hypofyse
13.1
Hormonen zijn signaalstoffen die je lichaam via het bloed naar je cellen
vervoert. Ze kunnen je groei of vorming van geslachtscellen stimuleren
of gedrag beïnvloeden. In binas tabel 89A kun je de verschillende
organen met haar hormonen zien. Hormoonklieren zijn endocriene
klieren, endocrien betekent dat het producten afgeeft aan het inwendige
milieu, dus in het geval van hormoonklieren aan het bloed. Exocriene
klieren, bijvoorbeeld zweetklieren of verteringsklieren, geven hun
producten af aan het uitwendige milieu.
Wanneer de hormonen door het bloed gaan, kunnen ze alleen op
bepaalde cellen passen. Deze cellen noem je doelwitcellen en bevinden
zich op de doelwitorganen. Vervolgens wordt bij het bereiken van de
doelwitcel een proces gestart.
De hypofyse is de centrale hormoonklier in het lichaam. Deze zit achter
in de hersenen en de achterkwab noemen we de
neurohypofyse(zenuwcellen) en de voorkwab de
adenohypofyse(klierweefsel). De hypothalamus produceert RH
(releasing hormones) hormonen, dit zijn hormonen die de hypothalamus
stimuleren om een actie uit te voeren. Vervolgens stuurt de hypofyse
dan weer de rest van de organen aan en vormt de hypofyse daarom een
verbinding tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
De hypothalamus en de hypofyse houden als samenwerking de
bloeddruk constant, dit noem je homeostase. Dit kan variëren rondom
het dynamisch evenwicht. De bloeddruk kan stijgen door ADH, wat
ervoor zorgt dat er meer water wordt uitgeplast en minder water in het
bloed zit.
Hormonen zijn vaak aan veel verschillende dingen gekoppeld en hebben
de concentraties dus invloed op verschillende delen in je lichaam. Bij de
menstruatiecyclus zijn ook verschillende hormonen actief, bijvoorbeeld
, het geslachtshormoon oestradiol. Door meer oestrogeen komt ook meer
LH, wat voor de eisprong zorgt. Vervolgens kan de eicel niet bevrucht
worden en ontstaat het gele lichaam wat progesteron aanmaakt. Dit
zorgt ervoor dat de FSH remt. Veel hormoonconcentraties hebben dan
dus te maken met negatieve terugkoppeling. Een voorbeeld van
positieve terugkoppeling zijn de weeën bij een zwangere vrouw.
13.2
Reacties op hormonen
In deze paragraaf worden verschillende reacties op hormonen
besproken. Allereerst wordt het groeihormoon besproken. Om de
groeihormoon te realiseren produceert de hypothalamus het hormoon
GHRH(groeihormoon-releasing hormone), dit leidt er dan weer dat de
hypofyse, in dit geval de adenohypofyse aan de voorkwab ervoor zorgt
dat het groeihormoon GH wordt aangemaakt. In binas 89A kun je de
functie van GH zien, het stimuleert de groei en stofwisseling, blokkeert
glucoseopname en breekt vet af. GH werkt op de lever en dit produceert
vervolgens IGF. In de kindertijd kan IGF ervoor zorgen dat het
kraakbeen bij de pijpbeenderen verandert in bot waardoor je groeit. Na
de puberteit blijft GH ook aanwezig voor de andere functies die al eerder
benoemt zijn, om vet af te breken en glucose op te nemen.
Stress wordt ook veroorzaakt door eenzelfde proces. Allereerst wordt in
de hypothalamus een releasing hormone CRH aangemaakt wat de
adenohypofyse aanzet om ACTH te maken. Het ACTH heeft invloed op
de bijnierschors, dit is een hormoonklier op de nieren die door ACTH het
hormoon cortisol gaat aanmaken. Het cortisol heeft een direct effect om
je hartslag en bloedsuikerspiegel te verhogen (dit maakt je alerter), het
onderdrukt het afweersysteem.