Hoorcollege Week 3: Rechtsvinding: theorie en praktijk
Methoden van Rechtswetenschap, Woensdag 16 oktober 2016
Docent: Prof. Dr. B.M.J. Van Klink
Sheet 2.
Hiervoor gehad over de vraag is rechtswetenschap een rechtswetenschap?
Wetenschappelijkheid is niet kwestie van alles of niet maar meer of minder. Hoe meer uitleg je geeft
aan de methode, hoe wetenschappelijker het is/het wordt (dat is de stelling van docent)
Vandaag: Rechtsvinding.
Als je rechtswetenschappelijk onderzoek gaat doen krijg je te maken met rechtsvinding. Je gaat het
beoordelen, is het goed of niet, en/of gaat beschrijven. Je moet weten war je het recht moet vinden en
waar je dit vind etc. En het is iets wat de jurist in de praktijk toepast, rechter moet het recht vinden.
Maar omdat de rechtswetenschapper een intern perspectief inneemt; kijkt vanuit perspectief van de
praktijkjurist, en je gebruikt maatstaven vanuit de rechtspraktijk bij de beoordeling.
Vraag studente: kan ik volstaan met te zeggen ‘dat ik aan jurisprudentieonderzoek doe’?
Als je aan methodologische verantwoording doet: als je het aangeeft hoe je rechtsspraak hebt
geïnterpreteerd welke vraag/vragen je dan moet beantwoorden.
Onderzoek naar rechtspraak/jurisprudentie maar je zegt nog niet hoe je dat doet. Komt docent op einde
van hoorcollege terug.
Tijssen: ‘Olifantenpaden’ gebruikt hij als begrip. Vaak geven we iets aan zonder aan te geven hoe we
hieraan komen.
Steekweggetjes creëren, waarbij snel naar resultaat wordt geredeneerd zonder wordt aangegeven hoe
je aan die informatie komt.
Wetenschappelijkheid afhangt van die wetenschappelijke verantwoording, als die stelling van docent
klopt, dan moet je die olifantenpaden expliciet maken.
Methodologische verantwoording à die olifantenpaden expliciet maken.
Hoe je die methoden kan expliciteren, daar wil ik het vandaag over hebben, hoe je dit kan doen.
à Zie hierboven wat te behandelen.
Rechtsvinding is in NL; ingeburgerde term voor wat de rechter doet, de activiteit van uitleggen van de
wet, het recht. Term die al heel lang bestaat, maar pas populair is geworden door het werk van de
Nederlandse privatist Paul Scholten (tekst in syllabus). Rechtsvinding vond hij een goede term om de
activiteit van de rechter te karakteriseren,
- Toepassen van het recht (algemene regel op het geval toepassen) en;
- Het zelf maken/creëren van een regel
Rechtsvinding is volgens Scholten dus à midden tussen totaal geen inbreng en het zelf creëren van
een rechtsregel.
Sheet 3.
Dit zijn de concurrerende termen. Maar het gangbare beeld is dat van rechtsvinding.
Anders klassiek werk dan het algemeen deel van Scholten over rechtsvinding.
3 typen van Rechtsvinding van Wiarda, geschreven in jaren 70.
En Carel Smits in de tekst van de Syllabus gaat ook nog op dit boek in. Voor ons van belang;
rechtsvinding is dat Wiarda daarvan de ontwikkeling beschrijft in de activiteit van de rechter in termen
van heteronomie en autonomie.
- Heteronomie; betekent dat de rechter de norm buiten vindt, het recht buiten zich zelf. Vanuit de
klassieke opvatting, het 19e eeuwse legistische opvatting; er is een wet en die moet je toepassen. Dan
heb je eigenlijk geen rechtsvinding maar gewoon rechtstoepassing. En dan is de norm niet iets dat de
rechter zelf heeft bedacht, maar dat is een norm die de wetgever heeft vastgelegd. Dus helemaal buiten
de norm om is er een regel gemaakt en die regel moet de rechter toepassen. Dat is heteronome
rechtsvinding in termen van Wiarda.
1
Distribution of this document is illegal