C1
Kunnen benoemen van de verschillende beginsituaties
Je hebt drie verschillende beginsituaties.
- Affectieve beginsituatie: Dit verwijst naar de emotionele en psychologische toestand van
een individu op dat moment. Het heeft betrekking op de gevoelens en emoties die iemand
ervaart en dat kan variëren afhankelijk van de context, situatie of gebeurtenis. De emotionele
toestand van de leerling is dus van belang in hoe de informatie wordt verwerkt en hoe
betrokken die is bij het leerproces.
o Hier hoort het maken van woordassociaties bij. Hiermee kan je peilen welke
associaties bij een bepaald woord worden gemaakt afhankelijk van de ervaringen en
emoties die iemand heeft.
- Cognitieve beginsituatie: Dit verwijst naar de intellectuele en cognitieve vaardigheden en
capaciteiten van een individu op een bepaald moment. Het heeft betrekking op wat iemand
weet, begrijpt en kan doen met zijn of haar cognitieve ontwikkeling op dat moment.
o Hier hoort het maken van een conceptmap bij, omdat je dan kan zien welke informatie
er ontbreekt. Dit is een manier om visueel te krijgen hoe informatie in het hoofd zit.
- Psychomotorische beginsituatie: Dit verwijst naar de fysieke en motorische vaardigheden
van een individu op een bepaald moment. Het heeft betrekking op wat iemand kan doen met
zijn lichaam en hoe goed hij motorische taken kan uitvoeren.
o Hier hoort het uitvoeren van een handeling bij, zoals microscoperen.
Kunnen onderscheiden van formeel, non-formeel en informeel onderwijs
Dit omvat leren in verschillende leercontexten.
- Formeel: in een schoolcontext.
- Informeel: Buitenschools leren. Je leert terwijl je met iemand meekijkt bijvoorbeeld. Het is een
niet bewust georganiseerd leerproces (reizen).
- Nonformeel: Buitenschools leren. Dit is wel bewust om georganiseerd om te leren. Dit is
bijvoorbeeld een training op de sportvereniging of
een muziekles.
Eerste definitie van vakdidactiek kunnen vormen
Vakdidactiek is het vormgeven van het leerproces
gekoppeld aan biologische inhouden. Het voorbereiden,
uitvoeren en evalueren van het leerproces. Hierin staat
het leerproces van de lerende centraal.
Wat houdt de 3S in?
Dit zijn de drie
curriculum
determinanten van Science Education (SE). Wie bepaalt
wat er geleerd wordt? Deze drie componenten bepalen dat.
Hoe bepaalt de maatschappij en de student wat wij leren?
Maatschappij stelt verwachtingen. Dit kan gedaan worden
door de maatschaven die opleidingen stellen, of dat de
maatschappij verwacht dat je wel digitaal onderlegd bent.
Vroeger lag de nadruk veel meer op productiever kennis
reproduceren. Leerlingen worden deze tijd mondiger en
krijgen meer inspraak. Dit krachtenveld bepaalt dus wat er
geleerd moet worden.
C2
Kunnen beschrijven wat onder leren verstaand kan worden
De definitie van leren verschilt per leertheorie. Er zijn drie verschillende leertheorieën.
- Behaviorisme: Het veranderen van gedrag doormiddel van klassieke of operante
conditionering.
- Cognitivisme: Het verplaatsen van kennis vanuit het working memory naar het Long-term
memory. Dit kan gedaan worden door de kennis toe te passen of te herhalen.
, - Constructivisme: kennis wordt vooral geconstrueerd door sociale interacties en ervaringen,
je leert van elkaar. Er is geen één werkelijkheid maar iedereen heeft een andere werkelijkheid
vanuit zijn eigen perspectief.
De kenmerken en achtergronden van invloedrijke leertheorieën kunnen benoemen en de
consequenties ervan voor (biologie)onderwijs kunnen omschrijven.
Er zijn drie belangrijke leertheorieën, behaviorisme, cognitivisme en constructivisme.
