Netwerksystemen:
Can
- 11 of 29 bits identifiër
Methoden bedrading:
- Mono-directioneel = informatie van zender naar ontvanger in één richting
- Bi-directioneel = twee modules zenden en ontvangen en sturen iets aan.
- Multi-directioneel = meerdere modules die bi-directioneel werken
8 bits = 1 byte
Hexadecimaal:
Binair = 2^x
De reden waarvoor men digitale signalen neemt zijn de storingen = 0 of 1
, Om nu een byte van het ene apparaat naar het andere te transporteren zijn er twee
verschillende
mogelijkheden. Enerzijds heeft men de parallelle bus waarbij elke bit gelijktijdig op een aparte
lijn naar het andere apparaat gestuurd wordt (zie fig. 1.11).
Anderzijds heeft men de seriële bus waarbij de bits in één serie over één lijn gestuurd
(sequentieel) onder de
vorm van een datastroom, meestal frame genoemd. Bij het multiplex systeem wordt gebruik
gemaakt van de
seriële bus (zie fig. 1.12)
Bustoegang:
- Gecontroleerde bustoegang = regels voor het toegangsrecht liggen vast (Time Division Multiple Acces)
- Toevallige of ongecontroleerde bustoegang = de modules kunnen een bericht op de bus plaatsen zodra
deze vrij is
Adressering:
- Fysische adressering (deelnemer georiënteerde adressering) = iedere module die op de bus is
aangesloten proberen het bericht te lezen en het vermelde adres vergelijken met zijn eigen
adres. De juiste module zal het bericht lezen. De modules moeten een eigen adres hebben.
Stuurt een bevestiging terug naar de ander. Als het bericht voor meerdere modules bedoeld is
moet het vaker verstuurd worden.
- Logische adressering (bericht georiënteerde adressering) = In dit geval krijgt het bericht een
code mee (in het identificatieveld) die overeenkomt met de aard van het bericht (bijvoorbeeld:
voertuigsnelheid). Alle modules op de bus lezen het bericht en door een interne filter wordt
nagegaan of het bericht wel relevant is voor de eigen module.
Het voordeel hiervan is:
1. dat het netwerk gemakkelijk uit te breiden is. De bestaande modules moeten het
adres van een nieuwe module niet kennen.
2. Als een bericht voor meerder modules is bestemd, dan moet het toch maar één keer
verstuurd worden. (Can heeft geen stationadressen)
Hierarchie:
- Master-slave-systeem
Can
- 11 of 29 bits identifiër
Methoden bedrading:
- Mono-directioneel = informatie van zender naar ontvanger in één richting
- Bi-directioneel = twee modules zenden en ontvangen en sturen iets aan.
- Multi-directioneel = meerdere modules die bi-directioneel werken
8 bits = 1 byte
Hexadecimaal:
Binair = 2^x
De reden waarvoor men digitale signalen neemt zijn de storingen = 0 of 1
, Om nu een byte van het ene apparaat naar het andere te transporteren zijn er twee
verschillende
mogelijkheden. Enerzijds heeft men de parallelle bus waarbij elke bit gelijktijdig op een aparte
lijn naar het andere apparaat gestuurd wordt (zie fig. 1.11).
Anderzijds heeft men de seriële bus waarbij de bits in één serie over één lijn gestuurd
(sequentieel) onder de
vorm van een datastroom, meestal frame genoemd. Bij het multiplex systeem wordt gebruik
gemaakt van de
seriële bus (zie fig. 1.12)
Bustoegang:
- Gecontroleerde bustoegang = regels voor het toegangsrecht liggen vast (Time Division Multiple Acces)
- Toevallige of ongecontroleerde bustoegang = de modules kunnen een bericht op de bus plaatsen zodra
deze vrij is
Adressering:
- Fysische adressering (deelnemer georiënteerde adressering) = iedere module die op de bus is
aangesloten proberen het bericht te lezen en het vermelde adres vergelijken met zijn eigen
adres. De juiste module zal het bericht lezen. De modules moeten een eigen adres hebben.
Stuurt een bevestiging terug naar de ander. Als het bericht voor meerdere modules bedoeld is
moet het vaker verstuurd worden.
- Logische adressering (bericht georiënteerde adressering) = In dit geval krijgt het bericht een
code mee (in het identificatieveld) die overeenkomt met de aard van het bericht (bijvoorbeeld:
voertuigsnelheid). Alle modules op de bus lezen het bericht en door een interne filter wordt
nagegaan of het bericht wel relevant is voor de eigen module.
Het voordeel hiervan is:
1. dat het netwerk gemakkelijk uit te breiden is. De bestaande modules moeten het
adres van een nieuwe module niet kennen.
2. Als een bericht voor meerder modules is bestemd, dan moet het toch maar één keer
verstuurd worden. (Can heeft geen stationadressen)
Hierarchie:
- Master-slave-systeem