd wel iets nieuws doen en
nieuwe dingen leren.
T: na de klusjes moet er al iets van verbetering inzitten.
3. Keuze van de activiteit (met welke activiteit kan ik het doel bereiken)
Samen de paarden wassen, want je kan ze samen laten werken door een paard met
meerdere personen te laten wassen/kammen. Ze moeten dan samen overleggen hoe ze
dat aan gaan pakken.
4. Voorbereidingen (wat moet je klaar hebben/ zetten voordat je begint)
Denk bijvoorbeeld aan:
Waar vindt de activiteit plaats?/ Is het binnen of buiten?/ Hoe groot is de ruimte?/
Welke middelen en materialen heb ik nodig?/ Wanneer vindt het plaats?/ Hoeveel tijd
is er beschikbaar?/ Hoe lang duurt het?/ Moet de ruimte nog op een bepaalde manier
ingericht?
We gaan ze buiten, naast hun stallen wassen. Er is daar genoeg ruimte voor 3 a 4
paarden tegelijk. De dingen die we dan nodig hebben zijn: een tuinslang, paardenzeep,
een emmer, doeken, verschillende soorten borstels en een halster. Het beste is om dit
op een woensdag te doen want dan zijn er genoeg mensen die eraan kunnen
deelnemen. We kunnen er mee bezig van 1300 tot 1600.
5. Uitvoeren / realisatie van de activiteit. (beschrijf de activiteit stap voor stap (net
als een recept) en geef aan hoeveel tijd je ongeveer nodig denkt te hebben voor
elk onderdeel. Beschrijf ook wie wat doet.)