Biologie 8.1: Oorsprong van het leven
Eerste denkbeelden
Volgens de kerk heeft God de aarde geschept (Genesis). Fossielen zijn restanten van organismen.
Fossielen hebben overeenkomsten in lichaamsbouw, maar ze veranderen in de loop van tijd.
De catastrofetheorie van Cuvier: door een natuurramp verdwijnen alle organismen in een gebied,
waarna nieuwe soorten ontstaan.
Andere denkbeelden
De evolutietheorie van Lamarck: organismen veranderen door aanpassing aan de omgeving; deze
nieuwe eigenschappen geven ze door, waardoor nieuwe soorten ontstaan.
Evolutie door selectie
De evolutietheorie van Darwin: er vindt natuurlijke selectie plaats onder individuen. De ‘fittest’ hebben
de grootste overlevingskansen en planten zich sneller voort. Ze passen zich dus niet aan.
Recombinatie van allelen en mutaties in het DNA leiden tot variaties in eigenschappen.
Dit is verwerkt in de neodarwinistische theorie.
Biologie 8.2: Ontstaan van nieuwe soorten
Aanpassen en overleven
Natuurlijke selectie bestaat uit twee processen: the struggle for life and the survival of the fittest.
Struggle for life = de omgeving oefent een selectiedruk uit.
Survival of the fittest = alleen de best aangepaste organismen overleven.
Een populatie kan alleen overleven als er veel genetische variatie is. Als iedereen genetisch hetzelfde is,
dan zou iedereen bij een verandering van het milieu doodgaan. Als er variatie is, overleven ‘the fittest’.
De populatiesamenstelling verandert
Wanneer goed aangepaste individuen veel nakomelingen krijgen, neemt het aandeel individuen met
gunstige eigenschappen toe. Verandert de selectiedruk, dan bieden andere eigenschappen voordeel.
Gesplitste populaties
Evolutie is alleen mogelijk als twee populaties gescheiden zijn. Allopatrische voortplanting: door isolatie
is voortplanting tussen de groepen niet meer mogelijk. In beide groepen komen mutaties voor,
waardoor de eigenschappen veranderen.
Partnerselectie
Ook zonder barrière kunnen er nieuwe soorten ontstaan: sympatrische soortvorming. Seksuele selectie:
vrouwtjes kiezen een mannetje met bepaalde eigenschappen.
Selectie door mensen
Kunstmatige selectie is het fokken of kweken van organismen met gewenste eigenschappen.
Eerste denkbeelden
Volgens de kerk heeft God de aarde geschept (Genesis). Fossielen zijn restanten van organismen.
Fossielen hebben overeenkomsten in lichaamsbouw, maar ze veranderen in de loop van tijd.
De catastrofetheorie van Cuvier: door een natuurramp verdwijnen alle organismen in een gebied,
waarna nieuwe soorten ontstaan.
Andere denkbeelden
De evolutietheorie van Lamarck: organismen veranderen door aanpassing aan de omgeving; deze
nieuwe eigenschappen geven ze door, waardoor nieuwe soorten ontstaan.
Evolutie door selectie
De evolutietheorie van Darwin: er vindt natuurlijke selectie plaats onder individuen. De ‘fittest’ hebben
de grootste overlevingskansen en planten zich sneller voort. Ze passen zich dus niet aan.
Recombinatie van allelen en mutaties in het DNA leiden tot variaties in eigenschappen.
Dit is verwerkt in de neodarwinistische theorie.
Biologie 8.2: Ontstaan van nieuwe soorten
Aanpassen en overleven
Natuurlijke selectie bestaat uit twee processen: the struggle for life and the survival of the fittest.
Struggle for life = de omgeving oefent een selectiedruk uit.
Survival of the fittest = alleen de best aangepaste organismen overleven.
Een populatie kan alleen overleven als er veel genetische variatie is. Als iedereen genetisch hetzelfde is,
dan zou iedereen bij een verandering van het milieu doodgaan. Als er variatie is, overleven ‘the fittest’.
De populatiesamenstelling verandert
Wanneer goed aangepaste individuen veel nakomelingen krijgen, neemt het aandeel individuen met
gunstige eigenschappen toe. Verandert de selectiedruk, dan bieden andere eigenschappen voordeel.
Gesplitste populaties
Evolutie is alleen mogelijk als twee populaties gescheiden zijn. Allopatrische voortplanting: door isolatie
is voortplanting tussen de groepen niet meer mogelijk. In beide groepen komen mutaties voor,
waardoor de eigenschappen veranderen.
Partnerselectie
Ook zonder barrière kunnen er nieuwe soorten ontstaan: sympatrische soortvorming. Seksuele selectie:
vrouwtjes kiezen een mannetje met bepaalde eigenschappen.
Selectie door mensen
Kunstmatige selectie is het fokken of kweken van organismen met gewenste eigenschappen.