SAMENVATTING
INLEIDING METHODENLEER
2023-2024
Inhoudsopgave
Video 1.......................................................................................................................................2
Video 2.......................................................................................................................................4
Video 3.......................................................................................................................................5
Video 4.......................................................................................................................................6
Video 5.......................................................................................................................................7
Video 6.......................................................................................................................................9
Video 7.....................................................................................................................................10
Video 8.....................................................................................................................................12
Video 9.....................................................................................................................................16
Video 11...................................................................................................................................18
Video 12...................................................................................................................................20
1
,VHC 1
De Empirische cyclus
Je moet je eigen ideeën tegen je observa>es toetsen via de empirische cyclus (Adriaan de
Groot).
Þ Observa>e > theorie (induc>e) > voorspelling (deduc>e) > toetsing > evalua>e
Theorie = breed, niet direct
toetsbaar. Daarom maak je het
concreter dmv een hypothese
Morling’s theory-data cycle lijkt op die van De groot.
2
,Falsificeerbaarheid
Sommige theorieën onSrekken zich aan toetsing.
Ze zijn in overeenstemming met alle mogelijke observa>es. Ze zijn weerlegbaar.
Falsificeerbaar: je kan bewijs vinden tegen de theorie.
Þ Bijv: “Het brein wordt bestuurd door kleine groene mannetjes die zich verstoppen
zodra je kijkt” > Het is niet te bewijzen dus is het niet falsificeerbaar
Theorie moet falsificeerbaar zijn. Anders kun je tussen meerdere theorieën niet bepalen
welke de juiste is.
Þ Zwaartekracht is falsificeerbaar, ook al zijn er nog nooit observa>es tegen de theorie
gedaan zijn
Groeiende kennis
Met resultaten van toetsing ga je evalueren. Moet de theorie aangepast worden of niet?
Theorie: Medita>e verhoogt concentra>evermogen.
Hypothese: Studenten die voor een tentamen ademhalingsoefeningen doen zullen hoger
scoren dan studenten die dat niet doen.
Þ Specifiek & toetsbaar
Voorspelling komt uit:
Theorie is niet bewezen, het is niet weerlegd.
Je kan niet bewijzen door: alterna>eve verklaringen, en een theorie doet oneindig veel
voorspellingen en je gaat er maar 1 na in een onderzoek.
Voorspelling komt niet uit:
Het is niet weerlegd, er is een probleem.
Je kan niet weerleggen met 1 onderzoek, er kan iets fout zijn gegaan. Misschien is
voorspelling van theorie niet goed.
3
, VHC 2
Persoonlijke ervaring
Persoonlijke ervaring is geen goede bron van informa>e.
2 redenen:
1. Gebrek aan vergelijkingsgroep
Present-present bias
Þ We proberen intuï>ef te redeneren over onze persoonlijke ervaringen
Þ Een probleem van onze intuï>e is dat we te veel focussen op de present-present bias:
Je focust meer op situa>es waarin ‘treatment’ en ‘outcome’ allebei present zijn
2. Alterna>eve verklaringen
Er kunnen ook alterna>eve verklaringen zijn (confounds).
In wetenschap zijn er systema>sche vergelijkingen met gecontroleerde omstandigheden en
hebben we deze problemen niet (of minder).
Claims beoordelen
3 claims, 4 validi>es
3 claims
1. Frequen:e claims: bepaalde mate/hoeveelheid van 1 variabele
2. Associa:eclaim: level van een variabele is geassocieerd met level van een andere
variabele.
o Level A omhoog, B ook (hangen samen af van elkaar)
o 2+ variabelen
o Je kan de stelling omdraaien
3. Causale claim: een van de variabelen is verantwoordelijk voor verandering in een
andere variabele
o Dit leidt tot het ander
4 validiteiten: is een claim redelijk (“reasonable”), accuraat en gerechtvaardig?
1. Contructvaliditeit: Hoe goed is een variabele geopera>onaliseerd?
Þ Hoe kan je van iets vaags, iets concreet construeren? (enquêtes, interviews,
etc.)
2. Externe validiteit: Hoe goed kunnen resultaten gegeneraliseerd worden naar andere
mensen/contexten?
3. Sta:s:sche validiteiten: Zijn de sta>s>sche conclusies accuraat en redelijk?
Þ Hoe sterk is het verband?
4. Interne validiteit: Kun je alterna>even verklaringen uitsluiten? (third variable
criterion)
Þ Bij causale claims!
Þ Zijn er geen andere verklaringen?
