Celbiologie
Poliovirus → 1ste bestudeerde virus
Hoofdstuk 1 : Cellulaire bouwstenen
Moleculen bestaan uit verschillende atomen en met verschillende moleculen kan je een cel
maken.
➔ 92 elementen in de natuur, 26 elementen werden kunstmatig gevormd
➔ Leven op aarde gebruikt ongeveer 25 elementen
➔ 4 (C,O,H,N) vormen samen 96% van alle organische materiaal
➔ 4 (P,S,Na,K) overige 4% voor hun
Een atoom bestaat uit een kern (met protonen & neutronen) en daarrond banen (met
elektronen).
Bij een covalente binding delen 2 atomen een paar elektronen
Delen of uitwisselen van elektronen gebeurt omdat atomen streven naar stabiliteit (=
optimale bezetting schillen) :
- 2 elektronen op de binnenste schil
- 8 elektronen op de buitenste schil
2 soorten bindingen :
- Covalente binding
- Ionische binding
1) Covalente binding :
Elektronen worden gedeeld = zeer sterke binding.
Sterk omdat : 2 atomen delen een elektronen paar, beide atomen ‘trekken’ aan dit paar,
zeer stabiel
Bv. H2O → zuurstof heeft 6 elektronen op zijn buitenste schil, wilt er graag 8, dus neemt
er 2 van water
2) Ionische binding :
Hierbij worden de elektronen uitgewisseld, NIET gedeeld.
, Natrium geeft 1 elektron aan chloor, hierdoor ontstaan er ionen.
Deze binding is minder sterk dan covalente binding.
Waterstofverbinding :
Is tussen 2 moleculen
Covalente en ionische binding is tussen atomen.
Kan makkelijk gebonden worden, maar ook makkelijk verbroken worden.
,Koolstof :
Belangrijkste atoom in levende cellen = koolstof (C)
Vorm molecule :
Molecule met 2 atomen (H2, O2) = lineair
Molecule met meerdere atomen hebben een ingewikkelde vorm. Deze wordt bepaald door
de positie van de orbitalen van de atomen.
Bv. CH4, CH3OH (methanol)
Atoom → molecule → interacties moleculen
Interactie moleculen → chemische reacties :
Bij chemische reacties worden chemische bindingen gevormd en gebroken.
, Aflopende reacties kan enkel in 1 richting
Omkeerbare reacties kunnen in 2 richtingen
Chemisch evenwicht = dynamisch evenwicht → bv. A + B wordt omgezet in C + D en
omgekeerd.
Water :
Belangrijk voor hoge cohesie
Cohesie = goed aan elkaar gebonden → waterstofbruggen
Cohesie, bv. Oppervlaktespanning zorgt ervoor dat sommige dieren op het water kunnen
lopen, door de hoge aantrekking van de watermoleculen.
Eigenschappen van water :
- Hoge specifieke warmte → geschikt als buffer tegen temperatuurschommelingen
Bv. Aan de zee, het water neemt de warmte op, daardoor is het minder warm aan de
zee dan op land
- Lagere densiteit (=dichtheid) in vaste toestand dan in vloeibare toestand
- Veelzijdig solvent (=oplosmiddel)! → oplossen van stoffen door ze te ontbinden in
hun ionen of door polaire moleculen volledig te omgeven
Dissociatie van water :
2 H20 → H3O+ + OH-
2 watermoleculen botsen en er ontstaat hydroxonium en hydroxide.
H20 → H+ + OH-
Water splitst dus in hydroxide ion en waterstof ion
pH → hoe lager de pH, hoe meer
buffer = molecule dat in staat is om het lastpakker te neutraliseren, of om de pH constant te
houden. Bv. pH menselijk bloed = 7,4
Poliovirus → 1ste bestudeerde virus
Hoofdstuk 1 : Cellulaire bouwstenen
Moleculen bestaan uit verschillende atomen en met verschillende moleculen kan je een cel
maken.
➔ 92 elementen in de natuur, 26 elementen werden kunstmatig gevormd
➔ Leven op aarde gebruikt ongeveer 25 elementen
➔ 4 (C,O,H,N) vormen samen 96% van alle organische materiaal
➔ 4 (P,S,Na,K) overige 4% voor hun
Een atoom bestaat uit een kern (met protonen & neutronen) en daarrond banen (met
elektronen).
Bij een covalente binding delen 2 atomen een paar elektronen
Delen of uitwisselen van elektronen gebeurt omdat atomen streven naar stabiliteit (=
optimale bezetting schillen) :
- 2 elektronen op de binnenste schil
- 8 elektronen op de buitenste schil
2 soorten bindingen :
- Covalente binding
- Ionische binding
1) Covalente binding :
Elektronen worden gedeeld = zeer sterke binding.
Sterk omdat : 2 atomen delen een elektronen paar, beide atomen ‘trekken’ aan dit paar,
zeer stabiel
Bv. H2O → zuurstof heeft 6 elektronen op zijn buitenste schil, wilt er graag 8, dus neemt
er 2 van water
2) Ionische binding :
Hierbij worden de elektronen uitgewisseld, NIET gedeeld.
, Natrium geeft 1 elektron aan chloor, hierdoor ontstaan er ionen.
Deze binding is minder sterk dan covalente binding.
Waterstofverbinding :
Is tussen 2 moleculen
Covalente en ionische binding is tussen atomen.
Kan makkelijk gebonden worden, maar ook makkelijk verbroken worden.
,Koolstof :
Belangrijkste atoom in levende cellen = koolstof (C)
Vorm molecule :
Molecule met 2 atomen (H2, O2) = lineair
Molecule met meerdere atomen hebben een ingewikkelde vorm. Deze wordt bepaald door
de positie van de orbitalen van de atomen.
Bv. CH4, CH3OH (methanol)
Atoom → molecule → interacties moleculen
Interactie moleculen → chemische reacties :
Bij chemische reacties worden chemische bindingen gevormd en gebroken.
, Aflopende reacties kan enkel in 1 richting
Omkeerbare reacties kunnen in 2 richtingen
Chemisch evenwicht = dynamisch evenwicht → bv. A + B wordt omgezet in C + D en
omgekeerd.
Water :
Belangrijk voor hoge cohesie
Cohesie = goed aan elkaar gebonden → waterstofbruggen
Cohesie, bv. Oppervlaktespanning zorgt ervoor dat sommige dieren op het water kunnen
lopen, door de hoge aantrekking van de watermoleculen.
Eigenschappen van water :
- Hoge specifieke warmte → geschikt als buffer tegen temperatuurschommelingen
Bv. Aan de zee, het water neemt de warmte op, daardoor is het minder warm aan de
zee dan op land
- Lagere densiteit (=dichtheid) in vaste toestand dan in vloeibare toestand
- Veelzijdig solvent (=oplosmiddel)! → oplossen van stoffen door ze te ontbinden in
hun ionen of door polaire moleculen volledig te omgeven
Dissociatie van water :
2 H20 → H3O+ + OH-
2 watermoleculen botsen en er ontstaat hydroxonium en hydroxide.
H20 → H+ + OH-
Water splitst dus in hydroxide ion en waterstof ion
pH → hoe lager de pH, hoe meer
buffer = molecule dat in staat is om het lastpakker te neutraliseren, of om de pH constant te
houden. Bv. pH menselijk bloed = 7,4