Samenvatting MSA 3A KT

Inhoudsopgave

BMD.CO.1 – GERIATIC GIANTS-1............................................................................................................... 1

BMD.CO.2 – GERIATIC GIANTS-2............................................................................................................... 5

TGW.V1 'WILLEN, KUNNEN' TOEPASSEN BIJ MOTIVERENDE GESPREKSVOERING................ 13

TGW.CO.1 WGBO: ZELFBESCHIKKING VAN DE PATIËNT................................................................ 15

MSA.CO.1 CO PROMS................................................................................................................................ 16

MSA.CO.2 PERSPECTIEVEN.................................................................................................................... 19

MSA.CO.3 CO VERDIEPING WERVELKOLOM...................................................................................... 20

MSA.CASP.1 PROMS.................................................................................................................................. 24

MSA.CASP.2 BEKKEN/LWK ONDERZOEK EN BEHANDELING EN KLINIMETRIE...................... 26

MSA.CASP.3 OE: ONDERZOEK EN BEHANDELING EN KLINIMETRIE........................................... 28

MSA.CASP.4 TWK/CWK ONDERZOEK EN BEHANDELING EN KLINIMETRIE............................ 29

MSA.CASP.5 CASP BE ONDERZOEK EN BEHANDELING EN KLINIMETRIE................................. 29

MSA.CASP.7 WK/OE + IN SIGMA........................................................................................................... 30

MSA.CASP.7 WK/OE + IN SIGMA........................................................................................................... 31

MSA.CASP.8 BEKKEN/LWK/TWK/CWK MET VIDEO....................................................................... 33

MSA.CASP.09 BE EN OE MET VIDEO..................................................................................................... 34




BMD.CO.1 – Geriatic Giants-1

, Functionele benadering
o Zelfredzaamheid staat centraal. Wat kan iemand nog zelf doen, woont die
nog thuis?
o Jonge mensen die een heup breken herstellen makkelijk, maar oude
mensen niet. Die kunnen een delier krijgen, of hebben weinig mensen die
voor ze kunnen zorgen.
o Afhankelijk van:
 Somatische factoren
 Psychische factoren
 Sociale factoren
 Nederland nu
o 16.7 miljoen inwoners.
o 2.5 miljoen is ouder dan 65 jaar.
o 600.000 daarvan is ouder dan 80 jaar.
o 155.000 ouderen wonen in een verzorgingstehuis of verpleeghuis.
 Frailty
o Alle orgaansystemen worden ouder en kunnen daardoor steeds minder
functioneren. Jonge mensen hebben nog heel veel reserve capaciteit en
kunnen hoge warmte bijvoorbeeld goed opvangen.
o Het gaat eigenlijk om de homeostase (handhaven van het interne milieu).
Je moet je afvalstoffen kwijtraken, als dat niet meer gebeurd vervuilt je
interne milieu en kan je niet meer je cellen goed voeden.
o Door ouder worden wordt je eigenlijk steeds kwetsbaarder. Het breken
van een been kan enorme gevolgen hebben. Als een oudere verkouden is
kan hij heel snel een longontsteking krijgen omdat alle systemen
verstoord raken.
o Alle organen zijn ouder.
o Als je ouder wordt krijg je steeds meer beperkingen, je kwaliteit van leven
neemt af, je sociale support wordt minder, je moet een andere levensstijl
aannemen etc.
 Veroudering.
o Het aantal eenheden van de meeste organen neemt af en de kwaliteit van
de resterende eenheden neem ook af.
o Het gevolg daarvan is dat er onder normale omstandigheden niet zo veel
aan de hand is omdat alles geregeld kan worden.
o Maar bij extreme omstandigheden (infectie, hittegolf) kunnen de organen
het niet meer aan omdat de reserves ontbreken.
o Consequenties
 De reservecapaciteit neemt af en mensen kunnen de homeostase
niet meer handhaven.
 Immuunapparaat.
o Infectieziekten nemen toe bij ouderen omdat het immuunsysteem ook
ouder wordt en begint te haperen.
o Maligne tumoren is een aandoening van de ouder wordende mens. Je
immuunsysteem moet cellen herkennen en weten welke van jou zijn en
welke niet. Tumoren zijn van andere samenstelling en moeten door je

