Fysiologie1. Inleiding
1. Inleiding:
1.1. Algemene inleiding:
Cellen met karakteristeke eigenschappen – aggregate an weefsels – organen –
fysiologisch systeem – organismen.
Stelselmatge fysiologie: bespreken an de werking en regeling an systemen en de
beïn loeding er an door ariabele uitwendige omstandigheden.
Algemene fysiologie: bespreken an gemeenschappelijke eigenschappen an alle le ende
cellen en de meer specifeke functes an bepaalde celtypes.
1.2. De lichaamscompartmenten:
Compartmenten an een orgaan:
Verschillende cellen an het orgaan schermen met hun membraan hun inhoud af an hun
loeibare omge ing (milieu intérieur).
Interstttle ruimte: afgescheiden an de cardio asculaire ruimte door de wand an de
bloed aten.
Verschillende samenstelling an de compartmenten door de permeabiliteitseigenschappen
an de membranen.
Intracellulair compartment: intracellulaire loeistof an alle lichaamscellen.
Extracellulair compartment:
Interstteel compartment.
Bloedplasma.
1.3. De ochtscompartmenten:
Water in het lichaam:
1/3 extracellulair:
- ¼ in cardio asculair systeem als bloedplasma.
- ¾ buiten de bloedbaan (als intercellulair of interstteel ocht).
2/3 intracellulair.
Tussen de compartmenten onderling bestaan er zeer belangrijke uitwisselingen an water,
maar de erdeling blijf nagenoeg constant (mechanismen die de erdeling regelen).
Samenstelling:
Intracellulair ocht: oornaamste katon + met minder Na+ en minder Cl- maar eel
negate e ladingen door organische fosfaat erbindingen en cellulaire proteïnen (beide niet
permeabel).
In elk compartment heerst er elektroneutraliteit (posite e ionen gebalanceerd door
negate e).
Maar alle cellen hebben een membraanpotentaal.
Rustmembraanpotentaal: potentaal waar bij de binnenzijde an de membraan negatef is
t.o. . de buitenzijde (hangt afankelijk an het celtype tussen -10 tot – 100 mV).
1
1. Inleiding:
1.1. Algemene inleiding:
Cellen met karakteristeke eigenschappen – aggregate an weefsels – organen –
fysiologisch systeem – organismen.
Stelselmatge fysiologie: bespreken an de werking en regeling an systemen en de
beïn loeding er an door ariabele uitwendige omstandigheden.
Algemene fysiologie: bespreken an gemeenschappelijke eigenschappen an alle le ende
cellen en de meer specifeke functes an bepaalde celtypes.
1.2. De lichaamscompartmenten:
Compartmenten an een orgaan:
Verschillende cellen an het orgaan schermen met hun membraan hun inhoud af an hun
loeibare omge ing (milieu intérieur).
Interstttle ruimte: afgescheiden an de cardio asculaire ruimte door de wand an de
bloed aten.
Verschillende samenstelling an de compartmenten door de permeabiliteitseigenschappen
an de membranen.
Intracellulair compartment: intracellulaire loeistof an alle lichaamscellen.
Extracellulair compartment:
Interstteel compartment.
Bloedplasma.
1.3. De ochtscompartmenten:
Water in het lichaam:
1/3 extracellulair:
- ¼ in cardio asculair systeem als bloedplasma.
- ¾ buiten de bloedbaan (als intercellulair of interstteel ocht).
2/3 intracellulair.
Tussen de compartmenten onderling bestaan er zeer belangrijke uitwisselingen an water,
maar de erdeling blijf nagenoeg constant (mechanismen die de erdeling regelen).
Samenstelling:
Intracellulair ocht: oornaamste katon + met minder Na+ en minder Cl- maar eel
negate e ladingen door organische fosfaat erbindingen en cellulaire proteïnen (beide niet
permeabel).
In elk compartment heerst er elektroneutraliteit (posite e ionen gebalanceerd door
negate e).
Maar alle cellen hebben een membraanpotentaal.
Rustmembraanpotentaal: potentaal waar bij de binnenzijde an de membraan negatef is
t.o. . de buitenzijde (hangt afankelijk an het celtype tussen -10 tot – 100 mV).
1