4 LICHT
1 FYSISCHE KENMERKEN VAN LICHT
Lihct is net zoals geluid een vorm van voortplantingsgolf die geknmerkt wordt door sterkte en snelheid.
Lichtgolven behoren tot het elektromagnetisch spectrum. Ze hebben een gemeenschappelijk kenmerk, een
voorplantinssnelheid die 300 miljoen m/sec bedraagt.
Frequentie = aantal trillingen per seconde
Golflengte = afstand waarover een trilling zich gedurende een periode voortbeweegt.
Golflengte = voortplantingssnelheid/ frequentie
Onderscheid van licht zit bij de golflengte. Bv.: hertsgolven, infrarode golven, zichtbare lichtstralen, … .
De golflengten van de afzonderlijke kleurenbanden zijn respectievelijk:
Infrarood 12 μm tot 750 nm
Rood 750 tot 610 nm
Geel/oranje 610 tot 560 nm
Groen 560 tot 510 nm
Blauw/groen 510 tot 460 nm
Blauw 460 tot 420 nm
Violet 420 tot 400 nm
Ultraviolet 400 tot 10 nm
,Een klein deel van de lichtgolven is zichtbaar voor het menselijk oog (750 tot 400 nm). Alle lichtstralen samen
geeft de indruk van wit licht. Verschillende kleuren van zichtbaar en daaraan grenzend spectrm (infrarood en
ultraviolet) kunnen van elkaar worden gescheiden door een driekantig glazen prisma.
2 REFLECTIE-ABSOROPTIE-TRANSMISSIE
Primaire kleuren = rood, groen en blauw.
Secundaire kleuren = cyaan, geel en magenta.
Aditieve (=optellen) kleurmenging ontstaat door menging van licht van verschillende kleuren. Hierdoor ontstaat
een andere kleur. Wanneer de primaire kleuren samenvallen heb je wit. Aditieve kleurmenging wordt gebruikt
bij beeldschermen, waarbij elk van de drie lichtbronnen gevormd wordt door een enkel lichtpunt, een pixel.
De kleur van een voorwerp wordt bepaald door de mate waarin het bepaalde delen van het kleurenspectrum
absorbeert en/of reflecteerd. Bv.: rood voorwerp zal alle kleuren dan roode absorberen en alleen rood
reflecteren.
Met filters kan men bepaalde aspecten van het kleurenspectrum ontnemen aan wit licht. Bv.: roodfilter zal alle
lichtstralen, met uitzondering van de rode absorberen.
Dit verschijnsel noemt met substractie (substractieve menging). Dit wordt bijvoorbeeld toegepast in printers.
3 WITBALANS EN KLEURTEMPERATUUR
AWB : auto white balance; bepaald de kleurtemperatuur van de foto.
Een voorwerp straalt licht uit bij voldoende opwarming. Als de opwarmtemperatuur verandert, zal ook de
intensiteit en de waargenomen kleur van het uitgestraald licht veranderen.
In andere lichtomstadigheden zal eenzelfde voorwerp een kleurverandering ondergaan. Het menselijk oog is in
staat om binnen bepaalde grenzen te corrigeren. Zo zullen we een wit voorwerp in verschillende
lichtomstandigheden als wit waarnemen.
, In de praktijk nemen we de werkelijke kleuren van een voorwerp enkel in zijn reële kleur waar wanneer het
door zuiver wit licht wordt belicht.
Zowel voor natuurlijk licht als voor kunstlicht wordt de kleur van het licht aangeduid door de kleurtemperatuur.
Deze wordt aangeduid in Kelvin. 0° K = -273°C
Voorbeelden:
Bij kleurtemperaturen boven de 7000K wordt het licht steeds blauwer.
Bij kleurtemperaturen lager dan 2000K wordt het licht steeds roder.
Hoe hoger de kleurtemperatuur dus, hoe kouder het licht. Hoe lager de kleurtemperatuur, hoe warmer het
licht.
4 FUNCTIES VAN LICHT
1 AANVULLEN VAN ONTBREKEND OF ONTOEREIKEND LICHT
Dit is de meest voor de hand liggende funcite van licht. Dit is meestal vereist voor indoor activiteiten. Maar
wordt soms ook gebruikt bij buitenspektakels.
