Leereenheid 11 Vergelden en voorkomen
Leerkern
In hoofdstuk 10 werd de vraag gesteld naar wat strafbaar gesteld moet worden. Dit
hoofdstuk gaat over de vraag waartoe straf dient. Ook hier, zoals u intussen gewend
bent, staan twee visies tegenover elkaar. De eerste visie zegt dat straf dient ter
vereffening van hetgeen in het verleden werd misdaan. De tweede visie stelt dat straf
dient om toekomstige delicten te voorkomen. Zoals we eerder hebben gezien, liggen
aan deze meningsverschillen weer diepere meningsverschillen ten grondslag, die te
maken hebben met de zienswijze op het recht en de rol van de overheid, maar die ook
samenhangen met de visie op de mens, en diens vrijheid en verantwoordelijkheid.
Kijk onder de tab "films" voor een filmpje behorend bij deze leereenheid.
INLEIDING
In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: aan welke voorwaarden moet worden
voldaan wil een straf rechtvaardig zijn?
Er zijn twee groepen antwoorden op deze vraag:
1. De eerste groep antwoorden bestaan uit theorieën die de rechtvaardiging van
de straf koppelen aan het toekomstige doel dat door straf wordt bereikt. Zoals
dat degene niet meer in herhaling valt, anderen afgeschrikt worden of de
maatschappij te beschermen.
2. De tweede groep antwoorden bestaan uit theorieën die de rechtvaardiging van
de straf zoeken in de mate waarin hiermee een antwoord wordt gegeven op
de overtreding. Hier dient de straf geen toekomstig doel, maar is zij
gerechtvaardigd als reactie op een strafbaar feit.
De soorten antwoorden hangen samen met het mensbeeld wat men heeft.
Een middenpositie tussen de twee antwoorden wordt geformuleerd door Rawls.
Hij onderscheidt twee niveau waarop de vraag naar de rechtvaardiging van straf
gesteld en beantwoord kan worden:
a. Het niveau van het strafrecht als zodanig; en
b. Het niveau van de straftoemeting in een individueel geval.
1/7
, STRAF EN CONTRACT [JOHN LOCKE]
De vraag naar de rechtvaardiging van straf wordt voor een deel beantwoord door
te verwijzen naar de voorwaarden waaronder overheidsgezag gerechtvaardigd is.
De overheid kan alleen dan legitiem zijn als de macht van de overheid kan
worden gelegitimeerd. In de theorie van John Locke werd deze vraag direct
gekoppeld aan de vraag naar doel en grenzen van overheidsgezag.
John Locke verbond de rechtvaardiging van straf met de rechtvaardiging van
overheidsgezag. Locke vindt overheidsgezag rechtvaardig indien deze het
zelfbehoud van burgers (leven, eigendom en vrijheid) bevorderd. Bij de vestiging
van een samenleving draagt de burger het recht tot straffen over aan de overheid.
BECCARIA OVER HET DOEL VAN STRAF
De contracttheorie van Locke dient volgens Beccaria ertoe grenzen te stellen aan
de mate waarin de overheid aan haar burgers leed mag toebrengen:
Overheidsmacht mag niet groter zijn dat de natuurlijke individuele rechten en straf
mag niet zodanig zijn dat rationele wezen hiermee niet ingestemd zouden
hebben.
De contracttheorie geeft echter alleen een ondergrens aan van de straftoemeting
en zegt echter niets op grond waarvan de overheid gerechtigd is te straffen.
Beccaria hanteert een criterium ter rechtvaardiging van straf = preventie.
Preventie: straf dient geen ander doel dan voorkomen van herhaling van het
strafbaar feit, zowel bij de dader als bij anderen die door de straf afgeschrikt
worden.
Speciale preventie = voorkoming van herhaling van de dader
Generale preventie = afschrikking van anderen.
2/7
Leerkern
In hoofdstuk 10 werd de vraag gesteld naar wat strafbaar gesteld moet worden. Dit
hoofdstuk gaat over de vraag waartoe straf dient. Ook hier, zoals u intussen gewend
bent, staan twee visies tegenover elkaar. De eerste visie zegt dat straf dient ter
vereffening van hetgeen in het verleden werd misdaan. De tweede visie stelt dat straf
dient om toekomstige delicten te voorkomen. Zoals we eerder hebben gezien, liggen
aan deze meningsverschillen weer diepere meningsverschillen ten grondslag, die te
maken hebben met de zienswijze op het recht en de rol van de overheid, maar die ook
samenhangen met de visie op de mens, en diens vrijheid en verantwoordelijkheid.
Kijk onder de tab "films" voor een filmpje behorend bij deze leereenheid.
INLEIDING
In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: aan welke voorwaarden moet worden
voldaan wil een straf rechtvaardig zijn?
Er zijn twee groepen antwoorden op deze vraag:
1. De eerste groep antwoorden bestaan uit theorieën die de rechtvaardiging van
de straf koppelen aan het toekomstige doel dat door straf wordt bereikt. Zoals
dat degene niet meer in herhaling valt, anderen afgeschrikt worden of de
maatschappij te beschermen.
2. De tweede groep antwoorden bestaan uit theorieën die de rechtvaardiging van
de straf zoeken in de mate waarin hiermee een antwoord wordt gegeven op
de overtreding. Hier dient de straf geen toekomstig doel, maar is zij
gerechtvaardigd als reactie op een strafbaar feit.
De soorten antwoorden hangen samen met het mensbeeld wat men heeft.
Een middenpositie tussen de twee antwoorden wordt geformuleerd door Rawls.
Hij onderscheidt twee niveau waarop de vraag naar de rechtvaardiging van straf
gesteld en beantwoord kan worden:
a. Het niveau van het strafrecht als zodanig; en
b. Het niveau van de straftoemeting in een individueel geval.
1/7
, STRAF EN CONTRACT [JOHN LOCKE]
De vraag naar de rechtvaardiging van straf wordt voor een deel beantwoord door
te verwijzen naar de voorwaarden waaronder overheidsgezag gerechtvaardigd is.
De overheid kan alleen dan legitiem zijn als de macht van de overheid kan
worden gelegitimeerd. In de theorie van John Locke werd deze vraag direct
gekoppeld aan de vraag naar doel en grenzen van overheidsgezag.
John Locke verbond de rechtvaardiging van straf met de rechtvaardiging van
overheidsgezag. Locke vindt overheidsgezag rechtvaardig indien deze het
zelfbehoud van burgers (leven, eigendom en vrijheid) bevorderd. Bij de vestiging
van een samenleving draagt de burger het recht tot straffen over aan de overheid.
BECCARIA OVER HET DOEL VAN STRAF
De contracttheorie van Locke dient volgens Beccaria ertoe grenzen te stellen aan
de mate waarin de overheid aan haar burgers leed mag toebrengen:
Overheidsmacht mag niet groter zijn dat de natuurlijke individuele rechten en straf
mag niet zodanig zijn dat rationele wezen hiermee niet ingestemd zouden
hebben.
De contracttheorie geeft echter alleen een ondergrens aan van de straftoemeting
en zegt echter niets op grond waarvan de overheid gerechtigd is te straffen.
Beccaria hanteert een criterium ter rechtvaardiging van straf = preventie.
Preventie: straf dient geen ander doel dan voorkomen van herhaling van het
strafbaar feit, zowel bij de dader als bij anderen die door de straf afgeschrikt
worden.
Speciale preventie = voorkoming van herhaling van de dader
Generale preventie = afschrikking van anderen.
2/7