WERKGROEPVRAGEN WEEK 1: HOOFDLIJNEN
FAILLISSEMENT
Casus 1
Bij inleidend verzoekschrift van 21 maart 2016 verzoekt De Groot de rechtbank Midden-Nederland om
Kleinsma failliet te verklaren. In het verzoekschrift vermeldt De Groot dat Kleinsma verkeert in een
toestand van hebben opgehouden te betalen. Immers, Kleinsma laat na om €2.000.000 aan De Groot te
betalen, iets waartoe hij verplicht is op grond van een arbitraal vonnis. Bovendien laat hij ook na om een
tweede (opeisbare) vordering van De Groot van € 15.000 uit een eerdere koopovereenkomst te betalen.
a. Kan het faillissement worden uitgesproken?
Faillissement geschiedt bij verzoekschrift. Dit kan door een schuldeisers of op eigen aangifte. Er zijn
twee vereisten: pluraliteit van schuldeisers en summierlijk blijken dat de schuldenaar heeft opgehouden
te betalen. Er zijn hier twee vorderingen, maar één schuldeiser art. 1 jo. 6 Fw. HR 24 maart 2017 heeft
de HR geoordeeld dat wat is het doel van faillissement: het verdelen van het vermogen van de
schuldenaar onder de schuldeisers. Er moeten dus meerdere schuldeisers zijn.
Allereerst moet de schuldenaar in de toestand verkeren dat hij is opgehouden te betalen. Wanneer er
immers nog gewoon aan alle verplichtingen wordt voldaan, is een faillissement nergens voor nodig.
Vervolgens moet worden gekeken naar de verzoeker van het faillissement: heeft hij daadwerkelijk een
vordering op de schuldenaar en laat de schuldenaar die vordering ook onbetaald? Ten slotte moet er
sprake zijn meerdere schuldeisers waarvan de vorderingen onbetaald worden gelaten (‘pluraliteit van
schuldeisers’). De verzoeker van het faillissement moet dus op zoek naar iemand anders die ook een
vordering heeft: de verzoeker moet een zogenaamde ‘steunvordering’ hebben. Degene die de
steunvordering verschaft, hoeft niet in te stemmen met de faillissementsaanvraag.
Art. 6 lid 4 Fw De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van
feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft
opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
In casu is er sprake van een toestand waarin de schuldenaar is opgehouden met betalen. Het gaat
om een opeisbare vordering. Echter, is er geen sprake van meerdere schuldeisers of van een
steunvordering. Het faillissement kan dan ook niet worden uitgesproken ex art. 1 Fw.
Stel dat naast De Groot ook Bergsma een vordering heeft op Kleinsma van € 1000. Deze vordering
is (nog) niet opeisbaar. Bergsma vraagt het faillissement van Kleinsma aan.
b. Kan het faillissement worden uitgesproken?
Het moet om een steunvordering gaan en niet om een opeisbare vordering. Het faillissement kan nu wel
worden uitgesproken in de zin van art. 1 Fw. Er moet altijd één vordering opeisbaar zijn. In dit geval
vraagt Bergsma het faillissement aan. Hij moet dan ook een redelijk belang hebben. Zijn belang zou
kunnen zijn dat er straks als zijn vordering opeisbaar is, dat er dan geen verhaal meer is. Het arrest waarin
het belang naar voren komt is HR MTW/FNV; indien je geen belang hebt dan maak je misbruik van je
bevoegdheid.
Op zich hoeft er slechts summierlijk te blijken dat iemand in de toestand verkeert met opgehouden te
betalen, maar je moet altijd een redelijk belang hebt.
Voor de steunvordering wordt altijd de belastingdienst of het UWV ingeroepen. Zij zijn altijd bereid
om mee te werken.
1
FAILLISSEMENT
Casus 1
Bij inleidend verzoekschrift van 21 maart 2016 verzoekt De Groot de rechtbank Midden-Nederland om
Kleinsma failliet te verklaren. In het verzoekschrift vermeldt De Groot dat Kleinsma verkeert in een
toestand van hebben opgehouden te betalen. Immers, Kleinsma laat na om €2.000.000 aan De Groot te
betalen, iets waartoe hij verplicht is op grond van een arbitraal vonnis. Bovendien laat hij ook na om een
tweede (opeisbare) vordering van De Groot van € 15.000 uit een eerdere koopovereenkomst te betalen.
a. Kan het faillissement worden uitgesproken?
Faillissement geschiedt bij verzoekschrift. Dit kan door een schuldeisers of op eigen aangifte. Er zijn
twee vereisten: pluraliteit van schuldeisers en summierlijk blijken dat de schuldenaar heeft opgehouden
te betalen. Er zijn hier twee vorderingen, maar één schuldeiser art. 1 jo. 6 Fw. HR 24 maart 2017 heeft
de HR geoordeeld dat wat is het doel van faillissement: het verdelen van het vermogen van de
schuldenaar onder de schuldeisers. Er moeten dus meerdere schuldeisers zijn.
Allereerst moet de schuldenaar in de toestand verkeren dat hij is opgehouden te betalen. Wanneer er
immers nog gewoon aan alle verplichtingen wordt voldaan, is een faillissement nergens voor nodig.
Vervolgens moet worden gekeken naar de verzoeker van het faillissement: heeft hij daadwerkelijk een
vordering op de schuldenaar en laat de schuldenaar die vordering ook onbetaald? Ten slotte moet er
sprake zijn meerdere schuldeisers waarvan de vorderingen onbetaald worden gelaten (‘pluraliteit van
schuldeisers’). De verzoeker van het faillissement moet dus op zoek naar iemand anders die ook een
vordering heeft: de verzoeker moet een zogenaamde ‘steunvordering’ hebben. Degene die de
steunvordering verschaft, hoeft niet in te stemmen met de faillissementsaanvraag.
Art. 6 lid 4 Fw De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van
feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft
opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
In casu is er sprake van een toestand waarin de schuldenaar is opgehouden met betalen. Het gaat
om een opeisbare vordering. Echter, is er geen sprake van meerdere schuldeisers of van een
steunvordering. Het faillissement kan dan ook niet worden uitgesproken ex art. 1 Fw.
Stel dat naast De Groot ook Bergsma een vordering heeft op Kleinsma van € 1000. Deze vordering
is (nog) niet opeisbaar. Bergsma vraagt het faillissement van Kleinsma aan.
b. Kan het faillissement worden uitgesproken?
Het moet om een steunvordering gaan en niet om een opeisbare vordering. Het faillissement kan nu wel
worden uitgesproken in de zin van art. 1 Fw. Er moet altijd één vordering opeisbaar zijn. In dit geval
vraagt Bergsma het faillissement aan. Hij moet dan ook een redelijk belang hebben. Zijn belang zou
kunnen zijn dat er straks als zijn vordering opeisbaar is, dat er dan geen verhaal meer is. Het arrest waarin
het belang naar voren komt is HR MTW/FNV; indien je geen belang hebt dan maak je misbruik van je
bevoegdheid.
Op zich hoeft er slechts summierlijk te blijken dat iemand in de toestand verkeert met opgehouden te
betalen, maar je moet altijd een redelijk belang hebt.
Voor de steunvordering wordt altijd de belastingdienst of het UWV ingeroepen. Zij zijn altijd bereid
om mee te werken.
1