AANTEKENINGEN
IDENTITEIT EN DE
DIVERSE MENS
Abstract
Aantekeningen van alle hoorcolleges, screenshots van belangrijke slides en ingevulde
tabellen over overeenkomsten/verschillen tussen verschillende disciplines per hoorcollege
Taal: Nederlands
,Kennisclips
SP, organisatorisch
Kenmerken die jou anders maken dan anderen, maar hangt ook af van de groepen
waar je bij hoort. Waar wordt je geboren, ben je man of vrouw etc.
sociale identiteitstheorie.
Doelgroep: Veel groepen en categorieën
Methoden: organisatie met vragenlijsten en interviews, maar ook experimenten. Ook
basale processen in de hersenen en dagboekstudies.
Sterke punten: kijken naar interactie tussen mensen en omgeving.
Beperkingen: kleinschalige studies en niet erg representatief, het hele algemene
kijken over verschillende soorten groepen zijn ze niet goed in, en dus moet er
multidisciplinair worden gekeken.
Persoonlijkheid
Doelgroep: heel breed
Methoden: vragenlijst, maar beter interviews, smartphone onderzoek en observatie.
Zowel longitudinaal
Sterke punten: behandelt alles wat voor mensen relevant is, methodische expertise.
Beperkingen: breed en gelaagd, moeilijk om iets te concretiseren en daardoor
samenwerken met arbeid. Blinde vlek: focussen op individu en vragenlijsten.
Klinisch
Cultuur en sociale omgeving is ook erg belangrijk!
Doelgroep: veel klinische groepen en jongvolwassenen
Methoden: vaak vragenlijsten, ook interviews, experimenteel en observatie.
Sterke punten: individu, en context.
Beperkingen: kritisch op vragenlijsten, want het is allemaal erg abstract.
Functieleer
Doelgroep:
, Methoden: taken
Sterke punten: heel objectief, heel weinig invloed uitoefenen op de cognitieve
processen.
Beperkingen: gemakssteekproeven en voorzichtig bij de interpretatie
Hoorcollege 1
Persoonlijkheidsleer
College 1
Aspect Mogelijke common ground:
Discipline 1:
Discipline 2:
Persoonlijkheidsleer Developmental
psychopathology
1. Focus van
onderzoek Stabiele individuele
Ontwikkeling van Ontwikkeling van
verschillen tussen persoonlijkheidspathologie/pathol
psychopathologie, vaak
mensen en de maar zeker niet ogische trekken.
samenhang uitsluitend INT/EXT.
daartussen. Equifinality en Begrijpen van individuele
multifinality. verschillen
2. Populatie Hele levensloop. Ca. 0-24 jaar
Populatiecohorten & Beide kijken (ook) naar kinderen
klinische samples en jongeren.
Begrijpen van individuele
verschillen op
populatieniveau/grote groepen
, 3. Methode Bij voorkeur longitudinaal Verscheidenheid aan methoden,
aandacht voor mechanismen
Vaak zelfrapportage; Grootschalig, kleinere
factor analyse om samples én ESM
dimensies van
verschillen te Veel aandacht voor
onderscheiden, processen/mechanismen
profielanalyse om zoals moderatie en
clustering daarbinnen mediatie
te identificeren; steeds
meer ook fysiologisch
onderzoek, ESM
onderzoek,
longitudinaal
onderzoek.
SEM/growth
models/cross-lagged
modellen
4. Predictoren Genetische factoren Persoonlijkheid vaak de P in pxe
en omgevingsfactoren; Risico om psychopathologie te begrijpen.
fysiologische basis van (stress/trauma/opvoeding
persoonlijkheid; vaak In beide domeinen onderzoek
) én protectieve factoren
wordt persoonlijkheid naar ingrijpende gebeurtenissen
zélf ook als predictor (support)
als predictor
gebruikt (zie onder)
Onderscheid individuele
factoren vs environmental
Sekse verschillen
5. Afhankelijke Mate van Variabel én person-centered
variabelen psychopathologie
(continue) of stoornissen Focus op verklaring van klinische
uitkomsten
(dsm) / profielen/types
Uiteenlopende
uitkomsten, zoals
geschiktheid voor
baan, psychologische Verandering over tijd
gezondheid,
interpersoonlijke
matching
IDENTITEIT EN DE
DIVERSE MENS
Abstract
Aantekeningen van alle hoorcolleges, screenshots van belangrijke slides en ingevulde
tabellen over overeenkomsten/verschillen tussen verschillende disciplines per hoorcollege
Taal: Nederlands
,Kennisclips
SP, organisatorisch
Kenmerken die jou anders maken dan anderen, maar hangt ook af van de groepen
waar je bij hoort. Waar wordt je geboren, ben je man of vrouw etc.
sociale identiteitstheorie.
