Kinesitherapeuthisch handelen 2
Massage
1. Plaats vd massage id behandeling: we doen dit nooit als enige behandeling, dus nooit hele
sessie masseren we doet dit in combi met oefeningen of mobilisaties.
2. Geschiedenis vd massage
a. Begonnen in China rond 2700 v.C.
b. Middeleeuwen: even geen massage want er is een afkeer van lichamelijk genot
c. Ambroise Paré: 16e eeuw: legt de basis voor effleurage, petrissage, fricties en tapotages
d. Per Hendrik Ling: 19e eeuw: Zweedse massage
3. Definities
a. Uitvoeren van manipulaties op een bloot en ontspannen lichaamsdeel met een
profylactisch-therapeutisch en/of hygiënisch doel
b. Het systematisch toepassen van een aantal specifieke handgrepen ad oppervlakte vh
lichaam met als doel stoornissen tov normale functioneren te voorkomen, te verwijderen of
te verminderen.
4. Aangrijpingspunt van massage
a. Keuze uit versch massagetechnieken
b. Keuze uit intensiteit en lokalisatie van de handelingen bepalen welke structuur er zal bereikt
worden (huid, onderhuid, musculatuur en pezen, ligamenten, gewrichtskapsel, periost)
5. Doelstellingen en indicaties
a. Behandeldoelen
i. Volgens ICF
1. Pijn en zwelling
2. Gewrichtsmobiliteit
3. Spierfunctie
4. Vitale functies
5. Houding
ii. Relatieve doeleinden: effect hebben op het te behandelen weefsel, gehele organisme of
persoon.
1. Depletie: verwijderen van vocht uit de weefselspleten
2. Analgesie: verminderen vd pijn en gevoeligheid.
3. Ontspanning
4. Tonisering: verhogen vd spiertonus in rust
5. Hyperaemie: het stimuleren vd doorbloeding
6. Mobilisatie
b. Indicaties
i. Therapeutische indicaties (bv behandeling na een letsel)
1. Wanneer er medische indicatie en verwijzingen ih spel zijn
2. Curatief: intentie en verwachting dat de aandoening volledig reversbiel is
3. Symptomatisch: de ziekte is niet te genezen, maar we kunnen de klachten wel
verminderen
ii. Hygiënische indicatie (bv sportmassages)
1. Behandelen van gezonde personen
2. Doel: stimulerend effect of het bestrijden van vermoeidheid
iii. Profylactische indicatie (bv behandeling van mensen die gevoelig zijn voor
scheenbeenvliesontsteking)
1. Het behandelen van personen met een risico op het ontstaan van klachten of reeds
geringe klachten hebben.
, iv. Indicaties om behandeling te starten
1. Circulatiestoornis: bv verkleuren (paars/rood) vd benen door verminderde
doorbloeding
2. Pijn
3. Lokale spierverhardingen/hypertonus (bv spierknopen)
4. Hypotonus: te weinig spiertonus (bv kindje dat heel slap hangt als je het oppakt)
5. Algemene vermoeidheid
6. (Steriele) ontstekingen
7. Adhaesies of littekens
8. Functionele orgaanstoornissen bindweefselmassages
v. Contra-indicaties
1. Absoluut
a. Infecties
b. Tumoren in het te behandelen gebied
c. Algemeen onwelzijn
d. Koorts
e. Trombose: mogelijks verschuiven vd de bloedklonter waardoor die naar het hart of
de hersenen kan schieten
f. Besmettelijke huidziekten
g. Cachexie: extreme magerheid door onderliggende ziekte
h. Te heftige pijn
i. Fracturen in het te behandelen gebied
j. Reflex sympathische dystrofie in het 1e stadium: complex perifeer pijnsyndroom
2. Relatief: extra voorzichtigheid is vereist
a. Steriele ontstekingen
b. Tumoren buiten he te behandelen gebied
c. Verse laesies: beschadigingen vh weefsel/huid
d. Verhoogde bloedingsneigingen
i. Hypertensie: verhoogde bloeddruk
ii. Varices: spataders
iii. Gebruik van anti-coagulantia: bloedverdunners
iv. Hemofilie: bloed stolt niet genoeg waardoor er een verhoogde kans is op
bloedingen, blauwe plekken en nabloedingen bij een ingreep
e. Pijnlijke of kwetsbare weefsels boven het te behandelen gebied
f. Spasme
g. Huidziekte (nt besmettelijk)
6. Handgrepen
a. Intermitterende drukkingen:
i. =herhaalde, langzaam achtereenvolgende toe en afnemende druk op huid zonder dat de
handen verschuiven over de huid.
ii. Doel
1. Voortonusering
2. Gewenning
3. Ontspanning
b. Effleurages
i. =verplaatsen vd handen over de huid. Enkel bij het heengaan (verplaatsen van distaal
naar proximaal) wordt er druk uitgevoerd.
ii. Aandacht dat je veel mog volledig contact maakt met de hand.
iii. Afh vd locatie en intensiteit van de druk worden de huid, spieren, het kapsel of de
ligamenten beïnvloed.
