Basis van psychodiagnostiek
1. Schaleren
Vooraf: het terrein van de psychometrie
Hoe kunnen we psychologische eigenschappen via een test uit gedrag afleiden?
1.1. variabelen en meetschalen
Meten:
= vaststellingen uitzetten op een meetschaal.
Variabelen:
= de eigenschappen waarover het gaat.
- Variëren tussen of binnen personen.
= inter- of intra-individuele verschillen.
- In het andere geval zijn het constanten.
- Variabelen kunnen numeriek of niet-numeriek zijn.
1
, Enkel numerieke variabelen hebben een meetniveau.
1.1.1. Variabelen kunnen numeriek of niet-numeriek zijn
Niet-numerieke variabelen:
- Kwalitatief; beschrijvend
Numerieke variabelen:
- Kwantitatief getalsmatig.
- Discreet (vb. 0, 1 of 2 kinderen) versus continu (vb. 60.27 kg)
- Kunnen geordend worden op een meetschaal met een specifiek meetniveau.
Ook bij numerieke variabelen kan het in principe om een dichotome (bv. 0 voor een fout antwoord en
1 voor een goed antwoord) of om een polytome verdeling gaan (bv. het aantal kinderen dat iemand
heeft), maar bij kwantitatieve variabelen is nog een ander onderscheid relevanter: dat tussen
discrete en continue variabelen.
- En polytoom kan ook continu zijn, zoals alle tussenschakeringen van de kleuren van de
regenboog maar dat is voor de psychometrie niet relevant.
1.1.2. Numerieke variabelen hebben een meetniveau
• Voorgerecht: Soep – Slaatje – Garnaalkroket?
• Menu (steak): bleu – saignant – á point – bien cuit?
• Irish coffee: °Celsius?
• Rekening: … euro?
Het meetniveau bepaalt welke bewerkingen je met de getallen kan doen.
2
1. Schaleren
Vooraf: het terrein van de psychometrie
Hoe kunnen we psychologische eigenschappen via een test uit gedrag afleiden?
1.1. variabelen en meetschalen
Meten:
= vaststellingen uitzetten op een meetschaal.
Variabelen:
= de eigenschappen waarover het gaat.
- Variëren tussen of binnen personen.
= inter- of intra-individuele verschillen.
- In het andere geval zijn het constanten.
- Variabelen kunnen numeriek of niet-numeriek zijn.
1
, Enkel numerieke variabelen hebben een meetniveau.
1.1.1. Variabelen kunnen numeriek of niet-numeriek zijn
Niet-numerieke variabelen:
- Kwalitatief; beschrijvend
Numerieke variabelen:
- Kwantitatief getalsmatig.
- Discreet (vb. 0, 1 of 2 kinderen) versus continu (vb. 60.27 kg)
- Kunnen geordend worden op een meetschaal met een specifiek meetniveau.
Ook bij numerieke variabelen kan het in principe om een dichotome (bv. 0 voor een fout antwoord en
1 voor een goed antwoord) of om een polytome verdeling gaan (bv. het aantal kinderen dat iemand
heeft), maar bij kwantitatieve variabelen is nog een ander onderscheid relevanter: dat tussen
discrete en continue variabelen.
- En polytoom kan ook continu zijn, zoals alle tussenschakeringen van de kleuren van de
regenboog maar dat is voor de psychometrie niet relevant.
1.1.2. Numerieke variabelen hebben een meetniveau
• Voorgerecht: Soep – Slaatje – Garnaalkroket?
• Menu (steak): bleu – saignant – á point – bien cuit?
• Irish coffee: °Celsius?
• Rekening: … euro?
Het meetniveau bepaalt welke bewerkingen je met de getallen kan doen.
2