Doelgroep: Veel groepen en categorieën
Methoden: organisatie met vragenlijsten en interviews, maar ook experimenten. Ook
basale processen in de hersenen en dagboekstudies.
Sterke punten: kijken naar interactie tussen mensen en omgeving.
Beperkingen: kleinschalige studies en niet erg representatief, het hele algemene
kijken over verschillende soorten groepen zijn ze niet goed in, en dus moet er
multidisciplinair worden gekeken.
Persoonlijkheid
Doelgroep: heel breed
Methoden: vragenlijst, maar beter interviews, smartphone onderzoek en observatie.
Zowel longitudinaal
Sterke punten: behandelt alles wat voor mensen relevant is, methodische expertise.
Beperkingen: breed en gelaagd, moeilijk om iets te concretiseren en daardoor
samenwerken met arbeid. Blinde vlek: focussen op individu en vragenlijsten.
Klinisch
Cultuur en sociale omgeving is ook erg belangrijk!
Doelgroep: veel klinische groepen en jongvolwassenen
Methoden: vaak vragenlijsten, ook interviews, experimenteel en observatie.
Sterke punten: individu, en context.
Beperkingen: kritisch op vragenlijsten, want het is allemaal erg abstract.
Functieleer
Doelgroep:
, Methoden: taken
Sterke punten: heel objectief, heel weinig invloed uitoefenen op de cognitieve
processen.
Beperkingen: gemakssteekproeven en voorzichtig bij de interpretatie
Hoorcollege 1
Persoonlijkheidsleer
College 1
Aspect Mogelijke common ground:
Discipline 1:
Discipline 2:
Persoonlijkheidsleer Developmental
psychopathology
1. Focus van
onderzoek Stabiele individuele
Ontwikkeling van Ontwikkeling van
verschillen tussen persoonlijkheidspathologie/pathol
psychopathologie, vaak
mensen en de maar zeker niet ogische trekken.
samenhang uitsluitend INT/EXT.
daartussen. Equifinality en Begrijpen van individuele
multifinality. verschillen
2. Populatie Hele levensloop. Ca. 0-24 jaar
Populatiecohorten & Beide kijken (ook) naar kinderen
klinische samples en jongeren.
Begrijpen van individuele
verschillen op
populatieniveau/grote groepen
, 3. Methode Bij voorkeur longitudinaal Verscheidenheid aan methoden,
aandacht voor mechanismen
Vaak zelfrapportage; Grootschalig, kleinere
factor analyse om samples én ESM
dimensies van
verschillen te Veel aandacht voor
onderscheiden, processen/mechanismen
profielanalyse om zoals moderatie en
clustering daarbinnen mediatie
te identificeren; steeds
meer ook fysiologisch
onderzoek, ESM
onderzoek,
longitudinaal
onderzoek.
SEM/growth
models/cross-lagged
modellen
4. Predictoren Genetische factoren Persoonlijkheid vaak de P in pxe
en omgevingsfactoren; Risico om psychopathologie te begrijpen.
fysiologische basis van (stress/trauma/opvoeding
persoonlijkheid; vaak In beide domeinen onderzoek
) én protectieve factoren
wordt persoonlijkheid naar ingrijpende gebeurtenissen
zélf ook als predictor (support)
als predictor
gebruikt (zie onder)
Onderscheid individuele
factoren vs environmental
Sekse verschillen
5. Afhankelijke Mate van Variabel én person-centered
variabelen psychopathologie
(continue) of stoornissen Focus op verklaring van klinische
uitkomsten
(dsm) / profielen/types
Uiteenlopende
uitkomsten, zoals
geschiktheid voor
baan, psychologische Verandering over tijd
gezondheid,
interpersoonlijke
matching
