Tijd van ontdekkers en hervormers:
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
Het begin van de Europese expansie overzee.
De protestantse reformatie had splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg.
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Tijd van regenten en vorsten:
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
Het streven van vorst naar absolute macht.
De wetenschappelijke revolutie.
Tijd van pruiken en revoluties:
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek,
economie en sociale verhoudingen.
Het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven
(verlicht absolutisme).
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-
Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en
staatsburgerschap.
Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving.
kenmerkende aspecten 1