4
INLEIDING METHODENLEER
2023-2024
Inhoudsopgave
Video 1.......................................................................................................................................2
Video 2.......................................................................................................................................4
Video 3.......................................................................................................................................5
Video 4.......................................................................................................................................6
Video 5.......................................................................................................................................7
Video 6.......................................................................................................................................9
Video 7.....................................................................................................................................10
Video 8.....................................................................................................................................12
Video 9.....................................................................................................................................16
Video 11...................................................................................................................................18
Video 12...................................................................................................................................20
1
,VHC 1
De Empirische cyclus
Je moet je eigen ideeën tegen je observa>es toetsen via de empirische cyclus (Adriaan de
Groot).
Þ Observa>e > theorie (induc>e) > voorspelling (deduc>e) > toetsing > evalua>e
Theorie = breed, niet direct
toetsbaar. Daarom maak je het
concreter dmv een hypothese
Morling’s theory-data cycle lijkt op die van De groot.
2
,Falsificeerbaarheid
Sommige theorieën onSrekken zich aan toetsing.
Ze zijn in overeenstemming met alle mogelijke observa>es. Ze zijn weerlegbaar.
Falsificeerbaar: je kan bewijs vinden tegen de theorie.
Þ Bijv: “Het brein wordt bestuurd door kleine groene mannetjes die zich verstoppen
zodra je kijkt” > Het is niet te bewijzen dus is het niet falsificeerbaar
Theorie moet falsificeerbaar zijn. Anders kun je tussen meerdere theorieën niet bepalen
welke de juiste is.
Þ Zwaartekracht is falsificeerbaar, ook al zijn er nog nooit observa>es tegen de theorie
gedaan zijn
Groeiende kennis
Met resultaten van toetsing ga je evalueren. Moet de theorie aangepast worden of niet?
Theorie: Medita>e verhoogt concentra>evermogen.
Hypothese: Studenten die voor een tentamen ademhalingsoefeningen doen zullen hoger
scoren dan studenten die dat niet doen.
Þ Specifiek & toetsbaar
Voorspelling komt uit:
Theorie is niet bewezen, het is niet weerlegd.
Je kan niet bewijzen door: alterna>eve verklaringen, en een theorie doet oneindig veel
voorspellingen en je gaat er maar 1 na in een onderzoek.
Voorspelling komt niet uit:
Het is niet weerlegd, er is een probleem.
Je kan niet weerleggen met 1 onderzoek, er kan iets fout zijn gegaan. Misschien is
voorspelling van theorie niet goed.
3
, VHC 2
Persoonlijke ervaring
Persoonlijke ervaring is geen goede bron van informa>e.
2 redenen:
1. Gebrek aan vergelijkingsgroep
Present-present bias
Þ We proberen intuï>ef te redeneren over onze persoonlijke ervaringen
Þ Een probleem van onze intuï>e is dat we te veel focussen op de present-present bias:
Je focust meer op situa>es waarin ‘treatment’ en ‘outcome’ allebei present zijn
2. Alterna>eve verklaringen
Er kunnen ook alterna>eve verklaringen zijn (confounds).
In wetenschap zijn er systema>sche vergelijkingen met gecontroleerde omstandigheden en
hebben we deze problemen niet (of minder).
Claims beoordelen
3 claims, 4 validi>es
3 claims
1. Frequen:e claims: bepaalde mate/hoeveelheid van 1 variabele
2. Associa:eclaim: level van een variabele is geassocieerd met level van een andere
variabele.
o Level A omhoog, B ook (hangen samen af van elkaar)
o 2+ variabelen
o Je kan de stelling omdraaien
3. Causale claim: een van de variabelen is verantwoordelijk voor verandering in een
andere variabele
o Dit leidt tot het ander
4 validiteiten: is een claim redelijk (“reasonable”), accuraat en gerechtvaardig?
1. Contructvaliditeit: Hoe goed is een variabele geopera>onaliseerd?
Þ Hoe kan je van iets vaags, iets concreet construeren? (enquêtes, interviews,
etc.)
2. Externe validiteit: Hoe goed kunnen resultaten gegeneraliseerd worden naar andere
mensen/contexten?
3. Sta:s:sche validiteiten: Zijn de sta>s>sche conclusies accuraat en redelijk?
Þ Hoe sterk is het verband?
4. Interne validiteit: Kun je alterna>even verklaringen uitsluiten? (third variable
criterion)
Þ Bij causale claims!
Þ Zijn er geen andere verklaringen?
4