hoofdstuk 11 cerebrale cortex:
lateraal aanzicht op de linker hemisfeer ←
coronale doorsnede (dwars):
witte stof = axonen, wit door myeline.
grijs = celkernen in schil = cortex
11.2 gyrificatie:
= de menselijke neocortex heeft een sterk geplooide structuur
darm achtig omdat je brein is opgepropt, verdikking = gyrus (gyri)
tussen een gyrus heb je een groeve = sulcus (sulky)
heel grote inkeping = fissuur begint aan de voorkant en gaat tot in het midden
11.2.1 primaire hersengroeven
sulcus lateralis = diepe inkeping aan de linker/rechter hemisfeer
sulcus centralis → ligt centraal in de hersenen (boven oren)
primaire hersengroeve → bij elke mens ongeveer op
dezelfde plek
interessant omdat ze het hersenoppervlak in regio’s opdelen.
bekende namen:
vooraan = frontale lobben
bovenaan = partiëntale lobben
onder = temporale lob
achteraan = occipitale lob
middenin = limbisch systeem
11.3 neocorticale laminaire structuur en schorsvelden:
cortex (schil)
uitvergroten:
verschillende lagen 6, elke laag vertrekken celkernen van van neuronen die hun axonen dieper in hersenen sturen.
microscoop → anders afhankelijk van de plaats = altijd op andere manier ingedeeld
nummer gegeven afhankelijk van typische cortex structuur
→ cytoarchitectuur = indeling vd schorsvelden in genummerde area’s volgens Brodmann.
nummers → altijd op een vaste plek in de hersenen
, 11.4 functionele hiërarchische opdeling vd cortex:
verschillende opdelingen doorheen de evolutie
voor = sulcus centralis anterieur → bezig met motoriek
achter = sulcus centralis posterieur → informatieverwerking van de zintuigen
info zintuigen eerst binnen in posterieur en zo naar anterieur in verschillende fasen:
in beide gebieden zien we verschillende kleurschakeringen:
zijn gevormd gedurende de evolutie, gespecialiseerde geworden
→ verwijst naar informatieverwerking!
lagere diersoorten = primaire gebieden
hogere = secundaire gebieden
hoogste diersoorten = tertiaire gebieden
tertiair = allerhoogste niveau van informatieverwerking = complexere informatieverwerking
info komt binnen via zintuigen, niets anders dan perceptie → gradueel opgebouwd (weten wat we zien,
horen)
hersenen doen dit ook in de voorste hersengebieden:
bv bal komt naar je toe → op netvlies, groter = dichterbij → 3; berekenen dat is een bal
→ 3: plan opstellen, 2: welke spieren nodig, 1: spieren zodat je het effectief kan doen
motorische informatieverwerking werkt andersom → eerst plan, dan pas spieren activeren 3 → 1
sensorisch ga je van 1 → 3
primair = donker gekleurde gebieden (projecteert) → waar ze eerst op de cortex komen
elk zintuig heeft zijn eigen plaats op de cortex, alleen dat specifieke zintuig = modaliteitsspecifieke unimodale
modaliteitsspecifiek unimodale primaire projectiegebieden
secundaire = primaire gebieden doorsturen naar de secundaire associatiegebieden (modaliteitsspecifiek unimodaal)
modaliteitsspecifieke unimodale secundaire associatiegebieden
tertiaire witte gebieden → zijn niet zintuig specifiek (samen gegooid) = multimodaal
bv: je hebt je ogen dicht maar hoort een ambulance, je beeld je het in
tertiaire gebieden doorsturen om zo een plan te maken om spieren te activeren = complexe
modaliteitsaspecifieke multimodale tertiaire associatiegebieden
lateraal aanzicht op de linker hemisfeer ←
coronale doorsnede (dwars):
witte stof = axonen, wit door myeline.
grijs = celkernen in schil = cortex
11.2 gyrificatie:
= de menselijke neocortex heeft een sterk geplooide structuur
darm achtig omdat je brein is opgepropt, verdikking = gyrus (gyri)
tussen een gyrus heb je een groeve = sulcus (sulky)
heel grote inkeping = fissuur begint aan de voorkant en gaat tot in het midden
11.2.1 primaire hersengroeven
sulcus lateralis = diepe inkeping aan de linker/rechter hemisfeer
sulcus centralis → ligt centraal in de hersenen (boven oren)
primaire hersengroeve → bij elke mens ongeveer op
dezelfde plek
interessant omdat ze het hersenoppervlak in regio’s opdelen.
bekende namen:
vooraan = frontale lobben
bovenaan = partiëntale lobben
onder = temporale lob
achteraan = occipitale lob
middenin = limbisch systeem
11.3 neocorticale laminaire structuur en schorsvelden:
cortex (schil)
uitvergroten:
verschillende lagen 6, elke laag vertrekken celkernen van van neuronen die hun axonen dieper in hersenen sturen.
microscoop → anders afhankelijk van de plaats = altijd op andere manier ingedeeld
nummer gegeven afhankelijk van typische cortex structuur
→ cytoarchitectuur = indeling vd schorsvelden in genummerde area’s volgens Brodmann.
nummers → altijd op een vaste plek in de hersenen
, 11.4 functionele hiërarchische opdeling vd cortex:
verschillende opdelingen doorheen de evolutie
voor = sulcus centralis anterieur → bezig met motoriek
achter = sulcus centralis posterieur → informatieverwerking van de zintuigen
info zintuigen eerst binnen in posterieur en zo naar anterieur in verschillende fasen:
in beide gebieden zien we verschillende kleurschakeringen:
zijn gevormd gedurende de evolutie, gespecialiseerde geworden
→ verwijst naar informatieverwerking!
lagere diersoorten = primaire gebieden
hogere = secundaire gebieden
hoogste diersoorten = tertiaire gebieden
tertiair = allerhoogste niveau van informatieverwerking = complexere informatieverwerking
info komt binnen via zintuigen, niets anders dan perceptie → gradueel opgebouwd (weten wat we zien,
horen)
hersenen doen dit ook in de voorste hersengebieden:
bv bal komt naar je toe → op netvlies, groter = dichterbij → 3; berekenen dat is een bal
→ 3: plan opstellen, 2: welke spieren nodig, 1: spieren zodat je het effectief kan doen
motorische informatieverwerking werkt andersom → eerst plan, dan pas spieren activeren 3 → 1
sensorisch ga je van 1 → 3
primair = donker gekleurde gebieden (projecteert) → waar ze eerst op de cortex komen
elk zintuig heeft zijn eigen plaats op de cortex, alleen dat specifieke zintuig = modaliteitsspecifieke unimodale
modaliteitsspecifiek unimodale primaire projectiegebieden
secundaire = primaire gebieden doorsturen naar de secundaire associatiegebieden (modaliteitsspecifiek unimodaal)
modaliteitsspecifieke unimodale secundaire associatiegebieden
tertiaire witte gebieden → zijn niet zintuig specifiek (samen gegooid) = multimodaal
bv: je hebt je ogen dicht maar hoort een ambulance, je beeld je het in
tertiaire gebieden doorsturen om zo een plan te maken om spieren te activeren = complexe
modaliteitsaspecifieke multimodale tertiaire associatiegebieden