Opvoeding in migratiecontext
1. Opvoedingswaarden
Twee soorten culturen:
1. Individualistische culturen: Veel autonomie (zelfstandigheid), in hooggeïndustrialiseerde
westerse landen.
2. Collectivistische culturen: Conformiteit (aanpassen aan eisen van de omgeving), voornamelijk in
niet-westerse landen.
Conformiteit en autonomie
Na de migratie blijft conformiteit een belangrijke waarde. Het collectieve belang staat voorop,
waarbij de verhoudingen tussen man en vrouw en oud en jong hiërarchisch zijn. De overdracht van
collectivistische waarden is minder sterk als ouders meer aan autonomie hechten.
Toch voltrekt er zich onder jongeren én ouders een proces van individualisering: naarmate de tijd
verstrijkt verandert de invulling van familiewaarden. Autonomie is in opkomst. Het stijgende
opleidingsniveau en de generatie is van belang hierbij.
Contextuele variatie in waarden
De adolescenten moeten leren pendelen tussen uiteenlopende eisen en verwachtingen vanuit het
gezin, peers en andere kringen. De waardenvoorkeuren van adolescenten zijn sterk
situatieafhankelijk.
Alternatie: Jongeren hechten zich meer aan het behoud van ‘traditionele’ waarden binnen de
gezinscontext dan daarbuiten. Er ontstaat een dubbele loyaliteit en werkt gunstig op
schoolprestaties. Echter, hoe groter het verschil in waarden tussen de contexten, des te hoger scoren
de jongeren op agressie. Omdat zij tussen twee vuren zitten, zijn jongeren kwetsbaar.
Besmettingsangst: Allochtone ouders zijn het niet eens over de manier van opvoeden die plaatsvindt
in de Nederlandse samenleving. Het levert wantrouwen en antagonisme (felle tegenstellingen van
meningen) op.
2. Opvoedingspraktijken
Er heeft zich een enorme verandering voorgedaan in de ouder-kindrelatie: van autoritair naar
egalitair en van groepsgericht naar individualistisch. Daarnaast is er een afname van de regulerende
rol van personen in de sociale omgeving door middel van toezicht, controle en steun:
1. Controle
Bij allochtone opvoeders is er meer sprake van autoritaire controle van hun kinderen dan bij
autochtone opvoeders. Echter is dit opvoedingsgedrag minder eenduidig, want kinderen kennen
ook een zekere autonomie omdat ze veel zelf moeten uitzoeken. De mate van controle hangt af
van de migratiegeneratie, opleidingsniveau en het is ook contextafhankelijk van gedrag.
2. Toezicht
Gemiddeld genomen oefenen allochtone ouders minder toezicht op hun kinderen uit dan
autochtone ouders. De oudere generatie ziet sociale controle vanuit de informele kring als steun,
maar de jongere generatie wil de kinderen zelf actief begeleiden en volgen.
Disclosure: In de autoritaire opvoedingscontext is er sprake van restricties van de
bewegingsvrijheid en het letterlijk volgen van de gangen van het kind buitenshuis, terwijl het in
de autoritatieve benadering gaat om toezicht op afstand, door uitwisseling van informatie.
3. Steun
De aard van de steun kan verschillen: in allochtone gezinnen is steun minder persoonsgericht en
1. Opvoedingswaarden
Twee soorten culturen:
1. Individualistische culturen: Veel autonomie (zelfstandigheid), in hooggeïndustrialiseerde
westerse landen.
2. Collectivistische culturen: Conformiteit (aanpassen aan eisen van de omgeving), voornamelijk in
niet-westerse landen.
Conformiteit en autonomie
Na de migratie blijft conformiteit een belangrijke waarde. Het collectieve belang staat voorop,
waarbij de verhoudingen tussen man en vrouw en oud en jong hiërarchisch zijn. De overdracht van
collectivistische waarden is minder sterk als ouders meer aan autonomie hechten.
Toch voltrekt er zich onder jongeren én ouders een proces van individualisering: naarmate de tijd
verstrijkt verandert de invulling van familiewaarden. Autonomie is in opkomst. Het stijgende
opleidingsniveau en de generatie is van belang hierbij.
Contextuele variatie in waarden
De adolescenten moeten leren pendelen tussen uiteenlopende eisen en verwachtingen vanuit het
gezin, peers en andere kringen. De waardenvoorkeuren van adolescenten zijn sterk
situatieafhankelijk.
Alternatie: Jongeren hechten zich meer aan het behoud van ‘traditionele’ waarden binnen de
gezinscontext dan daarbuiten. Er ontstaat een dubbele loyaliteit en werkt gunstig op
schoolprestaties. Echter, hoe groter het verschil in waarden tussen de contexten, des te hoger scoren
de jongeren op agressie. Omdat zij tussen twee vuren zitten, zijn jongeren kwetsbaar.
Besmettingsangst: Allochtone ouders zijn het niet eens over de manier van opvoeden die plaatsvindt
in de Nederlandse samenleving. Het levert wantrouwen en antagonisme (felle tegenstellingen van
meningen) op.
2. Opvoedingspraktijken
Er heeft zich een enorme verandering voorgedaan in de ouder-kindrelatie: van autoritair naar
egalitair en van groepsgericht naar individualistisch. Daarnaast is er een afname van de regulerende
rol van personen in de sociale omgeving door middel van toezicht, controle en steun:
1. Controle
Bij allochtone opvoeders is er meer sprake van autoritaire controle van hun kinderen dan bij
autochtone opvoeders. Echter is dit opvoedingsgedrag minder eenduidig, want kinderen kennen
ook een zekere autonomie omdat ze veel zelf moeten uitzoeken. De mate van controle hangt af
van de migratiegeneratie, opleidingsniveau en het is ook contextafhankelijk van gedrag.
2. Toezicht
Gemiddeld genomen oefenen allochtone ouders minder toezicht op hun kinderen uit dan
autochtone ouders. De oudere generatie ziet sociale controle vanuit de informele kring als steun,
maar de jongere generatie wil de kinderen zelf actief begeleiden en volgen.
Disclosure: In de autoritaire opvoedingscontext is er sprake van restricties van de
bewegingsvrijheid en het letterlijk volgen van de gangen van het kind buitenshuis, terwijl het in
de autoritatieve benadering gaat om toezicht op afstand, door uitwisseling van informatie.
3. Steun
De aard van de steun kan verschillen: in allochtone gezinnen is steun minder persoonsgericht en