Samenvatting Minor 3.1: Gezinnen van nu - Probleem 16

Probleem 16: Feit of fictie
Leerdoelen:
- Vertonen allochtonen meer gedragsproblemen dan autochtonen?
- Waar hangen die problemen mee samen?

Bronnen:
- Eldering (2010) – Hoofdstuk 9
- Artikel Stevens en Vollebergh (2008)
- Artikel Bean et al. (2007)



Artikel Bean et al. (2007)

Abstract
- Dit epidemiologisch onderzoek richt zich op de prevalentie, het verloop en de voorspellers
van psychische klachten en gedragsproblemen bij niet-begeleide minderjarige
asielzoekers die in NL wonen.
- De wettenlijke verzorgers, leerkrachten en de minderjarigen zelf rapporteerden allemaal
hun bevindingen over de geestelijke gezondheid van de minderjarige vluchtelingen (n=582).
Dit deden zij bij aanvang en in een follow-up onderzoek 12 maanden later.
- Resultaten:
o De zelfgerapporteerde psychische klachten van de minderjarige vluchtelingen waren
ernstig (50%) en zijn van chronische aard (stabiel voor één jaar). Dit wordt bevestigd
door rapporten van de wettenlijke vertegenwoordigers (33%) en van de leraren (36%).
o Het aantal zelf gerapporteerde ervaringen van negatieve levensgebeurtenissen was
sterk gerelateerd aan de ernst van de psychische stoornis.
o Psychopathologie bij aanvang (T1) was de sterkste voorspeller van psychologische
stress bij de follow-up (gerapporteerd door alle informanten) en heeft een verklaarde
variantie tussen de 22 en 51%.
- De huidige studie (die gebruik maakte van een populatiegebaseerde steekproef) vergroot de
kennis van de mentale gezondheid bij adolescente vluchtelingen.
- Het onderzoek is uniek vanwege de grote steekproef, de longitudinale aard van het
onderzoek, het gebruik van meerdere informanten en de cultureel diverse steekproef.

Introductie
Er is nog maar weinig bekend over de mentale gezondheid van Unaccompanied Refugee Minors
(= alleenstaande minderjarige asielzoekers/AMA’s).
- Dramatische stijging van aantal AMA’s in NL met een piek van 15.000 in 2001.

Eerder uitgevoerd onderzoek:
- Psychologische problemen die het meest vaak voorkomen bij deze AMA’s zijn: depressie,
angst, traumatische stress reacties, somatisatie en gedragsproblemen.
- AMA’s lijken risico te lopen op het ervaren van ernstige niveaus van psychologische stress
door: herhaalde blootstelling aan traumatische ervaringen, een opeenstapeling van
problemen, separatie van familie, persoonlijk verlies en een grote onzekerheid over de
toekomst.

Limitaties van eerder uitgevoerd onderzoek:
- Veel van de eerder uitgevoerde onderzoeken zijn cross-sectioneel  er is onduidelijkheid
over de aard (tijdelijk of blijven) van de gerapporteerde psychologische stress.
1

, - Er zijn slechts enkele studies uitgevoerd waarbij meerdere andere informanten zijn
gebruikt, zoals ouders of leraren, als aanvulling op de selfreports.

Dit onderzoek:
- Vanwege de schaarse hoeveelheid onderzoek naar de gezondheid van AMA’s, is er in NL
een epidemiologische follow-up studie uitgevoerd waarbij gebruik wordt gemaakt van
meerdere informanten.
o De tweede meting (T2) vond ongeveer 12 maanden na de eerste meting (T1) plaats.
- Doel: het bepalen van (1) de prevalentie en de ernst van psychologische stress bij AMA’s in
NL, (2) de behoefte die zij hebben voor de mentale gezondheidszorg en (3) de
beschikbaarheid van mentale zorginstanties voor deze populatie.
- Deze epidemiologische en longitudinale studie onderzoekt de selfreports en rapporten van
de wettenlijke vertegenwoordiger en leraren met betrekking tot:
o De prevalentie, de ernst en het verloop van de psychologische stress en
gedragsproblemen bij AMA’s.
o De voorspellende waarde van demografische en klinische variabelen voor
psychologische stress en gedragsproblemen in de follow-up.
o De strekte van de correlatie tussen de drie informanten rapporten over de
psychologische stress en gedragsproblemen van AMA’s.

Methode
Beschrijving van de steekproef:
- Van de totale populatie van 12.000 minderjarigen onder de 17.5 jaar, werden zo’n 4.000
proefpersonen tussen de 11 en 17.5 jaar random geselecteerd van The Central Register of
Nidos in 2002. Op het moment van de selectie moesten zij minimaal 4 maanden in NL
wonen.
- De uiteindelijke steekproef bestond uit 920 proefpersonen en was representatief voor de
AMA populatie in 2002 in NL (leeftijd van de populatie lag tussen de 12 en 18 jaar).
- De minderjarigen waren afkomstig van 48 landen  2/3e van hen woonde voor een periode
van 18 maanden of korter in NL.

Procedure:
- Er werden twee informatiepakketen (1 voor de voogd en 1 voor de leraar) gestuurd naar de
supervisors van elk Nidos kantoor.
- Voogd: ontvingen een brief en een vragenlijst die zij zelf moesten invullen of ingevuld
moesten worden door een staflid van de wooneenheid of door de pleegouder van de
minderjarige.
o Voor de 1e meting  557 vragenlijsten werden teruggestuurd, voor de 2e meting  501.
- Leraren: ontvingen ook een brief en vragenlijsten die zij zelf moesten invullen.
o Voor de 1e meting  496 vragenlijsten werden teruggestuurd, voor de 2e meting  272.

Metingen:
De selfreports werden vertaald naar de meest voorkomende talen van de minderjarigen. De
volgende metingen werden gedaan:
- The Hopkins Symptom Checklist -37 for Adolescents: meet internaliserende stress, zoals
angst en depressive en externaliserend gedrag, zoals acting-out.
- The Stressful Life Events (SLE) checklist: meet het aantal en het type stressvolle
gebeurtenissen dat iemand heeft ervaren.
- The Reactions of Adolescents to Traumatic Stress (RATS): dit is een selfreport vragenlijst
ontwikkelt om metingen te doen naar posttraumatische stress reacties, zoals gedefinieerd in
de DSM-IV bij cultureel diverse adolescenten.
- The Child Behavioral Checklist Guardian Report: werd gebruikt om metingen van
gedrags- en emotionele problemen (via observatie door voogd) van AMA’s te
standaardiseren.
2