2 VERZAKKEN OF VERSTERKEN VAN DE GEVOELSWAARDE
1 FYSISCHE KENMERKEN VAN LICHT
Lihct is net zoals geluid een vorm van voortplantingsgolf die geknmerkt wordt door sterkte en snelheid.
Lichtgolven behoren tot het elektromagnetisch spectrum. Ze hebben een gemeenschappelijk kenmerk, een
voorplantinssnelheid die 300 miljoen m/sec bedraagt.
Frequentie = aantal trillingen per seconde
Golflengte = afstand waarover een trilling zich gedurende een periode voortbeweegt.
Golflengte = voortplantingssnelheid/ frequentie
Onderscheid van licht zit bij de golflengte. Bv.: hertsgolven, infrarode golven, zichtbare lichtstralen, … .
De golflengten van de afzonderlijke kleurenbanden zijn respectievelijk:
Infrarood 12 μm tot 750 nm
Rood 750 tot 610 nm
Geel/oranje 610 tot 560 nm
Groen 560 tot 510 nm
Blauw/groen 510 tot 460 nm
Blauw 460 tot 420 nm
Violet 420 tot 400 nm
Ultraviolet 400 tot 10 nm
,Een klein deel van de lichtgolven is zichtbaar voor het menselijk oog (750 tot 400 nm). Alle lichtstralen samen
geeft de indruk van wit licht. Verschillende kleuren van zichtbaar en daaraan grenzend spectrm (infrarood en
ultraviolet) kunnen van elkaar worden gescheiden door een driekantig glazen prisma.
2 REFLECTIE-ABSOROPTIE-TRANSMISSIE
Primaire kleuren = rood, groen en blauw.
Secundaire kleuren = cyaan, geel en magenta.
Aditieve (=optellen) kleurmenging ontstaat door menging van licht van verschillende kleuren. Hierdoor ontstaat
een andere kleur. Wanneer de primaire kleuren samenvallen heb je wit. Aditieve kleurmenging wordt gebruikt
bij beeldschermen, waarbij elk van de drie lichtbronnen gevormd wordt door een enkel lichtpunt, een pixel.
De kleur van een voorwerp wordt bepaald door de mate waarin het bepaalde delen van het kleurenspectrum
absorbeert en/of reflecteerd. Bv.: rood voorwerp zal alle kleuren dan roode absorberen en alleen rood
reflecteren.
Met filters kan men bepaalde aspecten van het kleurenspectrum ontnemen aan wit licht. Bv.: roodfilter zal alle
lichtstralen, met uitzondering van de rode absorberen.
Dit verschijnsel noemt met substractie (substractieve menging). Dit wordt bijvoorbeeld toegepast in printers.
3 WITBALANS EN KLEURTEMPERATUUR
AWB : auto white balance; bepaald de kleurtemperatuur van de foto.
Een voorwerp straalt licht uit bij voldoende opwarming. Als de opwarmtemperatuur verandert, zal ook de
intensiteit en de waargenomen kleur van het uitgestraald licht veranderen.
In andere lichtomstadigheden zal eenzelfde voorwerp een kleurverandering ondergaan. Het menselijk oog is in
staat om binnen bepaalde grenzen te corrigeren. Zo zullen we een wit voorwerp in verschillende
lichtomstandigheden als wit waarnemen.
, In de praktijk nemen we de werkelijke kleuren van een voorwerp enkel in zijn reële kleur waar wanneer het
door zuiver wit licht wordt belicht.
Zowel voor natuurlijk licht als voor kunstlicht wordt de kleur van het licht aangeduid door de kleurtemperatuur.
Deze wordt aangeduid in Kelvin. 0° K = -273°C
Voorbeelden:
Bij kleurtemperaturen boven de 7000K wordt het licht steeds blauwer.
Bij kleurtemperaturen lager dan 2000K wordt het licht steeds roder.
Hoe hoger de kleurtemperatuur dus, hoe kouder het licht. Hoe lager de kleurtemperatuur, hoe warmer het
licht.
4 FUNCTIES VAN LICHT
1 AANVULLEN VAN ONTBREKEND OF ONTOEREIKEND LICHT
Dit is de meest voor de hand liggende funcite van licht. Dit is meestal vereist voor indoor activiteiten. Maar
wordt soms ook gebruikt bij buitenspektakels.
2 VERZAKKEN OF VERSTERKEN VAN DE GEVOELSWAARDE