- Behaviorisme: Het behaviorisme bevat twee type conditionering, klassieke conditionering en
operante conditionering. (Black box)
o Klassieke conditionering (Pavlov): Het koppelen van een (niet gerelateerde) stimulus
aan een bestaande stimulus (ongeconditioneerde stimulus) --> reactie
(ongeconditioneerde respons) verhouding. De nieuwe stimulus (geconditioneerde
stimulus) zal vervolgens dezelfde reactie veroorzaken (in dit geval genaamd
geconditioneerde respons).
o Operante conditionering (Skinner): Het veranderen van gedrag doormiddel van een
negatieve of positieve bevestiging. A > B > C, Antecedent condition (cue) --> Behavior
(gedrag) --> Consequentie. Positieve bevestiging is een beloning geven, negatieve
bevestiging is belonen door iets negatiefs te verwijderen.
o Shaping: Het systematisch opbouwen van handelingen voor bijvoorbeeld complexe
vaardigheden. De handelingen moeten in een bepaalde volgorde worden uitgevoerd
en deze volgorde kan niet worden veranderd. Dit komt bijvoorbeeld voor bij het leren
werken met een microscoop.
o De nadruk ligt op een verandering in gedrag. Het benadrukt de effecten van
externe gebeurtenissen op het individu.
- Cognitivisme: Bij het cognitivisme wordt er gekeken naar het waarnemen en verwerken van
informatie. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen drie type geheugen, sensorisch
geheugen, werkgeheugen en het lange
termijn geheugen. Informatie komt binnen in
het sensorisch geheugen waarna als er
aandacht aan besteed wordt het doorgaat
naar het werk geheugen. Door informatie te
herhalen of toe te passen kan het vanuit het
werk geheugen naar het langer termijn
geheugen gaan. Er zijn twee paden van het
werkend geheugen naar het langer termijn
geheugen, het visuospatial sketchpad en het
phonological loop
Voorkennis bepaalt mede of iets opgeslagen wordt.
Gebruik van advanced organisers is hier belangrijk.
Kennis wordt verworven door een voorstelling van
de buitenwereld te construeren.
Kunnen benoemen van de verschillende beginsituaties
Je hebt drie verschillende beginsituaties.
- Affectieve beginsituatie: Dit verwijst naar de emotionele en psychologische toestand van
een individu op dat moment. Het heeft betrekking op de gevoelens en emoties die iemand
ervaart en dat kan variëren afhankelijk van de context, situatie of gebeurtenis. De emotionele
toestand van de leerling is dus van belang in hoe de informatie wordt verwerkt en hoe
betrokken die is bij het leerproces.
o Hier hoort het maken van woordassociaties bij. Hiermee kan je peilen welke
associaties bij een bepaald woord worden gemaakt afhankelijk van de ervaringen en
emoties die iemand heeft.
- Cognitieve beginsituatie: Dit verwijst naar de intellectuele en cognitieve vaardigheden en
capaciteiten van een individu op een bepaald moment. Het heeft betrekking op wat iemand
weet, begrijpt en kan doen met zijn of haar cognitieve ontwikkeling op dat moment.
o Hier hoort het maken van een conceptmap bij, omdat je dan kan zien welke informatie
er ontbreekt. Dit is een manier om visueel te krijgen hoe informatie in het hoofd zit.
- Psychomotorische beginsituatie: Dit verwijst naar de fysieke en motorische vaardigheden
van een individu op een bepaald moment. Het heeft betrekking op wat iemand kan doen met
zijn lichaam en hoe goed hij motorische taken kan uitvoeren.
o Hier hoort het uitvoeren van een handeling bij, zoals microscoperen.
Kunnen onderscheiden van formeel, non-formeel en informeel onderwijs
Dit omvat leren in verschillende leercontexten.
- Formeel: in een schoolcontext.
- Informeel: Buitenschools leren. Je leert terwijl je met iemand meekijkt bijvoorbeeld. Het is een
niet bewust georganiseerd leerproces (reizen).
- Nonformeel: Buitenschools leren. Dit is wel bewust om georganiseerd om te leren. Dit is
bijvoorbeeld een training op de sportvereniging of
een muziekles.