, immuunsysteem opgeruimd worden. Als je immuunsysteem faalt dan
krijgt tumor kans om te groeien.
o Auto-immuunsziekten omdat je immuunsysteem reactie geeft op eigen
cellen door dat ze niet herkent worden als eigen cellen.
 Zenuwstelsel
o Algemene atrofie, het hersen gewicht wordt minder.
o Verlies neuronen, dit gebeurd vooral in de frontaalkwab en
temporaalkwab. Je krijgt dan decorum verlies, je weet niet zo goed meer
wat goed is en wat kan.
o Verminderde kwaliteit neuronen. Denk aan de ziekte van parkinson.
Dopamine wordt niet meer aangemaakt en verbindingen worden minder.
o Motorisch
 Verandering houding, evenwicht, gang. Mensen staan vaak
voorover gebogen. Ze lopen schuifelend.
o Sensorisch
 Verandering slaappatroon. Mensen slapen slecht en worden minder
fit en alert en hebben grotere kans om te vallen.
o Geheugen
 Verlies van het korte termijn geheugen.
o Emotie en gedrag
 Optreden van depressie, angst of agressie door het ouder worden.
 Slaap
o Bijna 50% van de 50+ heeft slaapproblemen die chronisch zijn.
o Mensen zijn snel wakker. Dit zorgt voor vergrote kans op vallen.
o Oudere mensen hebben meer slaap nodig dan jongere.
 Spieren
o Atrofie  use it or lose it
o Afname contractiliteit
o Afname actieve spierspanning (spierkracht/cm2)
o Minder motorunits.
o Spieren nemen sowieso af maar hoe meer spieren hoe makkelijker je
moeilijke dingen kan doorstaan.
o Als iemand al niet goed loopt en dan bedrust moet hebben worden de
spieren en het lopen bijna onmogelijk.
 Sacropenie
o Verlies van spiermassa op oudere leeftijd
o Na 50e jaar afname van 1-2% per jaar
o Afname spiermassa opgevuld door vet-bindweefsel.
 Pathofysiologie
o Neuromusculaire factoren
o Systemische en cellulaire factoren
o Leefstijl en andere factoren.
 Botten
o Vanaf het 30e geleidelijke toename van de activiteit van osteoclasten. Dat
zorgt ervoor dat het botmassa langzaam afneemt.
o Vrouwen hebben enkele jaren na de menopauze dat de osteoclasten sterk
toename en hebben gevaar op osteoporose.

,  Bewegingsapparaat
o Verminderde sturing wat zorgt voor een onzekere gang
o Beperking beweging ten gevolge van verminderde bewegelijkheid in de
gewrichten.
o Verminderde kracht
o Verhoogde kans op botbreuken.
 Hart
o Verminderde maximale hartfrequentie
o Verminderde contractiekracht.
o Hartfalen komt veel voor bij oudere, omdat het hart het dan niet meer
aankan.
 Vaten
o Afname van de rekbaarheid van de aorta  de weerstand wordt groter 
stijging van de systolische fase.
o Daardoor krijg je een hogere polsdruk.
o Het hart gaat dan compenseren, je krijgt hypertrofie van de linker kamer
en een lagere CO waarde.
 Longen
o Ademhaling minder diep en snel
o Thoax: minder bewegelijk
o Longen: alveoli worden groter, verslapping longweefsel  toename van het
functionele residu.
 Mond
o Veel gebitsproblematiek
o Slikken
o Afname productie maagsap
o Moeite met kauwen door slinken van de kaak.
o Gevolgen door de voedselopname, vertering en resorptie.
o Je moet voldoende eiwitten binnenkrijgen om je spieren op peil te houden,
anders gaan die nog sneller achteruit.
 Ogen en oren
o Verminderde visus
o Verminderd gehoor
o Consequenties voor de communicatie.
 Aandachtspunten communicatie
o Duidelijk voorstellen, niet schreeuwn, geen 2 vragen in 1 zin, open vragen,
non verbale communicatie, passend taalgebruik, vat samen en vraag na
etc.
o Spreek langzaam en duidelijk, korte afstand, zorg dat je de aandacht hebt,
geen achtergrond geluid, schrijf afspraken op etc.
 Frailty
o De conditie of het syndroom dat het gevolg is van een teloorgang van
reservecapaciteit in vele systemen waarbij de teloorgang in die mate
optreed dat fysiologische systemen zich rond de grens van klinisch falen
bevinden.
o Minimale externe stressoren leiden tot een hoog risico op afhankelijkheid,
handicaps en overlijden.