Massage
1. Plaats vd massage id behandeling: we doen dit nooit als enige behandeling, dus nooit hele
sessie masseren we doet dit in combi met oefeningen of mobilisaties.
2. Geschiedenis vd massage
a. Begonnen in China rond 2700 v.C.
b. Middeleeuwen: even geen massage want er is een afkeer van lichamelijk genot
c. Ambroise Paré: 16e eeuw: legt de basis voor effleurage, petrissage, fricties en tapotages
d. Per Hendrik Ling: 19e eeuw: Zweedse massage
3. Definities
a. Uitvoeren van manipulaties op een bloot en ontspannen lichaamsdeel met een
profylactisch-therapeutisch en/of hygiënisch doel
b. Het systematisch toepassen van een aantal specifieke handgrepen ad oppervlakte vh
lichaam met als doel stoornissen tov normale functioneren te voorkomen, te verwijderen of
te verminderen.
4. Aangrijpingspunt van massage
a. Keuze uit versch massagetechnieken
b. Keuze uit intensiteit en lokalisatie van de handelingen bepalen welke structuur er zal bereikt
worden (huid, onderhuid, musculatuur en pezen, ligamenten, gewrichtskapsel, periost)
5. Doelstellingen en indicaties
a. Behandeldoelen
i. Volgens ICF
1. Pijn en zwelling
2. Gewrichtsmobiliteit
3. Spierfunctie
4. Vitale functies
5. Houding
ii. Relatieve doeleinden: effect hebben op het te behandelen weefsel, gehele organisme of
persoon.
1. Depletie: verwijderen van vocht uit de weefselspleten
2. Analgesie: verminderen vd pijn en gevoeligheid.
3. Ontspanning
4. Tonisering: verhogen vd spiertonus in rust
5. Hyperaemie: het stimuleren vd doorbloeding
6. Mobilisatie
b. Indicaties
i. Therapeutische indicaties (bv behandeling na een letsel)
1. Wanneer er medische indicatie en verwijzingen ih spel zijn
2. Curatief: intentie en verwachting dat de aandoening volledig reversbiel is
3. Symptomatisch: de ziekte is niet te genezen, maar we kunnen de klachten wel
verminderen
ii. Hygiënische indicatie (bv sportmassages)
1. Behandelen van gezonde personen
2. Doel: stimulerend effect of het bestrijden van vermoeidheid
iii. Profylactische indicatie (bv behandeling van mensen die gevoelig zijn voor
scheenbeenvliesontsteking)
1. Het behandelen van personen met een risico op het ontstaan van klachten of reeds
geringe klachten hebben.
, iv. Indicaties om behandeling te starten
1. Circulatiestoornis: bv verkleuren (paars/rood) vd benen door verminderde
doorbloeding
2. Pijn
3. Lokale spierverhardingen/hypertonus (bv spierknopen)
4. Hypotonus: te weinig spiertonus (bv kindje dat heel slap hangt als je het oppakt)
5. Algemene vermoeidheid
6. (Steriele) ontstekingen
7. Adhaesies of littekens
8. Functionele orgaanstoornissen bindweefselmassages
v. Contra-indicaties
1. Absoluut
a. Infecties
b. Tumoren in het te behandelen gebied
c. Algemeen onwelzijn
d. Koorts
e. Trombose: mogelijks verschuiven vd de bloedklonter waardoor die naar het hart of
de hersenen kan schieten
f. Besmettelijke huidziekten
g. Cachexie: extreme magerheid door onderliggende ziekte
h. Te heftige pijn
i. Fracturen in het te behandelen gebied
j. Reflex sympathische dystrofie in het 1e stadium: complex perifeer pijnsyndroom
2. Relatief: extra voorzichtigheid is vereist
a. Steriele ontstekingen
b. Tumoren buiten he te behandelen gebied
c. Verse laesies: beschadigingen vh weefsel/huid
d. Verhoogde bloedingsneigingen
i. Hypertensie: verhoogde bloeddruk
ii. Varices: spataders
iii. Gebruik van anti-coagulantia: bloedverdunners
iv. Hemofilie: bloed stolt niet genoeg waardoor er een verhoogde kans is op
bloedingen, blauwe plekken en nabloedingen bij een ingreep
e. Pijnlijke of kwetsbare weefsels boven het te behandelen gebied
f. Spasme
g. Huidziekte (nt besmettelijk)
6. Handgrepen
a. Intermitterende drukkingen:
i. =herhaalde, langzaam achtereenvolgende toe en afnemende druk op huid zonder dat de
handen verschuiven over de huid.
ii. Doel
1. Voortonusering
2. Gewenning
3. Ontspanning
b. Effleurages
i. =verplaatsen vd handen over de huid. Enkel bij het heengaan (verplaatsen van distaal
naar proximaal) wordt er druk uitgevoerd.
ii. Aandacht dat je veel mog volledig contact maakt met de hand.
iii. Afh vd locatie en intensiteit van de druk worden de huid, spieren, het kapsel of de
ligamenten beïnvloed.