Eerste definitie van vakdidactiek kunnen vormen
Vakdidactiek is het vormgeven van het leerproces
gekoppeld aan biologische inhouden. Het voorbereiden,
uitvoeren en evalueren van het leerproces. Hierin staat
het leerproces van de lerende centraal.
Wat houdt de 3S in?
Dit zijn de drie
curriculum
determinanten van Science Education (SE). Wie bepaalt
wat er geleerd wordt? Deze drie componenten bepalen dat.
Hoe bepaalt de maatschappij en de student wat wij leren?
Maatschappij stelt verwachtingen. Dit kan gedaan worden
door de maatschaven die opleidingen stellen, of dat de
maatschappij verwacht dat je wel digitaal onderlegd bent.
Vroeger lag de nadruk veel meer op productiever kennis
reproduceren. Leerlingen worden deze tijd mondiger en
krijgen meer inspraak. Dit krachtenveld bepaalt dus wat er
geleerd moet worden.
C2
Kunnen beschrijven wat onder leren verstaand kan worden
De definitie van leren verschilt per leertheorie. Er zijn drie verschillende leertheorieën.
- Behaviorisme: Het veranderen van gedrag doormiddel van klassieke of operante
conditionering.
- Cognitivisme: Het verplaatsen van kennis vanuit het working memory naar het Long-term
memory. Dit kan gedaan worden door de kennis toe te passen of te herhalen.
, - Constructivisme: kennis wordt vooral geconstrueerd door sociale interacties en ervaringen,
je leert van elkaar. Er is geen één werkelijkheid maar iedereen heeft een andere werkelijkheid
vanuit zijn eigen perspectief.
De kenmerken en achtergronden van invloedrijke leertheorieën kunnen benoemen en de
consequenties ervan voor (biologie)onderwijs kunnen omschrijven.
Er zijn drie belangrijke leertheorieën, behaviorisme, cognitivisme en constructivisme.
- Behaviorisme: Het behaviorisme bevat twee type conditionering, klassieke conditionering en
operante conditionering. (Black box)
o Klassieke conditionering (Pavlov): Het koppelen van een (niet gerelateerde) stimulus
aan een bestaande stimulus (ongeconditioneerde stimulus) --> reactie
(ongeconditioneerde respons) verhouding. De nieuwe stimulus (geconditioneerde
stimulus) zal vervolgens dezelfde reactie veroorzaken (in dit geval genaamd
geconditioneerde respons).
o Operante conditionering (Skinner): Het veranderen van gedrag doormiddel van een
negatieve of positieve bevestiging. A > B > C, Antecedent condition (cue) --> Behavior
(gedrag) --> Consequentie. Positieve bevestiging is een beloning geven, negatieve
bevestiging is belonen door iets negatiefs te verwijderen.
o Shaping: Het systematisch opbouwen van handelingen voor bijvoorbeeld complexe
vaardigheden. De handelingen moeten in een bepaalde volgorde worden uitgevoerd
en deze volgorde kan niet worden veranderd. Dit komt bijvoorbeeld voor bij het leren
werken met een microscoop.
o De nadruk ligt op een verandering in gedrag. Het benadrukt de effecten van
externe gebeurtenissen op het individu.
- Cognitivisme: Bij het cognitivisme wordt er gekeken naar het waarnemen en verwerken van
informatie. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen drie type geheugen, sensorisch
geheugen, werkgeheugen en het lange
termijn geheugen. Informatie komt binnen in
het sensorisch geheugen waarna als er
aandacht aan besteed wordt het doorgaat
naar het werk geheugen. Door informatie te
herhalen of toe te passen kan het vanuit het
werk geheugen naar het langer termijn
geheugen gaan. Er zijn twee paden van het
werkend geheugen naar het langer termijn
geheugen, het visuospatial sketchpad en het
phonological loop
Voorkennis bepaalt mede of iets opgeslagen wordt.
Gebruik van advanced organisers is hier belangrijk.
Kennis wordt verworven door een voorstelling van
de buitenwereld te construeren.
